Plenair Koffeman bij behandeling Aanscherping openbareordebeleid voor criminele vreemdelingen



Verslag van de vergadering van 9 juli 2024 (2023/2024 nr. 38)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik heet de minister van harte welkom in dit huis, waar ze twaalf jaar werkte als senator en vanaf nu vanaf de andere kant van de tafel de senaat zal moeten overtuigen van een nieuw wetsvoorstel. Een heel andere rol, waarbij ik de minister graag sterkte wens.

Het wetsvoorstel waarover wij vandaag spreken, schrapt in de Vreemdelingenwet 2000 de huidige wettelijke bescherming tegen uitzetting van in Nederland geboren of opgegroeide vreemdelingen met een zeer zware criminele voorgeschiedenis. Dit voorstel verruimt de afwijzingsmogelijkheden voor aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Ik wil de minister vragen of ik het goed begrepen heb dat kleinere achtereenvolgende misdrijven in dit wetsvoorstel bij elkaar opgeteld kunnen worden, waarmee de schijn ontstaat dat vreemdelingen onder een ander regime beoordeeld worden dan Nederlandse staatsburgers. Graag een reactie.

Op dit moment is de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd voor deze categorie vreemdelingen alleen mogelijk vanwege zware drugsdelicten met een gevangenisstraf van meer dan 60 maanden. Deze wijziging zorgt ervoor dat meer soorten ernstige misdrijven kunnen leiden tot een afwijzing. Daarnaast wordt ook de drempel van meer dan 60 maanden gevangenisstraf geschrapt. Die glijdende schaal is een opmerkelijk gegeven. Nederlandse staatsburgers worden niet behandeld volgens zo'n glijdende schaal, vreemdelingen wel. De vraag is of een glijdende schaal past bij een betrouwbare overheid die handelt zonder aanzien des persoons. Ik weet dat de Raad van State en het Europees Hof stellen dat een crimineel met een Nederlands paspoort en een crimineel die geen onderdaan van Nederland is verschillen, omdat voor de een de Vreemdelingenwet niet geldt en voor de ander wel. Maar als we kijken naar het gepleegde strafbare feit en de bestraffing daarvan, dan wordt toch de niet Nederlandse onderdaan zwaarder gestraft dan de Nederlandse onderdaan die precies hetzelfde delict heeft gepleegd? Beiden krijgen gevangenisstraf, maar de niet Nederlandse onderdaan krijgt er nog een straf bij terwijl hij of zij ook in Nederland geboren is en deel uitmaakt van de Nederlandse samenleving. Kan de minister erkennen dat er zo bezien voor die laatsten een extra straf volgt? Hoe beoordeelt zij dat in het licht van beginselen van rechtvaardigheid? Graag een reactie van de minister.

Ik vraag de minister ook waarom er wordt gekozen voor deze aanpak. De Raad van State geeft aan dat er andere oplossingen zijn. Het argument van de minister dat deze wijziging nodig is om tegemoet te kunnen komen aan de behoefte om het langdurig verblijf van een vreemdeling te kunnen beëindigen vind ik niet overtuigend, want, zoals collega Dittrich zei, dat is al geregeld. Het ontbreekt aan een onderbouwing van die behoefte. Er zijn geen cijfers over het aantal mensen over wie het zou gaan of over het effect van de huidige wet. Ook de huidige wet biedt immers al enige mogelijkheid om de verblijfsvergunning van mensen en het misdrijf dat ze hebben gepleegd aan elkaar te koppelen. Bovendien wordt ook niet duidelijk waarom het nodig is dat de strafmaat van meerdere lichtere misdrijven bij elkaar opgeteld wordt vanaf de jeugd en hoe zich dit verhoudt tot het doel van de wet, namelijk de samenleving beschermen tegen ernstige misdrijven.

Een belangrijke overweging is ook de strafmaat in relatie tot de ernst van de misdrijven. Tot nu toe was het zo dat criminelen die betrokken waren bij een drugsdelict waarvoor de strafrechter minstens vijf jaar gevangenisstraf oplegde, geen onvoorwaardelijke verblijfsvergunning meer konden krijgen. Klopt het, zo vraag ik de minister, dat wanneer deze wet wordt aangenomen de minister een discretionaire bevoegdheid kan toekomen met veel verstrekkender gevolgen dan de strafrechter voor ogen had?

