Plenair Hartog bij behandeling Begroting Buitenlandse Zaken 2024



Verslag van de vergadering van 18 juni 2024 (2023/2024 nr. 36)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 10.29 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Hartog i (Volt):

Dank u wel, voorzitter. Wij behandelen vandaag de begrotingsstaat van Buitenlandse Zaken. De Voltfractie is geen groot voorstander van een plenaire behandeling van begrotingsstaten en is zich ook bewust van het moment waarop dit debat plaatsvindt. Het zou zomaar eens het allerlaatste plenaire debat van deze minister kunnen zijn. Oorspronkelijk hadden we voor vandaag de Algemene Europese Beschouwingen gepland, maar vanwege de nationale agenda is besloten dit jaar de Europese Unie op een andere manier te bespreken. Er zijn om die reden twee onderwerpen die mijn fractie vandaag graag aan de orde zou willen stellen. Over beide heeft ook al schriftelijk overleg plaatsgevonden. Het demissionaire kabinet heeft aangegeven dat het op internationale dossiers blijft handelen, en dat is terecht. De wereld, en ook de Europese Unie, staat niet stil om een nieuwe Nederlandse regeringsploeg af te wachten. Mijn eerste onderwerp vandaag gaat over de rechtmatigheid van hoe de Europese Unie is vertegenwoordigd in internationale organisaties en mijn tweede onderwerp is de democratische controle op de binnenkort vast te stellen strategische agenda van de EU, een soort Europees hoofdlijnenakkoord.

Voorzitter. De Staat van de Europese Unie 2024 spreekt op verschillende momenten over de geopolitieke situatie waarin wij ons nu bevinden. In een van die paragrafen zegt het kabinet: "In het huidige tijdsgewricht zal de EU geopolitiek volwassen moeten worden en een sterke positie moeten innemen op het wereldtoneel." In de volgende paragraaf gaat het kabinet dan direct in op de benodigde verbeteringen in het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Er zijn veel kritische noten te kraken over het EU-buitenlandbeleid en het gezamenlijke veiligheidsbeleid. Met het verdeelde stemgedrag in de VN over bijvoorbeeld Palestina en de moeite die het kost om duidelijke steun aan Oekraïne te geven, word ik daar niet heel vrolijk van. Mijn fractie stelt geen vragen bij de kwaliteit en competentie van de Europese Dienst voor Extern Optreden. Wel zien we een sterke overlapping met het werk dat gedaan wordt op nationale ministeries, ook budgettair. In hoeverre ziet de minister synergie tussen de twee diensten? In hoeverre kan het Nederlandse ministerie uitgaven besparen omdat taken al op Europees niveau worden uitgevoerd? En in hoeverre is dit omgekeerd het geval?

Toch wil ik mij vandaag niet richten op het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en de benodigde verdrags- en uitvoeringsveranderingen. Ik wil mij beperken tot een onderwerp waarop het kabinet, via deze minister, vandaag en zonder verdragswijzigingen, zelf stappen zou kunnen zetten. Die stappen zouden ook, zij het zeer beperkt, invloed kunnen hebben op de begroting, misschien niet op de begroting van de minister zelf, maar wel op die van collega's.

In mijn eerste onderwerp wil ik mij vandaag richten op het opereren van de EU binnen internationale organisaties, veelal binnen de VN. Deze bespreken vaak technische zaken op het gebied van telecommunicatie, landbouw of vervoer. Deze raken direct aan het EU-beleid in wat we vroeger "de eerste pijler" noemden. Ik stel daarom sommige collega's direct gerust: ik vraag vandaag niet om méér Europa, maar om het correct uitvoeren van het EU-verdrag op een van de kerntaken van de EU, het economisch verkeer. Dit onderwerp klinkt slaapwekkend en dat is het ook, heel vaak. Maar dat betekent niet dat wij ons in slaap moeten laten sussen, zoals een aantal van onze grote internationale partners dat graag zouden zien.

Het gaat hier bijvoorbeeld om te gebruiken standaarden en operationele afspraken voor interoperabiliteit. Het gaat om het internationaal afstemmen van regelgeving. Dit zijn geopolitiek zeer relevante zaken. Dit zijn ook zaken waarin de Europese Unie een sterke positie zou kunnen hebben, via wat vaak "het effect van Brussel" wordt genoemd. De beslissingen worden meestal niet op hoog niveau genomen en zijn dan ook vaak niet erg zichtbaar. Ze kunnen wel politiek en economisch een enorme impact hebben. Onze fractie heeft hierover schriftelijke vragen gesteld en in de commissie BDO/EUZA hebben we hierover een technische briefing gehad. Ik wil via de minister de ambtenaren bedanken voor de duidelijkheid die zij hebben verschaft. In juridisch specifieke termen — ik ben zelf geen jurist, maar sommigen vinden dat leuk — spreek ik hier over de uitvoering van artikel 218, paragraaf 9 van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Via dit artikel geeft de Raad van Ministers de EU-vertegenwoordigers een mandaat om binnen internationale organisaties besluiten te nemen die raken aan EU-beleid of EU-wetgeving. In het antwoord van een van onze vragen stelt het kabinet onomwonden dat "de Commissie zorgt voor de externe vertegenwoordiging van de EU". Dat is duidelijk en simpel.

