Plenair Holterhues bij behandeling Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000



Verslag van de vergadering van 9 juli 2024 (2023/2024 nr. 38)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 9.35 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Holterhues i (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. Allereerst felicitaties aan het nieuwe kabinet. De fractie van de ChristenUnie wenst het kabinet wijsheid en zegen toe bij de vele grote en complexe dossiers die spelen in Nederland en die ons inziens niet opgelost kunnen worden met oneliners.

Voorzitter. Wanneer in een wet het woord "vreemdeling" staat, zoals in de Wet aanscherping openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen, wordt in ons gepolariseerde land bijna als vanzelf gedacht aan asielzoekers. Laat mijn fractie vooropstellen dat de minister ons aan haar zijde zal vinden wanneer het gaat om het heel stevig aanpakken van overlastgevende asielzoekers en veiligelanders. Dat betreft overigens een heel klein gedeelte van de totale groep asielzoekers, en die maakt weer gemiddeld slechts 10% uit van de totale instroom aan migranten. Vandaag is dat niet aan de orde. De wet die wij vandaag bespreken, gaat niet over asielzoekers. Deze wetswijziging betreft meerderjarige vreemdelingen die hier geboren zijn of die hier voor hun 4de jaar zijn komen wonen. Het is een subgroep tweede generatie migranten in Nederland. In totaal gaat het om zo'n 5.000 à 6.000 personen.

Uit de toelichting en de beantwoording van de vragen in de schriftelijke ronde begrijpt mijn fractie dat de voorgestelde wetswijziging een dubbel doel dient: het beschermen van de openbare orde en het consistent of consistenter maken van wetgeving. Op zichzelf zijn dat behartigenswaardige doelen, die mijn fractie steunt. Om deze doelen te bereiken stelt de minister voor om de bijzondere positie van vreemdelingen die in Nederland zijn geboren of die voor hun 4de jaar naar Nederland zijn gekomen, grotendeels op te heffen. De laatste zin van artikel 21, lid 4, van de huidige Vreemdelingenwet waarin deze bijzondere positie wordt gewaarborgd, wordt aangepast. Daarmee wordt de mogelijkheid vergroot om de aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd van een migrant uit deze groep af te wijzen.

Voorzitter. Mijn fractie vraagt zich af of deze voorgestelde wetswijziging inderdaad de openbare orde belangrijk zal versterken. Dit wetsvoorstel gaat over vreemdelingen die meerderjarig zijn en al voor hun vierde verjaardag in Nederland arriveerden of hier zelfs geboren zijn. Het gaat in deze gevallen dus om vreemdelingen die in Nederland zijn ontspoord en zijn veroordeeld voor strafbare feiten. De geschonden rechtsorde is hersteld door de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. In het voorstel gaat het dus om jongeren die na het plegen van een misdrijf hun straf hebben uitgezeten. Zijn dat dan nog steeds criminelen? Hier wordt gesuggereerd dat iemand zijn leven lang crimineel blijft en zo beschouwd moet worden, terwijl een belangrijk kenmerk van onze rechtsstaat is dat iemand die een misdrijf heeft begaan en zijn of haar straf heeft uitgezeten, weer een burger als ieder mag zijn. Graag een heldere reactie hierop van de minister.

Ter ondersteuning van het wetsvoorstel stelt het kabinet in de nota naar aanleiding van het verslag: "Het uitgangspunt is dat Nederland veiliger wordt als criminelen Nederland verlaten." Is het niet principieel juister om deze in Nederland opgegroeide vreemdelingen na hun straf in Nederland te laten re-integreren in de maatschappij, waarbij het voorkomen van recidive uiteraard het doel moet zijn? Hoe verhoudt zich dit met artikel 1 van onze Grondwet, die zegt dat allen die zich in Nederland bevinden in gelijke gevallen gelijk worden behandeld? Graag een reactie van de minister in dezen.

Voorzitter. Voorts is het voor mijn fractie onduidelijk welk probleem hier nu eigenlijk wordt opgelost. Het is onduidelijk om hoeveel gevallen per jaar het zal gaan, omdat data ontbreken. Vast staat wel dat het geen groot aantal is. De IND komt na een ruwe schatting tot twintig personen die per jaar voor beoordeling in aanmerking komen. Neem daarbij dat altijd een individuele beoordeling nodig is om te bezien of een afwijzing van de vergunningsaanvraag mogelijk is. Het zou uiteindelijk per jaar om een enkel geval gaan waarin de verblijfsvergunning geweigerd zal worden. Daarom rijst bij mijn fractie de vraag naar de proportionaliteit van deze wetgeving. Welk openbareordeprobleem wordt hier nu eigenlijk opgelost? Kan de minister daarop reflecteren, zeker omdat data ontbreken en de IND niet verder komt dan een ruwe inschatting?

