Plenair Koffeman bij voortzetting behandeling Algemene Europese Beschouwingen



Verslag van de vergadering van 14 april 2015 (2014/2015 nr. 28)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 17.15 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter. Europa rafelt langs de randen. Griekenland kan onmogelijk voldoen aan de afbetaling van z'n schulden en dat geldt eigenlijk, zij het in iets mindere mate, ook voor andere zwakke Eurolanden. Het visumvrije regime dat de EU met Oekraïne voor dit jaar was overeengekomen, is zonder nader bericht uitgesteld of afgeblazen, in weerwil van alle mooie beloftes die westerse politici deden op het Maidan. De ingestorte economie, de burgeroorlog, de hete adem van Poetin en een miljoen oorlogsvluchtelingen hebben samenwerking kennelijk even iets minder aantrekkelijk gemaakt.

Geen wonder, want ook aan de eigen poorten vraagt het vluchtelingenprobleem alle aandacht. Afgelopen jaar meldden zich 600.000 asielzoekers bij de EU-lidstaten. Dat is nog maar het begin van wat ons te wachten staat, zo weten we allemaal. Honger, klimaatproblemen en geopolitieke conflicten zorgen ervoor dat het aantal vluchtelingen in snel tempo onbeheersbaar dreigt te worden, mede als gevolg van het kortetermijndenken dat niet alleen de Europese, maar ook de Nederlandse politiek beheerst. We weten dat conflicten steeds vaker ontstaan door voedselschaarste, voortvloeiend uit klimaat- en waterproblemen. De NAVO waarschuwt voor "wateroorlogen" en onderzoekers van Columbia University wijzen erop dat de Syrische burgeroorlog, een van de oorzaken van de huidige vluchtelingenstroom, feitelijk een klimaatoorlog is.

De Verenigde Naties waarschuwen ervoor dat door waterschaarste oogsten mislukken, ecosystemen instorten en gewelddadige conflicten over waterbronnen toenemen. Nu al hebben 750 miljoen mensen geen toegang tot schoon drinkwater. Volgens de VN zullen in 2025 bijna twee miljard mensen leven in landen of regio's met absolute waterschaarste en zal twee derde van de wereldbevolking te maken hebben met watertekorten. Het lijkt de EU nauwelijks te deren. Honger lijkt een "ver-van-ons-bord"-probleem, maar komt snel dichterbij. Wetenschappers verwachten dat er rond 2020 tientallen miljoenen klimaatvluchtelingen naar Europa zullen komen vanwege gebrek aan water en voedsel in hun eigen regio. Anders dan onze volle supermarkten doen vermoeden, verkeert onze voedselvoorziening in een zeer wankel evenwicht. In 2050 hebben we volgens de VN-landbouworganisatie 60% meer voedsel nodig om de groeiende wereldbevolking te voeden. Dat voedsel wordt tegelijkertijd fors duurder dan we nu gewend zijn. Met onze manier van leven hebben we een natuurlijke kringloop laten ontsporen. Het Europese landbouwbeleid vormt daar de belangrijke oorzaak van. Volgens het Nederlandse kabinet wordt 30% van het biodiversiteitsverlies veroorzaakt door de veehouderij, en we weten dat diezelfde veehouderij 40% meer broeikasgassen veroorzaakt dan alle verkeer en vervoer samen. En desondanks zet de EU in op meer veehouderij, meer export van vlees, zuivel en eieren en van bio-industriële systemen zoals megastallen en legbatterijen, zelfs als die in eigen land verboden zijn en zelfs wanneer Nederlandse boeren ermee stukgeconcurreerd worden: inmiddels stoppen in Nederland zeven agrarische bedrijven per dag.

