Plenair Diederik van Dijk bij behandeling Begroting Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 15 december 2015 (2015/2016 nr. 13)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.32 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Voorzitter. Er was eens een zigeuner. En die zigeuner wilde gaan biechten. De priester vertrouwde het niet zo en dus vroeg hij hem of hij Gods geboden wel kon opnoemen. Waarop de zigeuner antwoordde: "Nou ja, mijnheer, ik zou die wel uit mijn hoofd gaan leren, maar ik hoorde via de tamtam dat ze binnenkort worden afgeschaft."

Dit verhaaltje wordt aangehaald in het recentelijk opnieuw vertaalde boek van José Ortéga y Gasset, De opstand van de massamens. Nu de Tweede Kamer voor ons al een aantal concrete knelpunten op het terrein van Justitie heeft opgelost, wilde ik kort voortborduren op dit verhaaltje en daarmee tevens voorkomen dat ik al te zeer in herhaling verval ten opzichte van punten die voorgaande sprekers hebben gemaakt.

De Eerste Kamer sprak vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling over de democratische rechtsstaat en over hoe belangrijk de toegang tot het recht is. Maar daaraan gaat een nog belangrijker vraag vooraf, namelijk de vraag wat de vooronderstellingen van onze democratische rechtsstaat zijn. Wat schraagt die democratische rechtsstaat? Wat geeft hem inhoud? Dan gaat het niet allereerst over de hoogte van griffierechten, het aantal rechtbanken, gesubsidieerde rechtsbijstand, zorgvuldige procedures of representativiteit. Dan gaat het over de vraag welke mensen die rechtsstaat vorm moeten geven. Hoe staan zij in het leven, met welke waarden, normen en idealen? Welke opvoeding hebben zij genoten? Door welk moreel kompas laten zij zich leiden?

De zigeuner uit het verhaaltje vertelt over het afschaffen van Gods geboden.

Dat is, puur feitelijk gezien, wat de afgelopen decennia in Nederland of breder in West-Europa heeft plaatsgevonden. Veel christelijke waarden en normen zijn min of meer weggewuifd, ook uit het publieke leven. Niet omdat er zich iets beters aandiende. De vroegere waarden en normen zijn teruggedrongen zonder dat er een andere moraal aan de horizon is verschenen. Dat heeft bij veel mensen tot opluchting geleid. Weg met wat herinnert aan een christelijk verleden en aan het gezag van de kerk! Weg met al die verplichtingen en voorgeschreven normen. Eerlijk is eerlijk, die opluchting is soms nog te begrijpen ook.

Hoewel … Oud-senator Hans Hillen schrijft in zijn recente boek "God vergeten" terecht dat de overheid inmiddels meer regels heeft gemaakt dan de kerk ooit heeft gehad. In die zin komt de vrijheidszoekende burger van een koude kermis thuis. Nu de fase van opluchting achter ons ligt, mag misschien wel de vraag worden gesteld: hoe nu verder? Is de huidige moraal niet vooral een negatieve moraal, het spiegelbeeld van de oorspronkelijke christelijke moraal? Restanten die herinneren aan het christelijk verleden, zijn vervangen door hun tegenpolen. Dan denk ik aan de bescherming van het leven, de bescherming van wat heilig is, het huwelijk, de seksuele moraal of de plaats van de zondag.

We herinneren ons dat zelfs een verwijzing naar het onmiskenbaar en onloochenbaar christelijk verleden in de concept-EU-grondwet taboe was. We hebben ons gericht op een nieuwe cultuur die schitterend lijkt, maar heeft zij wel wortels? Deze nieuwe, achristelijke cultuur teert en parasiteert immers op de oude beschaving die tegelijkertijd wordt verworpen. Hoe lang gaat dat goed? Is onze democratische rechtsstaat denkbaar zonder christelijke moraal?