Ik schets een concrete casus. Een drugscrimineel zet bij zijn in Nederland geboren moeder, die geen Nederlands staatsburger is, een kistje met geld neer. De moeder had kunnen weten dat dit om drugsgeld zou moeten gaan, maar ze zwijgt. De strafrechter veroordeelt haar wegens het strafbare feit als omschreven in artikel 10a van de Opiumwet tot een korte gevangenisstraf van drie maanden omdat hij verzachtende omstandigheden ziet. Is het waar dat onder de huidige wet deze wetsovertreding zonder verdere gevolgen zou blijven, terwijl het onder de nieuwe wet mogelijk wordt dat de minister aan deze korte gevangenisstraf een uitzetting toevoegt voor iemand die al tientallen jaren in Nederland verblijft zonder ooit een vlieg kwaad te hebben gedaan?

De huidige wet is verbonden aan een zware straf die door de rechter wordt opgelegd. In het voorstel vervalt dat en kan de minister kennelijk geheel zelf bepalen of zij, als aan de voorwaarde voldaan is, het nodig vindt om een levenslange straf van verwijdering uit de Nederlandse samenleving op te leggen, ook al vindt de rechter een lage straf passend. Vindt de minister zichzelf dan de juiste persoon om dergelijke levensbepalende gevolgen te kunnen verbinden aan wat de strafrechter beschouwt als een licht vergrijp? Vinden leden van dit huis dat een discretionaire bevoegdheid als deze bij de minister in goede handen is? Ik overweeg, afhankelijk van het antwoord van de minister, een motie op dit punt.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik hoorde de heer Koffeman zeggen dat er sprake is van een straf, maar in het wetsvoorstel staat duidelijk dat er van het niet verlenen van een permanente verblijfsstatus geen punitieve werking uitgaat, dus geen strafbare werking. Realiseert de heer Koffeman van de Partij voor de Dieren zich dat het niet de minister is die dit bepaalt, maar uiteindelijk de IND een besluit neemt en dit besluit vervolgens ook nog getoetst kan worden door de vreemdelingenrechter? Dus dat het niet in ultimo de minister is maar de IND, de ambtenaren en de rechter?

De heer Koffeman (PvdD):

Ik was heel benieuwd hoe deze casus gaat aflopen, dus ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister. Ik was mij niet bewust van de exacte loop der dingen als dit zich voordoet. Daarom schetste ik de casus in de vorm van een vraag.

De heer Van Hattem (PVV):

Ja, maar die vraag ging wel meteen, hoorde ik net, al naar een motie toe en naar toch wel vrij ferme conclusies dat de minister een levenslange straf kon opleggen. Is de heer Koffeman het met mij eens dat, gelet op deze uitleg dat er sprake is van een toetsing door de IND en de mogelijkheid van toetsing door de vreemdelingenrechter, er van een straf door de minister geen sprake kan zijn?

De heer Koffeman (PvdD):

Ik hoop heel erg dat dit zo is.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Koffeman (PvdD):

Ook over de uitvoerbaarheid van deze wet blijft veel onduidelijk. Het kabinet geeft aan dat het om kleine aantallen mensen zal gaan en dat er daarmee geen extra druk op de IND zal worden gelegd. Maar afwijzingen leiden vaker tot hoger beroep en daarnaast zal het afwijzen van een verblijfsvergunning leiden tot nieuwe aanvragen voor bepaalde tijd. Bovendien is het uitzetten van mensen die geen ander land van herkomst dan Nederland hebben bijzonder moeilijk. Zoals de Nederlandse orde van advocaten al aangaf, zal dit mogelijk leiden tot langdurige vreemdelingenbewaring, en dat alles terwijl de rechter al een strafmaat heeft bepaald. Dat kan veel druk leggen op de IND, de rechterlijke macht en de Dienst Terugkeer en Vertrek, terwijl die al overbelast zijn. Kan de minister aangeven hoeveel gevallen van gedwongen uitzetting ze jaarlijks verwacht na wijziging van deze wet?

De groep mensen om wie het gaat, bestaat uit criminele vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven vanwege een strafbaar feit. Binnen die groep zitten ook mensen met ernstige psychische problemen waar nu geen toezicht op is. Kan de minister aangeven op welke wijze ze verwacht dat gedwongen uitzettingen nadat veroordeelde vreemdelingen hun straf hebben uitgezeten, gaan leiden tot een veiliger samenleving? Ze zitten eerst hun straf uit en moeten vervolgens ons land verlaten vanuit de gevangenis of de vreemdelingenbewaring. Mensen die hier niet mogen blijven, komen niet meer in aanmerking voor voorzieningen en medische zorg. Ze belanden vaak op straat.

