Plenair Koffeman bij behandeling Annuleren enkelefeitconstructie AWGB



Verslag van de vergadering van 3 maart 2015 (2014/2015 nr. 22)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.26 uur


De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter. Ik wil de indieners van het wetsvoorstel complimenteren met hun noeste arbeid, die heeft geleid tot de behandeling ervan in deze mogelijk afrondende fase.

Vandaag bespreken we de wet-Renkema. De wet verdient die naam, omdat Duran Renkema in 2011 door een vrijgemaakt-gereformeerde basisschool ontslagen werd om het blote feit dat hij homoseksueel is. Renkema was de eerste homoleraar die zijn ontslag via de rechter aanvocht. Voor we dieper ingaan op de wet, wil ik graag mijn begrip, medeleven en waardering uitspreken voor iedereen die in het dagelijks leven geconfronteerd wordt met uitingen van discriminatie op grond van ras, geloof, geaardheid, levensovertuiging of elke andere grond van discriminatie die wij in onze Grondwet verboden hebben.

Wanneer religieuze groepen afstand nemen van het discriminatieverbod op grond van voor hen hoger gezag, hebben we daar geen begrip voor wanneer dat afstand nemen vormen aanneemt zoals we op dit moment kunnen vaststellen in Syrië en Irak. Gelukkig gaat discriminatie van minderheden in ons land niet zover, maar in essentie komt het op hetzelfde neer: afwijzing van de ander, op grond van de eigen levensovertuiging die boven elke twijfel verheven lijkt. Mensen met een andere dan de heteroseksuele geaardheid voelen zich niet alleen vaak onbegrepen, maar worden vaak ook diep gegriefd door de wijze waarop ze afgewezen worden binnen de samenleving. Dat kan zijn door de wijze waarop hun geaardheid geduid of beoordeeld wordt als een afwijking die in aanmerking zou kunnen of moeten komen voor genezing, of door te wijzen op onthouding, maar in elk geval door te wijzen op verandering die indruist tegen die geaardheid.

Duran Renkema zei in 2014 in een interview in Trouw dat het aannemen van de wet in de Tweede Kamer voor hem het einde was van een spannende periode van drie jaar die diepe, positieve en negatieve sporen heeft nagelaten in zijn persoonlijk leven.

Hij heeft "een rotervaring opgedaan in het christelijk onderwijs". Ik heb zelf zeven jaar lesgegeven op christelijke scholen en meer dan eens gezien hoe homoseksuele collega's op een zeer onbehoorlijke manier werden bejegend tot ze vrijwillig weggingen of ontslagen werden. In veel gevallen waren het uitstekende docenten, die maar in één opzicht afweken van de ideale lijn: ze waren niet heteroseksueel. Veel docenten in het bijzonder onderwijs hebben te maken met onbegrip, geweld, discriminatie, het kwijtraken van hun baan en het terechtkomen in een isolement. Dat is de ervaring van Renkema en deze is zeer herkenbaar.

De Tweede Kamer heeft ingestemd met een wetsvoorstel dat ervoor zorgt dat scholen, maar ook andere instellingen of organisaties die gebaseerd zijn op een geloofsovertuiging, voortaan geen leraren mogen ontslaan of leerlingen mogen wegsturen vanwege het enkele feit dat ze homoseksueel zijn.

Het COC streed twintig jaar voor afschaffing van de zogeheten "enkelefeitconstructie". De echte doorbraak vond vier jaar geleden plaats, via het ontslag dat Renkema aanvocht. Dat er nooit eerder een ontslag is aangevochten op een orthodox-christelijke school, is niet omdat er geen andere gevallen zijn. "Er kan zó op je ingepraat worden. Dus blijven veel homo's onzichtbaar. Of ze laten zich wegpesten. Het is schandalig dat er zo mensen worden geloosd", zei Renkema bij de behandeling in de Tweede Kamer. Hij stelde zijn ontslag aan de kaak en het leverde hem het gelijk van de rechter en heel veel publiciteit op, en een enorm risico, omdat in tijden van Twitter, Facebook en Google de hele geschiedenis van zijn strijd vindbaar zal blijven voor ouders, docenten en leerlingen op toekomstige scholen. Als er ooit iemand uit de kast kwam met alle risico's van dien, is het Renkema en hij verdient daarvoor wat mijn fractie betreft grote waardering.