Maar los van het rafelen van de randen van Europa en het rammelen aan de poorten van Europa door steeds meer door mensenhandelaren uitgebuite vluchtelingen is er een groter, substantiëler probleem dat we onder ogen moeten zien. Eén volk, één rijk, één munt is een lang gekoesterde droom die nooit in vervulling is gegaan. Julius Caesar, Karel de Grote, Karel de Vijfde, Napoleon en Hitler droomden er allemaal eerder van om van Europa één rijk te smeden uit de etnische, geografische, culturele en taalkundige lappendeken die gevormd wordt door tientallen Europese landen waarvan objectief vastgesteld kan worden dat ze in elk geval grote verschillen vertonen in economische ontwikkeling en veerkracht. Nu hoeft een droom die eerder niet uitkwam niet per definitie als onmogelijk beschouwd te worden, maar het invoeren van een gezamenlijke munt als het grootste monetaire experiment in de geschiedenis is een zeer roekeloze stap gebleken, waarvan de gevolgen nog steeds niet te overzien zijn.

Na 700 jaar een tamelijk stabiele gulden te hebben gehad, heeft Nederland zich samen met andere Europese landen uit overwegingen van politiek opportunisme gestort in een zeer onzeker avontuur van een gezamenlijk munt met landen waarmee we verder maar zeer beperkt iets gezamenlijk hebben. Is dat achteraf praten? Of was het te voorzien geweest?

We hadden het kunnen weten. De EU is een doolhof zonder nooduitgangen, de euro is een munt waar je niet meer vanaf kunt als je haar hebt ingevoerd. Dat is kort samengevat wat burgers in Nederland en andere Europese landen verteld wordt. Leer er maar mee leven, we moeten er maar het beste van maken en nu minder Europa niet tot de mogelijkheden behoort, moeten we maar kiezen voor meer Europa. Er wordt wel gezegd dat aan de rand van de afgrond de enige veilige stap een stap achteruit is, hooguit een pas op de plaats, maar de EU-forische partijen willen daar niets van weten.

André Szász, oud-directeur van De Nederlandsche Bank en belast met het internationale beleid, maakte zich al in de jaren '90 van de vorige eeuw grote zorgen. Meer dan dat, hij zag met lede ogen aan hoe de monetaire unie, die hij mee heeft helpen voorbereiden, speelbal is geworden van politieke compromissen. Szász zei nadat de euro geïntroduceerd was: "Zo hebben we het nooit bedoeld." Hij benadrukte dat politieke motieven en niet economische afwegingen de doorslag hebben gegeven bij de samensmelting van de munten in Europa. Voor een monetaire unie is een gemeenschappelijke munt absoluut niet nodig. Waarom dan toch de euro, met alle kosten die de inruil van munten met zich meebracht? Szász is daar tot op de dag van vandaag heel helder in: "Om duidelijk te maken dat er geen weg terug is. De euro heeft een symbolische betekenis. Als je de wisselkoersen onverbrekelijk aan elkaar koppelt en de munten volstrekt vrij inwisselbaar maakt dan impliceert dat een gezamenlijk monetair beleid en dan kun je in beginsel verschillende munten hebben." In Griekenland denken ze daar met heimwee aan terug.

Maar met die gezamenlijke munt geven we zonder merkbare onrust het zelfbeschikkingsrecht over ons geld op. Sluipenderwijs ontstaat een lotsgemeenschap in Europa waarvan de gevolgen nog niet te overzien zijn. Maar tot een publiek debat over deze stille revolutie wil het maar niet komen. Dat zijn niet mijn woorden, dat zei de ex-directeur van de Nederlandsche Bank in 1998 en zijn woorden worden steeds meer bewaarheid. Nog steeds doen regeringsleiders alsof hun neus bloedt, terwijl meer dan duidelijk is dat één munt voor alle lidstaten een onhoudbaar gegeven is.

Mag ik uit het verslag citeren dat NRC in 1998 optekende van de bijeenkomst in de Trêveszaal van 16 mei 1990: "Beduusd zaten enkele ministers aan de tafel van de Trêveszaal op het Binnenhof. Ze hadden net van de president van De Nederlandsche Bank gehoord hoe het ervoor stond met de invoering van de euro. Het trage tempo van de Duitse bondskanselier en de Franse president wekte groot onbehagen. Beseften de "politieke autoriteiten" wel waar ze mee bezig waren, vroeg minister-president Ruud Lubbers herhaaldelijk. "Ze hebben geen idee! Geen idee!" zei minister van Economische Zaken Koos Andriessen na afloop."