Dan de uitvoerbaarheid. Indien de proportionaliteit van dit wetsvoorstel redelijkerwijs kan worden aangetoond, zet mijn fractie grote vraagtekens bij de effectiviteit en uitvoerbaarheid van deze wetgeving. Als er al een effect is op de openbare orde, wordt die met dit wetsvoorstel dan niet juist onder druk gezet? De kans is namelijk reëel dat meerderjarige vreemdelingen met een geweigerde verblijfsvergunning niet uit ons land vertrekken, maar in het illegale circuit belanden. Deze mensen hebben immers nooit of slechts kort in een ander land gewoond. Ook bestaat de kans dat landen de uitzetting van deze vreemdelingen niet accepteren. Als deze kleine groep in de illegaliteit verdwijnt en daardoor afhankelijk wordt van illegaal werk of criminaliteit, zijn we verder van huis. Hoe denkt de minister deze averechtse effecten te adresseren en te voorkomen dat deze wetswijziging in de enkele gevallen waar we het waarschijnlijk over hebben contraproductief werkt? Mijn fractie vraagt de minister ook hoe zij ervoor zorgt dat landen hun onderdanen daadwerkelijk terugnemen, ook als de reden van hun uitzetting duidelijk wordt. Hoe voorkomt de minister dat deze migranten illegaal in Nederland blijven, zeker omdat vreemdelingenbewaring alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk is? Kan zij aantonen dat migranten van wie de verblijfsvergunning vanwege de openbare orde is ingetrokken of geweigerd, in de huidige praktijk Nederland daadwerkelijk verlaten?

De heer Schalk i (SGP):

Ik heb een vraag aan collega Holterhues. Hij geeft aan dat er misschien mensen uitgezet worden die door het ontvangende land, zeg maar, dus hun thuisland, misschien niet worden binnengelaten in verband met hun criminele verleden. Nu gaat deze wet erover of iemand wel of niet een permanente verblijfsvergunning zal krijgen. Waarom zouden we in Nederland dan wel die permanente verblijfsvergunning moeten geven aan deze personen?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Omdat deze groep gewoon lijkt op mensen die in Nederland een Nederlands paspoort hebben. Ze zijn hier geboren en vaak getogen, dus zij moeten hier integreren en niet in de illegaliteit verdwijnen. Dat is de zorg die we hebben bij deze wetswijziging.

De heer Schalk (SGP):

De heer Holterhues geeft precies aan waar het om gaat: het lijken Nederlandse burgers, maar ze zijn het in die zin niet. Ze hebben geen Nederlanderschap. Dat is natuurlijk het cruciale verschil en de grote vraag is of je iemand die crimineel is, iemand die zware criminele activiteiten heeft uitgevoerd — laten we niet alleen naar drugs kijken, maar hier gaat het bijvoorbeeld ook over een terrorist — dan gaat toelaten in ons land.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Het gaat over mensen die hier zijn en vaak hier zijn geboren of voor hun 4de jaar in Nederland zijn gekomen. Het gaat niet over het toelaten van terroristen en wij hebben in dezen voldoende vertrouwen in het Nederlands strafrecht.

De voorzitter:

De heer Schalk, tot slot.

De heer Schalk (SGP):