Het programma EenVandaag meldde recent dat uitzetting in veel gevallen niet lukt, waardoor een groep mensen tussen wal en schip terechtkomt. Sinds 2020 moesten 2.500 vreemdelingen in de strafrechtketen gedwongen vertrekken. 410 deden dat zelfstandig en uit de cijfers die EenVandaag heeft opgevraagd bij de Dienst Terugkeer en Vertrek, blijkt dat in die periode in totaal 810 vliegtickets voor criminele vreemdelingen werden geannuleerd en dat de uitzetting sinds 2018 zo'n 1.080 keer mislukte. Daartussen zitten ook zo'n 25 uitgeprocedeerde ex-tbs'ers, mensen die vanwege een misdrijf van de rechter een verplichte psychische behandeling moesten ondergaan. Vreemdelingen die weg moeten, kunnen zelfstandig vertrekken met hulp. Daarbij kan bijvoorbeeld het boeken van een vlucht horen. Daarnaast is er zelfstandig vertrek zonder toezicht, ook wel "vertrek met onbekende bestemming" genoemd.

Uit het onderzoek van EenVandaag blijkt dat ongeveer 300 criminele vluchtelingen jaarlijks uit de gevangenis vertrekken met onbekende bestemming. Het is dan onduidelijk of iemand echt weg is. Bij gedwongen vertrek wordt iemand vanuit een gevangenis of detentiecentrum naar het vliegtuig gebracht. Het aantal mislukte uitzettingen per vliegtuig schommelt al jaren rond de 50%, met een piek in coronatijd. Het gaat sinds 2020 om zo'n 10.650 geannuleerde vluchten. De afgelopen kabinetten maakten vooral van het uitzetten van criminele vreemdelingen prioriteit. Toch mislukten uitzettingen zo'n tien jaar geleden een stuk minder vaak dan nu. Het ging toen nog om 30% van de gevallen.

Uit de cijfers blijkt dat het aantal vreemdelingen dat dit treft met een tbs-maatregel de laatste jaren is verdubbeld van 40 in 2019 tot 80 in 2023. Tbs wordt opgelegd in het geval van een ernstig misdrijf of een psychische stoornis en is erop gericht de maatschappij tegen zo iemand te beschermen. Ik hoor graag een reactie op de ernstige problemen die met mislukte uitzetting gepaard gaan en de visie van de minister op de gevolgen daarvan voor de maatschappelijke veiligheid in Nederland.

Deze wet stelt voor de Vreemdelingenwet te wijzigen. Er zit heel veel verpakt in het woord "vreemdeling". Formeel betekent het iemand zonder Nederlands paspoort. Maar deze wetswijziging heeft het nou net niet over die groep. We hebben het hier over mensen die in Nederland geboren en getogen zijn, die geen vreemden zijn voor de Nederlandse samenleving, maar integraal onderdeel zijn van de Nederlandse samenleving. Ze zijn nergens anders geworteld. Ze zijn opgevoed en opgegroeid in de Nederlandse maatschappij. Daarmee zijn ze ook onze verantwoordelijkheid.

Niet iedere Nederlander houdt zich aan de wet en niet iedere vreemdeling houdt zich aan de wet. Het oordeel daarover is aan de strafrechter. Als we deze wet zouden aannemen, wijzigen we gelijk de regel dat je op enig moment als mens, ongeacht je afkomst, onvoorwaardelijk onderdeel bent van een samenleving, in dit geval de Nederlandse. Er wordt wel laatdunkend gesproken over "gelukzoekers", die zich meer dan anderen aan de Nederlandse gebruiken, gewoonten en wettelijke bepalingen zouden moeten houden op straffe van verbanning. Maar als er één land is dat gebouwd is op het geluk van gelukzoekers, dan is het ons land wel.

Journalist Marissa Klaver schreef over de uittocht tussen 1850 en 1920, toen ruim 200.000 Nederlanders richting de Verenigde Staten trokken: "Veel van hen waren boeren, onder andere uit Groningen, die de uitzichtloosheid van hun eigen platteland ontsnapten, onder druk van honger en een verlammende sociale hiërarchie. Hun brieven naar huis werden 'bacon letters' genoemd, omdat ze graag opschepten over het vet van het nieuwe land. Zo schreef een Nederlandse immigrant in 1883 dat de arme mensen in Europa niets van het geëxporteerde vlees en spek kregen dat in treinen langs zijn huis raasde. Hoe anders was dat in Amerika. 'Hier eet ieder zo veel hem lust', voegde hij er enthousiast aan toe."