André Szász, die als directeur van De Nederlandsche Bank ook aan tafel zat,

weet het nog goed. "Iedereen was verrast. Ze leken voor het eerst te beseffen wat voor een vaart de zaak had. Ze schrokken zich een hoedje", zei Szász tien jaar later.

Helmut Kohl kreeg in februari 1996 voor zijn EU-propaganda een eredoctoraat van de Katholieke Universiteit te Leuven. In zijn dankrede zei hij: "Entweder der euro, oder Krieg". Dus we konden kiezen tussen de euro of weer een oorlog. Angela Merkel riep in dezelfde stijl uit: "Scheitert der euro, dann scheitert Europa". Als het misgaat met de euro, dan mislukt Europa.

Al in 1970 kwam de Luxemburgse oud-premier Pierre Werner met het idee van een Europese eenheidsmunt, die de Europese eenheid en economie zou bevorderen. Een van de grote voorstanders van die euro was de toenmalige bondskanselier Helmut Kohl. Vanaf die tijd werd de euro een soort heilig, religieus dogma. Als je er niet in geloofde, was je een ketter die meewerkte aan de ondergang van Europa. Als Nederland de euro niet accepteerde, dan zou ons land terugvallen naar het niveau van een ontwikkelingsland. Dan ging bij ons "het licht uit", zei onze toenmalige minister van Economische Zaken Laurens Jan Brinkhorst. Hij repte met geen woord over andere kleine landen die de euro afwezen, zoals Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, die evenwel nergens last van hadden en hebben.

We kunnen het vandaag over de Europese stand van zaken hebben, maar meer en meer degradeert ons parlement tot de provinciale staten van Europa. Caroline de Gruyter schreef afgelopen weekend in NRC over voormalig NAVO-secretaris-generaal Willy Claes, die gewaarschuwd heeft dat Europa geen Europees leger moet bouwen, wanneer er geen gemeenschappelijk Europees buitenlandbeleid is. Claes trok daarbij een parallel met de euro. Toen die kwam, zeiden velen: "Je kunt geen munt met zijn allen delen zonder dat je de economieën van de deelnemende landen in het gareel houdt. Anders vliegt er een uit de bocht, wat allen in gevaar brengt." Dus zou je een Europese economische regering nodig hebben, die zo nodig in geval van tekorten op nationaal niveau kan ingrijpen. En dat is niet te combineren met soevereiniteit. Dus eerst de euro en vervolgens het drukmiddel van een Europese economische regering.

Werkt het Europees bankentoezicht onvoldoende? Dan is de volgende stap een gecentraliseerd bankenbeleid met een Europees depositogarantiestelsel dat geen schim kan zijn van de garanties zoals we die in Nederland gewend waren. Eerst een Europees leger en vervolgens de gedwongen introductie van een Europees buitenlandbeleid, stapje voor stapje naar een volledige overdracht van onze soevereiniteit en autonomie, zonder dat zelfs de Grondwet daarvoor gewijzigd is, zonder dat daarover een serieus debat in het parlement is gevoerd. In de tussentijd houden wij ons onledig met het instellen van een staatscommissie over de toekomst van de Eerste Kamer. Who cares, we heffen onszelf in een steeds sneller tempo op als land!

En Europa is niet de grote reddingsboot, maar een rieten bootje op een steeds ruwer wordende zee, schreef chef opinie van de Volkskrant Arnout Brouwers afgelopen zaterdag in een zeer lezenswaardig artikel. Oplossingen voor de ongekende externe uitdagingen waar de EU-landen voor geplaatst worden, liggen niet direct in het verschiet. Politici, media en burgers richten zich daarom liever massaal op het management van onze neergang. Hoe verdelen we de steeds kleiner wordende taart, vraagt Brouwers zich af. We proberen er nog maar het beste van te maken, hoewel we zien dat het mislukte experiment van één volk, één rijk, één munt ons onomkeerbaar in problemen heeft gebracht.