De realiteit is echter weerbarstig. In een ander antwoord geeft het kabinet aan dat dit verdragsrechtelijk vastgelegde principe zogenaamd helaas niet mogelijk is, vanwege interne regels van betreffende organisaties. Daarom kiest de Raad van Ministers vaak voor een oplossing waarbij de lidstaten gezamenlijk de EU zouden moeten vertegenwoordigen. De Voltfractie is het hiermee fundamenteel oneens en naar onze overtuiging is een dergelijke positie zelfs niet rechtmatig. Het is ook om die reden dat mijn fractie het hier in de Eerste Kamer aan de orde wil stellen.

Het kabinet en de Voltfractie vinden elkaar, denk ik, in een oer-Hollands gezegde: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Echter gaan we daarbij verschillende kanten op. Het kabinet zegt: wij kiezen een nauwe interpretatie van de regels van de organisaties en zetten het EU-verdrag opzij. De Voltfractie zegt: er is ruimte binnen de regels van internationale organisaties om het EU-verdrag na te leven. De Voltfractie stelt de regering voor in het vervolg bij het vaststellen van een EU-mandaat uit te gaan van een 1-27-1-beleid. Wat bedoel ik daarmee? In tijden van voetbalkampioenschappen moet je een beetje de posities bepalen. Wij willen dat de Europese Unie met één stem spreekt, 27 stemmen uitbrengt en opereert als één team. Het enige wat hiervoor moet worden gedaan, is simpelweg de deelnemende ambtenaren van de Commissie opnemen in een van de nationale delegaties, naast de eigen EU-delegatie. Het zou in de ogen van mijn fractie ook goed zijn de nationale ambtenaren in de EU-delegatie op te nemen, maar daar gaan wij hier niet over.

Is dit ook uitvoerbaar? Dat is een tweede reden voor bespreking in deze Kamer. Vanuit de technische briefing stel ik een aantal punten vast. Ten eerste. Het lidmaatschap van internationale organisaties varieert van alleen het EU-lidmaatschap met uitsluiting van lidstaten tot lidmaatschap van lidstaten met uitsluiting van de EU. Ik hoop dat u het nog kunt volgen. Ten tweede. Lidmaatschap, spreekrecht en spreekmogelijkheid zijn verschillende dingen. Ten derde. Ieder lid van een organisatie mag de eigen delegatie samenstellen. Hierop gebaseerd stelt mijn fractie dus simpelweg voor om de bepalingen van het EU-verdrag uit te voeren door een Commissieambtenaar vanuit een lidstaatdelegatie het woord te laten voeren. Dat is misschien onorthodox, maar wel mogelijk en zelfs eerder gedaan, formeel en informeel. Het voorkomt overtreding van het EU-verdrag. Ik weet ook uit de praktijk dat dit uitvoerbaar is. Ik ben in het verleden als Commissieambtenaar lid geweest van onder andere de Deense, de Belgische en de Cypriotische delegatie.

Voorzitter. Dan het cijfer 27. Tussen de juristen van Commissie, Raad en lidstaat is er vaak discussie over de vraag of de EU van een organisatie lid moet zijn, of de lidstaat, of beide. Daarbij gaan zij uit van een zekere exclusiviteit of een competentieverdeling. De Voltfractie pleit voor een werkelijkheidspolitiek, in het Duits Realpolitik genoemd. De EU moet er altijd de voorkeur aan geven om 27 stemmen te kunnen uitbrengen. Dat geeft ons zes keer meer stemrecht dan alle niet-EU permanente leden van de Veiligheidsraad bij elkaar. Zelfs bij besluiten met consensus helpt het te weten dat je eventueel 27 gelijkluidende stemmen kan uitbrengen.

Tot slot de referentie aan het vormen van één team. Bij exclusieve competentie van de EU onderhandelt de Europese Commissie vaak alleen met het team van Commissieambtenaren en koppelen ze daarna aan de lidstaten terug. In de huidige praktijk, waarbij de lidstaten de EU vertegenwoordigen, vormen ze hun eigen onderhandelingsteams en coördineren ze formeel of informeel met andere teams. De Voltfractie wenst dat die ene stem van de EU wordt uitgedragen door een hecht team van Commissieambtenaren en nationale ambtenaren samen. Om de EU geopolitiek relevant te maken, moeten Commissie en lidstaten als één team opereren.