Tot slot, voorzitter. Deze wet gaat over de vraag of als mensen een permanente verblijfsvergunning aanvragen, deze wel of niet geweigerd kan worden. Nu pleit de heer Holterhues er eigenlijk voor dat ook een terrorist die dan maar moet krijgen, omdat hij hier in Nederland is opgegroeid. Dat is toch een redenering die niemand voor zijn rekening wil nemen?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Holterhues.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Wij pleiten ervoor dat mensen met een crimineel verleden goed integreren in onze samenleving en daartoe gebruik maken van de normale wegen die er in Nederland zijn. Als we deze wetgeving door laten gaan, dan vrezen we dat deze groep mensen in de illegaliteit verdwijnt.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Dan het tweede doel van deze wet: het consistenter maken van de wetgeving. Uit de wetsgeschiedenis begrijpt mijn fractie dat het doel van artikel 21, lid 4, van de Vreemdelingenwet was om in Nederland gewortelde kinderen van migranten te voorzien van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en hen te beschermen tegen uitzetting. Die bescherming wordt nu opgeofferd aan het consistent maken van wetgeving, zo begrijpt mijn fractie. Betekent dit dat de minister van oordeel is dat de bescherming van deze groep vreemdelingen niet langer noodzakelijk is? Als dat zo is, op grond waarvan is zij dan tot dit oordeel gekomen? In de memorie van toelichting leest mijn fractie daar jammer genoeg niets over. In dat licht vraagt mijn fractie de minister waarom ervoor is gekozen de bescherming van artikel 21, lid 4, zodanig in te perken dat de opgelegde straf niet langer leidend is. Ook als je van mening bent dat de weigeringsgronden moeten worden uitgebreid, is het verschil tussen de huidige situatie en het wetsvoorstel immers groot.

In dit verband heeft mijn fractie nog een andere opmerking. De ambtsvoorganger van de minister heeft in zijn beantwoording van schriftelijke vragen uit deze Kamer opgemerkt dat het wetsvoorstel geen punitief doel heeft. Formeel is dat juist, omdat het gaat om een beslissing van de IND en niet om een uitspraak van de strafrechter. Maar in de praktijk is het effect natuurlijk wel dat een vreemdeling uit deze groep zijn verblijfsrecht op het spel zet, terwijl een dader met een Nederlandse nationaliteit dat gevaar niet loopt. De uitwerking is dus wel degelijk punitief, terwijl dit wetsvoorstel bovendien leidt tot ongelijke behandeling. Voor de goede orde: het gaat hierbij, nogmaals, om vreemdelingen die in Nederland zijn opgegroeid, en nooit om vreemdelingen die zich nog maar kort in Nederland bevinden. Kan de minister daarop reageren?

Voorzitter, samenvattend. Zoals u begrepen hebt, is mijn fractie nog niet overtuigd van de noodzakelijkheid, de proportionaliteit en de uitvoerbaarheid van deze wetgeving. We zien daarom uit naar een reactie van de minister op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Holterhues.

De heer Dittrich i (D66):

Een vraag, eigenlijk ter verduidelijking. Het gaat om vreemdelingen die op basis van een vergunning voor bepaalde tijd in Nederland zijn, criminele feiten hebben gepleegd en dan een vergunning voor onbepaalde tijd aanvragen. Nou is mijn vraag aan de heer Holterhues als volgt. Een vergunning voor bepaalde tijd kan ook ingetrokken worden vanwege het begaan van criminele feiten. Hoe verhoudt zich dat tot uw helikoptervisie, om het zo te zeggen, dat mensen in Nederland moeten kunnen blijven en integreren? Bij de Vreemdelingenwet en de vergunning voor bepaalde tijd is namelijk al geregeld dat mensen hun vergunning kunnen verliezen en uitgezet kunnen worden.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Dat is een goede vraag. Ik zou zeggen dat dat een goed argument is om kritisch te zijn over deze wetgeving, omdat er al voldoende waarborgen zijn.

De heer Dittrich (D66):

Dat vind ik een verrassend antwoord van u, want u staat hier te pleiten voor het feit dat mensen na criminele feiten moeten kunnen integreren in de Nederlandse samenleving. Maar nu zegt u: we hebben al geregeld dat ze het land uitgezet kunnen worden. Ik proef daar toch nog een verschil. Misschien kunt u dat verduidelijken.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Dank voor de vraag. Wij vinden het niet nodig en ook niet proportioneel om de wet verder uit te breiden, omdat er eigenlijk al voldoende waarborgen in deze wet zitten. Verder zijn we gewoon bang dat er mensen in het illegale circuit belanden.

De heer Schalk (SGP):

Dan heb ik toch nog een vraag aan de heer Holterhues. Op dit moment geldt het voor drugscriminaliteit. Zegt u hier eigenlijk mee dat dat dan ook maar uit de wet moet?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Nee, drugscriminaliteit heeft wel weer een ander effect omdat dat ook grensoverschrijdend is. Dat heeft vaak ook een Europese lading. Dus ik kan me heel goed voorstellen dat je met drugscriminaliteit anders omgaat en niet zomaar de wet voor alles opengooit.