Professor Dani Rodrik schetste de crisis afgelopen week in NRC als veel complexer dan de "luie, spilzieke zuiderlingen tegen de nijvere, spaarzame noorderlingen" als populistisch stereotype dat ook in Nederland veel gebezigd wordt. Rodrik spreekt in zijn net uitgekomen boek De Globaliseringsparadox over het politieke trilemma van de wereldeconomie. Economische globalisering, politieke democratie en de natiestaat zijn onverenigbaar. Hooguit twee van deze drie elementen kunnen naar zijn mening samengaan. Democratie is alleen verenigbaar met nationale soevereiniteit als we paal en perk stellen aan de globalisering. En als we naast globalisering ook de natiestaat willen behouden, zullen we de democratie volgens Rodrik moeten laten varen.

We zien dat waar worden in de eurozone. De economische en politieke problemen worden veroorzaakt door het feit dat de financiële integratie verder is gevorderd dan de politieke. Om de democratie te redden, is ofwel meer politieke integratie nodig of minder economische samenwerking. En dat is exact waar Europa geen keuzes in maakt. Dat maakt de huidige

Europese droom een EU-topie met onvoorspelbare gevolgen. Met vrijhandelsverdragen als TTIP zet Brussel de democratie binnen de EU nog verder onder druk. De democratie in Europa wordt uitgehold ten gevolge van verplichtingen die ontstaan door het afsluiten van vrijhandelsverdragen.

De Partij voor de Dieren vraagt zich af of het nu echt het allergrootste probleem van onze generatie is dat de toch al nietsontziende wereldvrijhandel nog een paar belemmeringen kent. Wij denken dat dit niet het geval is. Wij denken dat de grote problemen waar onze generatie voor staat, liggen op het gebied van het leefbaar houden van de aarde, van het in de greep krijgen van de klimaatveranderingen, omdat de opwarming van de aarde grote gevaren met zich meebrengt, niet in de laatste plaats voor de mensen in de ontwikkelingslanden die deze klimaatverandering niet hebben veroorzaakt. Het verontrustende verlies aan biodiversiteit — ons kritisch natuurlijk kapitaal — hebben we nog altijd niet weten te stoppen. Dat houdt allemaal verband met de agressieve handelspolitiek op voorspraak van de Europese Commissie.

Het doel van de EU is economische groei boven alles. Dat vertaalt zich dus in een agressieve handelspolitiek, die wordt bepaald door een niet-gekozen Europese Commissie, waarbij het bedrijfsleven een veel te dikke vinger in de pap heeft. Wie namens de burger nog iets voor het milieu wil doen, krijgt het deksel op de neus, want dat mag niet van Brussel. En straks, dankzij TTIP, verwordt de mantra "dat mag niet van Brussel" tot "dat mag niet van Washington". "Het naleven van internationaal afgesproken klimaatdoelen mag alleen nog als dat niet handelsbelemmerend zal werken.

Tegenover kritische burgers beweert het kabinet steeds dat Europa zich alleen nog maar mag bemoeien met zaken waarmee het zich echt moet bemoeien, maar dat zijn dus deze zaken. Die kun je niet laten bepalen door het bedrijfsleven, dat de milieuafspraken die er zijn, fors heeft beïnvloed, waardoor een Europese lidstaat die iets wil doen voor het milieu, rekening moet houden met de belangen van het bedrijfsleven.

We zien het met de voortgaande bijensterfte. De Tweede Kamer heeft gezegd dat gevaarlijke landbouwgiffen van de markt moeten, terwijl dit volgens de Europese regels alleen maar kan als het bedrijfsleven daar niet te veel last van heeft. Dat gaat niet goed samen.

Die weg moeten we stoppen. Wat de Partij voor de Dieren betreft, kunnen we Europa zeggen dat verdere onderhandelingen over TTIP niet nodig zijn. En partijen die nog wel zouden willen bekijken wat de uitkomsten daarvan zijn, zouden we willen vragen om duidelijke voorwaarden te stellen, zoals we hebben gezien bij de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer en in iets mindere mate bij de Partij van de Arbeid in de Eerste Kamer. D66 probeert ook een beetje in die richting te bewegen: als die afspraken ten koste gaan van de democratie, van onze beleidsvrijheid om dingen te doen voor natuur, milieu en dierenwelzijn en voor bijvoorbeeld het beschermen van onze eigen landbouw, dan zeggen ze "nee". Ik hoor graag van de minister wat de positie van het kabinet is ten aanzien van TTIP na de veranderde houding van de Partij van de Arbeid.