Voorzitter. Ik had deze lange inleiding nodig om mijn vragen aan het kabinet te verduidelijken. Ons 1-27-1-beleid zal in kleine stapjes moeten worden verwezenlijkt. Het zou de minister sieren als zij twee toezeggingen aan de Kamer zou willen doen. Is de minister bereid om in overleg met de Europese Commissie te treden om een langetermijnvisie en -strategie voor de EU op dit punt te formuleren? Bij de technische briefing gebruikten wij het voorbeeld van de internationale telecommunicatie, die ik ook uit het verleden goed ken. Is het kabinet bereid om bij de komende World Radio Conference de ambtenaren van de Europese Commissie een plaats in de Nederlandse delegatie aan te bieden? Dit zijn in mijn ogen kleine stapjes, maar wel in de goede richting naar een echte geopolitieke Europese Unie.

Dan heb ik nog de vraag of het kabinet een ontwikkeling ziet op de terreinen waarop de EU een gemeenschappelijke positie moet bepalen. In de technische briefing kwam, in mijn simpele woorden, naar voren dat de EU extern bevoegd is op terreinen waar ze intern haar bevoegdheid heeft uitgeoefend. Als ik dan kijk naar bijvoorbeeld wetgeving op het gebied van telecommunicatie, zie ik recent een Digital Market Act, Digital Services Act, Cybersecurity Act en AI Act. Hoe verandert dit de externe bevoegdheden van de EU? Kan de minister aangeven hoe de Commissie hierin haar rol heeft gepakt?

Mijn tweede onderwerp gaat over transparantie en democratische controle binnen de EU. Dit onderwerp is kritiek in de tijd. De strategische agenda wordt binnen de komende twee weken door de Europese Raad vastgesteld. We hebben daar vanuit deze Kamer ook vragen over gesteld. We hebben de antwoorden op die vragen onlangs mogen ontvangen en ik dank de minister en haar team daarvoor. Ik wil wel een aantal aspecten uit de brief van de minister naar voren halen. De minister geeft aan dat het kabinet nog op het concept-document wacht, terwijl het in twee weken wordt goedgekeurd. Mijn vraag aan de minister is of dit nog steeds het geval is.

Het document zal de algemene beleidslijnen en de politieke prioriteiten bepalen en de nieuwe Commissie moet zich rekenschap geven van deze agenda bij het vaststellen van de politieke prioriteiten van haar mandaat, volgens de brief van de minister. Eventuele bewoordingen die financiële raakvlakken hebben, zullen naar verwachting een richtinggevend en niet-operationeel karakter hebben. Dit zijn citaten uit de brieven die wij hebben mogen ontvangen. Voor wat betreft de vragen over de democratische controle verwijst de minister naar de controle van het Europees Parlement op de Europese Commissie en de behandeling van Commissievoorstellen in de Kamers. De Tweede Kamer heeft voorafgaand aan de komende Europese Raad een debat met de minister-president zonder het document te kennen. Verder kunnen de Kamers het document behandelen als de minister de uitkomsten rapporteert. De conclusie van de Voltfractie kan niet anders zijn dan dat dit belangrijke richtinggevende Europese hoofdlijnenakkoord wordt vastgesteld zonder directe democratische controle en zonder zicht op de budgettaire gevolgen ervan. Dat is verontrustend. Natuurlijk kunnen de Kamers net als alle andere nationale parlementen het document na afloop bespreken. Dit verandert de uitkomst echter niet.

Voorzitter. Mijn fractie wil de vaststelling van de EU-strategische agenda niet vertragen en is ook niet op zoek naar een Deens model van parlementaire goedkeuring. Wij zouden het wel op prijs stellen indien de minister-president in de Europese Raad de mogelijkheid afdwingt om in het najaar, na overleg met met name de Tweede Kamer, het document opnieuw te bespreken en eventueel aan te passen. Natuurlijk geldt ook bij die aanpassing dan unanimiteit. Ik stel dus een soort ad-referendumformule voor, die internationaal niet ongebruikelijk is. Dit instrument wordt vaak gebruikt als bekend is dat onderhandelingsresultaten nog naar de achterban moeten worden teruggekoppeld, in bijvoorbeeld de handelspolitiek. Ik overweeg een motie hierover. Mijn vraag is of het kabinet bereid is om in de Europese Raad de strategische agenda alleen ad referendum te aanvaarden in de zin zoals ik die heb beschreven.

Voorzitter, ik kijk uit naar de beantwoording van de vragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.