Onze voorouders zochten het geluk in onder andere Nederlands-Indië, Suriname, de Antillen, Nieuw-Guinea, New York, Brazilië, Sri Lanka, Guinee en Zuid-Afrika, niet zelden op criminele wijze en ook op initiatief van de toenmalige Nederlandse regering. De Nederlandse regering streefde machtsuitbreiding na en had besloten de Indonesische eilanden buiten Java, de zogenaamde Buitengewesten, in bezit te nemen. Met die opdracht nam compagniecommandant Hendrikus Colijn in 1894 deel aan de Lombokexpeditie. In zijn biografie is te lezen hoe Colijn verantwoordelijk was voor de moord op vrouwen en kinderen. "Ik heb negen vrouwen en drie kinderen die genade vroegen op een hoop moeten zetten en ze dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, maar het kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten." Dat schreef Colijn aan zijn vrouw. Dat was niet alleen met de kennis van nu een ernstige oorlogsmisdaad, maar ook met de kennis van toen. Colijn kreeg Militaire Willems-Ordes voor dit criminele gedrag en het belette hem niet om later directeur te worden van de Bataafse Petroleum Maatschappij, onderdeel van Shell, en minister-president in maar liefst vijf kabinetten.

De Nederlands-Pakistaanse schrijfster Naema Tahir schrijft dat gelukzoekers niet zelden "verdrietvinders" zijn. Elk mens zoekt het geluk op zijn of haar eigen manier. Vindt de minister dat het zoeken van geluk in andere landen voorbehouden was aan onze voorouders, maar niet toekomt aan mensen die vanuit uitzichtloze omstandigheden op zoek gaan naar een beter leven en daarbij in Nederland terechtkomen? Waarom zouden we hen anders behandelen dan zoals we zelf behandeld zouden willen worden, onder min of meer gelijke omstandigheden? Ik zie uit naar de beantwoording van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman.

De heer Van Hattem (PVV):

Het betoog van de heer Koffeman van de Partij voor de Dieren heb ik even aangehoord. Op zichzelf interessante materie, maar ik vraag me toch een beetje af of dit nog wel binnen de strekking van het voorliggende wetsvoorstel valt. Hij heeft het over mensen die geluk komen zoeken, maar het is heel wat anders of je hier geluk komt zoeken of dat je hier ernstige, criminele feiten pleegt, waar dit wetsvoorstel over gaat. Als je hier moordt, als je hier kinderen seksueel misbruikt, als je hier terroristische aanslagen pleegt, wil de heer Koffeman hiermee zeggen dat dat mensen zijn die we hier moeten omarmen en in onze Nederlandse samenleving moeten koesteren?

De heer Koffeman (PvdD):

Ik ben blij met die vraag, want kennelijk heeft de heer Van Hattem niet helemaal goed geluisterd. Ik heb het over een voormalige minister-president, die vijf kabinetten geleid heeft in Nederland, en die zegt: ik heb vrouwen en kinderen laten vermoorden die om genade vroegen, en mijn soldaten hebben ze met genot aan hun bajonetten geregen. Ik probeer maar even duidelijk te maken dat die criminaliteit van Nederlandse gelukzoekers in het buitenland net zo lang van toepassing was als de problemen die collega Van Hattem nu in Nederland signaleert.

De heer Van Hattem (PVV):

We zitten nu niet in die periode van 100 tot 150 jaar geleden. Ik ken de verhalen ook van mensen die als migrant uit het Noorden naar Chicago gingen en vaak berooid terugkwamen naar Nederland, want in Amerika kreeg je niet met een gouden lepel alles aangereikt. Daar moest je ook zelf je bestaan opbouwen en als je daar crimineel was — en nog steeds, als je dat bent — werd er ook niet zachtzinnig met je omgegaan. De heer Koffeman kan wel met het voorbeeld van Colijn komen, maar mijn vraag is wat dat zegt over de huidige situatie. Moeten we het in de huidige situatie acceptabel vinden dat mensen hier zulke vreselijke misdrijven plegen? Moeten we deze om het feit dat zij hier als gelukzoeker komen, omarmen en onderdeel laten blijven van de Nederlandse samenleving? Of moeten we de keuze maken: wie zulke vreselijke dingen aanricht in onze samenleving, heeft geen recht op permanent verblijf?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Koffeman.

De heer Koffeman (PvdD):

Die kwestie is allang geregeld, daar is deze wet niet voor nodig. Zoals collega Dittrich opmerkte: als er vreselijke dingen gebeuren, dan kunnen mensen inderdaad hun verblijfsvergunning kwijtraken. Daar is deze wet helemaal niet voor nodig. Dat is de kwestie.

De voorzitter:

Dan ga ik nu schorsen voor enkele ogenblikken.