Gasset schrijft over de opstand van de massamens, een opstand tegen de culturele, politieke en morele standaarden uit het verleden. Begrijp mij goed, die massamensen zijn zeker geen wilde horden. Zij zijn nette, intelligente mensen die zich niet willen conformeren aan welke specifieke moraal dan ook. Zij zijn mensen die talloze rechten opeisen, maar die weinig verplichtingen willen hebben. Zij hebben geen vertrouwen in een god en evenmin in een hogere autoriteit buiten henzelf. Deze mensen hebben geen eerbied voor de geschiedenis of voor beproefde instituties. Zij worden gedreven door een verlangen naar vrijheid en gelijkheid. Ze zijn echter ook zo vrij en ongebonden dat ze zich leeg weten, schrijft Gasset. Ze zijn meester van alle dingen, maar ze zijn geen meester van zichzelf. Deze mensen missen richting en zingeving. Gasset schrijft in die onheilspellende jaren dertig van de twintigste eeuw waartoe die leegte van de massamens zal leiden. Ik citeer zijn woorden: "Spoedig zal een overweldigende schreeuw opklinken, smekend om iets of iemand die de leiding neemt, die een opdracht, bezigheid of verplichting kan opleggen." Het bleken helaas profetische woorden te zijn.

De klassieken leren al dat een democratie kan omslaan naar een ochlocratie, waarin de samenleving wordt geregeerd door de massamens en chaos op de loer ligt. De huidige oproepen tot bindende referenda zijn een teken aan de wand, evenals de verslaving van karakterloze politici aan kiezersonderzoeken en opiniepeilingen. Gasset waarschuwt voor de opkomst van de hyperdemocratie en voor politici die van alles beloven, zonder dat ze dit kunnen waarmaken. Vervolgens is het volgens hem slechts een kleine stap voordat de roep klinkt om een sterke man die wel orde op zaken stelt. "Er is wieder da."

Dit brengt mij bij mijn vraag aan de minister. Zoals gezegd hebben die christelijke normatieve principes afgedaan. Maar welke principes schragen nu onze democratische rechtsstaat? Welke morele code draagt onze democratie? Is dat niet een zorg voor de minister? Het is opvallend dat iemand als bondskanselier Merkel wel uitdrukkelijk de Duitse bevolking opriep om wat vaker naar de kerk te gaan en de Bijbel te lezen, om te staan voor de christelijke traditie en cultuur. Blijkbaar is het ook mogelijk om vanuit de politiek zo'n oproep te doen. Vindt de minister het niet aanstekelijk om zo'n oproep te doen en is hij bereid om als verantwoordelijk bewindspersoon voor de relatie met de kerken hierover eens met de kerken door te spreken? Als onze rechtsstaat van binnenuit wordt bedreigd of dit gebeurt door een radicale ideologie van buitenaf, vraag ik mij af welke samenbindende en bezielende invloed dan kan uitgaan van het louter seculiere levensideaal dat zijn hoogste waarde lijkt te vinden in een vrije seksuele moraal en een onbeperkt recht tot kwetsen. Ik hoop oprecht dat de minister meer kan noemen dan concert- of terrasbezoek.

Ik maak een paar concrete opmerkingen over de voorliggende begroting. De begroting die op Prinsjesdag is gepresenteerd, was onvoldragen. Dat is opvallend, omdat eigenlijk voor iedereen duidelijk was dat het budget voor veiligheid te laag was. De SGP vindt het een belangrijke stap dat de begroting is gewijzigd. Wel blijft staan dat onduidelijk is of we komend jaar wel vooruit kunnen met deze begroting. De Tweede Kamer heeft moties aangenomen over de primaire taken van de politie, de noodzaak van voldoende budget voor de rechtbanken en over extra budget voor het Openbaar Ministerie voor onder andere terrorismebestrijding. Die moties maken duidelijk dat er binnenkort weer een wijziging komt, namelijk bij de Voorjaarsnota. Waarom komt de minister niet ineens met de noodzakelijke reparatie? De SGP krijgt de indruk dat er te weinig inzicht is in wat nu werkelijk nodig is voor de veiligheid en voor het behoud van onze rechtsstaat. Deels is dit een gevolg van niet goed te kwantificeren taken, bijvoorbeeld bij de politie. Deels heeft dit te maken met politieke afwegingen: vind je dat er een rechtbank dicht bij de burger mag zijn, of dat die er ook op grotere afstand mag zijn?

Graag willen wij in ieder geval dat de minister toezegt dat hij bij de Voorjaarsnota ook heldere rapporten voegt die duidelijk maken wat de dreiging van terrorisme en de gevolgen van de grote toestroom van asielzoekers precies voor gevolgen hebben voor het gewone werk van politie, justitie en rechterlijke macht. Dan kunnen wij, leden van de Eerste Kamer, duidelijk krijgen of de budgetten inderdaad afgestemd zijn op de taken.