Duran Renkema vertrok ondanks zijn overwinning uiteindelijk toch bij de school in Oegstgeest en werkt nu op een andere christelijke basisschool. "Met een schone lei beginnen, dat zit er voor mij nooit meer in. Schoolbesturen, collega's, ouders: ze kunnen me allemaal googelen en lezen dan ook alle onzin die er geschreven is. Dat is toch een valse start. Die mensen moet je allemaal overtuigen. Maar inmiddels durf ik te zeggen dat 90% van de ouders me gewoon een goede leerkracht vindt."

Voor kinderen is een homoleraar helemaal geen issue, is de ervaring van Renkema. Die zijn puur en plakken geen labels. Ze maken hun eigen afwegingen. "Het gaat om de ouders. En of het schoolbestuur je steunt." Die steun heeft Renkema nu wel: van de school, en van de wet die wij vandaag bespreken en die daadwerkelijk kracht van wet kan krijgen wanneer wij besluiten dat het geloof van een werkgever niet zou moeten uitmaken voor het privéleven of de levensovertuiging, laat staan de geaardheid van een werknemer.

Verbiedt de wet een christelijke school om een openlijk homoseksuele docent te ontslaan? De enkelefeitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling werd lange tijd feitelijk niet rechterlijk getoetst. De vraag was: gaat een reformatorische school überhaupt buiten zijn boekje door een openlijk homoseksuele docent te ontslaan?

Vanuit het bijzonder onderwijs wordt gesteld dat de Commissie Gelijke Behandeling geen gezag heeft over het bijzonder onderwijs, en daarom geen bindende uitspraken doet. Een rechter mag rekening houden met die uitspraken, maar kan ze ook naast zich neerleggen, zoals het geval van een handen weigerende moslim laat zien. Als de werknemer wil procederen, moet dat in eerste instantie via een procedure bij een geschillencommissie, die vaak verplicht is voorgeschreven. Als een docent het ontslag uiteindelijk rechtens wil aanvechten, is de kantonrechter daarbij bevoegd. Die is doorgaans pragmatisch en dwingt partijen niet tot samenwerking als die samenwerking niet langer werkbaar lijkt.

De rechterlijke macht is daarbij niet eenduidig, wordt vanuit reformatorische kring aangevoerd. De kantonrechter in Almelo sprak zich eens uit over een samenwonende docent op een reformatorische basisschool. Zijn privéleven ging de werkgever niets aan, stelde de leerkracht. De school voerde aan dat een buitenechtelijke relatie niet uitsluitend in de privésfeer valt, gelet op de eigenheid van het onderwijs aan een reformatorische school, liggend in de eenheid van gezin, kerk en school. De kantonrechter kon dit "billijken" en ontsloeg. Een soortgelijke lijn volgde de kantonrechter in Amsterdam bij een islamitische school die zijn homoseksuele directeur wilde ontslaan. Aangenomen werd dat er geen werkbare relatie meer viel te onderhouden en dit leidde tot ontslag.

Op grond daarvan opperen schoolbestuurders uit orthodox christelijke kring het vermoeden dat een ontslag, gebaseerd op een levensovertuiging c.q. -wijze van een docent die in strijd is met de geloofsbelijdenis, niet kansloos zou hoeven te zijn. Vraag is hoe het dan zit met die enkelefeitconstructie. Een school mag toch niet ontslaan, of niet benoemen, op grond van het enkele feit dat iemand praktiserend homoseksueel is?