De heer Schalk (SGP):

Heeft u de indruk, vraag ik de heer Holterhues, dat terrorisme niet met grensoverschrijdend gedrag te maken heeft?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Wij vinden dat je terughoudend moet zijn in het zomaar de wet uitbreiden, zeker voor deze heel specifieke groep die gewoon in Nederland is opgegroeid.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Ik zag dat de ChristenUnie in de Tweede Kamer voor deze wet was. Wat is nu het springende punt waardoor de ChristenUnie er blijkbaar heel anders over is gaan denken?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Het springende punt is dat de Eerste Kamer een andere rol heeft dan de Tweede Kamer. Als we de redenatie van de heer Schalk doortrekken, hebben we geen behoefte aan een Eerste Kamer. De Eerste Kamer kijkt naar proportionaliteit, uitvoerbaarheid en noodzakelijkheid. Op basis daarvan hebben we de wet beoordeeld.

De voorzitter:

In blessuretijd, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Het is voor mij glashelder dat de Eerste Kamer wel nodig is en dat je soms op een bepaald onderwerp anders kan stemmen. Dan is het wel gebruikelijk dat je goed uitlegt wat het verschil is ten opzichte van het gedrag aan de andere kant, om het zo maar te zeggen. Daar vroeg ik naar. Ik vroeg natuurlijk niet of we kunnen tekenen bij het kruisje, absoluut niet.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Wij hebben vragen bij de proportionaliteit van deze wetgeving. Gaan we een wet bedenken die van toepassing is op twintig mensen in Nederland of zelfs minder? Welk maatschappelijk probleem wordt eigenlijk opgelost met deze wet? En we hebben vragen bij de uitvoerbaarheid van deze wet. We zijn gewoon bang dat mensen in de illegaliteit belanden.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik hoor de heer Holterhues van de ChristenUnie zeggen dat er bij drugsdelicten vaak een grensoverschrijdende component is en de aanpak daarom in dat kader wel te rechtvaardigen zou zijn. Maar we hebben het hier over zaken, dossiers die vaak ook grensoverschrijdend en in ieder geval rechtschokkend kunnen zijn. Dan hebben we het bijvoorbeeld over homegrown terrorists, kindermisbruik, ernstig geweld en dat soort zaken. Die kunnen ook een grensoverschrijdend karakter hebben. Kijk maar naar de dossiers die bijvoorbeeld bij Europol liggen. Is de heer Holterhues het dan met me eens dat het niet alleen tot drugscriminaliteit beperkt zou moeten zijn, als hij het aspect van grensoverschrijdende criminaliteit zo belangrijk vindt?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

We zijn hier volgens mij niet om de bestaande wetgeving te bespreken, maar om de nieuwe wetgeving te bespreken. Ik ga mezelf herhalen, maar we zien dus geen noodzaak voor deze wetgeving, althans we hebben er vragen bij op dit punt.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar acht de heer Holterhues van de ChristenUnie het volgende dan wel passend? Ik heb het over wat in het Engels een "homegrown terrorist" heet: een terrorist die hier geboren en opgegroeid is, maar in dit geval nog geen permanente verblijfsstatus heeft. Vindt de heer Holterhues het passend dat die hier wel kan blijven, en dat iemand die nog in een aanvraagprocedure zit voor een tijdelijke verblijfsvergunning wel uitgezet kan worden?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Het is een heel andere groep. Het gaat hier over mensen die al echt geworteld zijn in de Nederlandse samenleving, dus die moet je toch ongeveer gaan behandelen als Nederlanders.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Om bij het voorbeeld van de terrorist te blijven: is een terrorist die onze samenleving kapot wil maken, mensen hier wil doden, geworteld in de Nederlandse samenleving? Is dat wat de heer Holterhues hiermee wenst te zeggen?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Dan komen we op het punt van de uitvoerbaarheid van de wet. Als je die probeert uit te zetten en ze hier blijven, dan heb je helemaal geen zicht meer op ze, vrezen wij.

Mevrouw Van Bijsterveld i (JA21):

Ik wil graag aan collega Holterhues vragen of hij erop wil reflecteren dat de wet, zoals die nu verzocht wordt, met de uitbreidingsmogelijkheid, meer bescherming biedt dan de EU-verblijfsvergunning. Daarbij gaat het om een veroordeling tot een straf van drie jaar en in Nederland is dat zes jaar. Kunt u erop reflecteren dat wij ook internationaal gezien nog steeds meer bescherming bieden?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Ik focus hier op Nederlandse wetgeving en niet op Europese.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Hattem namens de PVV.