Vanuit bijzondere scholen wordt wel geopperd dat de Algemene wet gelijke behandeling in veel rechtspraak niet zo'n belangrijke rol lijkt in te nemen. Bovendien bestaan er scholen die geen vereniging zijn, maar zelfstandig onderdeel van een kerk waaraan zij verbonden zijn. Als een school uitgaat van één of meer kerken van hetzelfde verband, is het mogelijk om te opereren als onderdeel van die kerk of kerken. De Algemene wet gelijke behandeling is niet van toepassing op "rechtsverhoudingen binnen kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd". Op grond hiervan zou kunnen worden betoogd dat zo'n "kerkschool" buiten de Algemene wet gelijke behandeling valt. Mijn vraag aan de indieners is hoe zij aankijken tegen deze vluchtroute die binnen orthodoxe schoolbesturen op dit moment geopperd wordt in reformatorische media.

Als echter wél getoetst zou worden aan de Algemene wet gelijke behandeling, blijft de vraag of in een geval van een praktiserend homoseksuele leerkracht ontslag onmogelijk is. Kan het feit van een "verstoorde werkrelatie" worden aangevoerd als bijkomende omstandigheid in zichzelf? Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

De Algemene wet gelijke behandeling verbiedt ontslag wegens "enkele feiten", omdat dit direct onderscheid maakt. Daarop wordt als uitzondering toegelaten dat een instelling van bijzonder onderwijs "eisen stelt, die nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag". Deze uitzonderingsbepaling houdt verband met de vrijheid van onderwijs. Hoe beoordelen de indieners deze uitzonderingsgrond in relatie tot het wetsvoorstel?

Deze uitzonderingsmogelijkheid wordt weliswaar wettelijk ingeperkt door de regel dat zo'n eis ter verwezenlijking van de identiteit niet mag leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van homoseksuele gerichtheid. De Commissie Gelijke Behandeling heeft hiervoor criteria ontwikkeld: een beroep op de uitzonderingsbepaling is gegrond als de maatregel jegens de docent nodig is gelet op de grondslag én als het beleid consequent is. Mag uitgaand van consequent beleid van een school worden aangenomen dat een rechter aanneemt dat een ontslagmaatregel in lijn is met grondslag en doel?

De minister gaf destijds bij de behandeling van de Algemene wet gelijke behandeling in de Tweede Kamer aan dat het feit dat een homoseksuele leraar daadwerkelijk gaat samenwonen geen bijkomend feit is, maar samenhangt met de seksuele gerichtheid die wordt beschermd. Het kabinet heeft daarbij echter ook het volgende meegedeeld: "Maar wanneer er sprake is van meer dan dat enkele feit, als een leerkracht niet langer de overtuiging van de school draagt en uitdraagt, dan gaat het om iets anders, namelijk om het functioneren van die leerkracht in het verband van de betrokken school (...) Het gaat in deze om de opstelling van een leerkracht die zorgt voor twijfel over de vraag of deze leerkracht nog wel achter de grondslag van de school staat en of deze leerkracht nog wel langer in staat is om op een geloofwaardige wijze de grondslag van de school uit te dragen. Het gaat dus om gedragingen die voor de bijkomende omstandigheden zorgen en die zich dus naast het enkele feit voordoen, om gedragingen die afbreuk doen aan het functioneren van de leerkracht op een bepaalde school met een bepaalde opvatting." Hoe kijken de indieners en de minister naar deze uitspraak in relatie tot het voorliggende wetsvoorstel?

Het is alweer ruim twintig jaar geleden dat de Algemene wet gelijke behandeling is ingevoerd. Al die tijd heeft de enkelefeitconstructie tot veel onduidelijkheid geleid. We moeten vaststellen dat het wezenskenmerk van mensen, hun seksuele gerichtheid, niet relevant geacht zou moeten worden voor hun werk of hun kwaliteiten als docent. Als er een gegronde reden is voor ontslag, moet je iemand kunnen ontslaan. De seksuele gerichtheid heeft daar echter niets mee te maken en die moet daar dan ook buiten blijven. De enkelefeitconstructie is dus wat mijn fractie betreft nergens voor nodig.

De beraadslaging wordt geschorst.