Behandeling Wijziging begrotingen Financiën en Nationale Schuld 2024 samenhangende met de Voorjaarsnota



Verslag van de vergadering van 9 juli 2024 (2023/2024 nr. 38)

Aanvang: 19.22 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36550-IX).

Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de eerste termijn van de behandeling van wetsvoorstel 36550-IX, Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2024, kortweg: de wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota. Ik heet de minister van Financiën en de staatssecretaris Toeslagen en Douane van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Namens de voltallige fractie van 50PLUS in de Eerste Kamer wil ik de nieuwe bewindslieden, minister Eelco Heinen en staatssecretaris Nora Achahbar, welkom heten in dit huis, de chambre de réflexion.

Tegen veel verwachtingen in stond er voor de zomer toch nog een nieuw kabinet op het bordes. Mijn fractie is verheugd dat de coalitiepartijen het met elkaar aandurven en wij prijzen de soepele en vanzelfsprekende machtsoverdracht, welke door ons politieke systeem wordt gefaciliteerd. Ik zeg "vanzelfsprekend" maar dat is niet per se zo. Na onze verkiezingen en de daaropvolgende formatie zijn er nog een paar andere westerse democratieën waar een ingewikkelde formatie en/of machtsoverdracht aanstaande lijkt. Tegen de achtergrond van de oorlog in Oekraïne, spanningen in Zuidoost-Azië en de dreiging van een escalatie van de schuldenproblematiek zullen we moeten zien en meemaken of men dit in onder andere de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk net zo soepel en vanzelfsprekend kan afronden als in Nederland. We zijn toch weer een beetje gidsland, gelukkig in ons geval met de laagste staatsschuld van de OESO. Dat voordeel kan de Nederlandse minister van Financiën alvast in zijn zak steken en dat heeft hij hard nodig.

De minister van Financiën heeft op 4 juli een brief aan de Tweede Kamer gezonden over de huidige stand van 's Rijks financiën. Mijn fractie constateert dat Rutte IV wel degelijk over zijn eigen graf heen heeft geregeerd, getuige deze brief en getuige de Voorjaarsnota. Tegenvallers stapelen zich op — dat was al zo tijdens de formatie — met als klap op de vuurpijl via de Voorjaarsnota een aantal mega-aanpassingen aan de ontwerpbegroting voor 2024. Niet een paar miljard, maar een vol procent van het bruto binnenlands product krijgt het kabinet-Schoof nog even gauw voor de kiezen. Zonder de onderuitputting zou dat tot een explosie van het begrotingstekort hebben geleid, maar wat niet is, kan nog komen. Rutte IV had het gemakkelijk, surfend op golven van wereldwijde begrotingsimpulsen. Te veel schuld is een macro-economisch probleem, maar niet zolang iedereen nog volop aan het smijten is. Het probleem manifesteert zich pas als iedereen stopt met smijten. Dat punt lijkt onvermijdelijk dichterbij te komen. De meeste landen staan er overigens veel slechter voor dan Nederland.

Mijn fractie is wel heel benieuwd, ook naar deze minister. Kan hij al een tipje van de sluier over box 3 oplichten? Kan hij stellen dat er geen vermogensaanwasbelasting komt? In de aangenomen motie-Van Rooijen van 12 december 2023 heeft de senaat immers uitgesproken de vermogenswinstbelasting primair onderdeel van de belastinghervormingen te laten zijn.

Voorzitter. De minister en staatssecretaris zijn hier vandaag "to hit the ground running". Laat het gezegd zijn dat dit voor wat betreft de fractie van 50PLUS ook hard nodig is. De wijziging van de begrotingsstaten van Financiën en de nationale schuld '24 behorend bij de Voorjaarsnota roept namelijk nogal wat ernstige vragen op, die wij hier niet zomaar kunnen laten passeren. Een groot deel van deze ernstige vragen heb ik afgelopen donderdag schriftelijk kunnen stellen. Daar is gisteren op geantwoord. Veel dank daarvoor aan de bewindslieden, maar vooral ook aan de ambtenaren van het ministerie van Financiën. Er is wel degelijk wat aan de hand. Het demissionaire kabinet heeft, als we heel eerlijk zijn, een missionaire Voorjaarsnota opgeleverd met meerdere grote budgettaire verschuivingen en met een blanco cheque voor het uitvoeren van een nog nader uit te werken plan van een lid van het Koninklijk Huis. Dat de Tweede Kamer dit allemaal wilde laten passeren, heb ik eerder en elders al onverantwoord genoemd. De senaat wordt op deze wijze vanavond voor het blok gezet. Het gaat om 10 miljard aan nieuwe of extra uitgaven, gedekt met onderuitputting en kasschuiven. Ik vraag aan deze minister of hij van mening is dat dit een deugdelijke dekking is. Het betreft het schadedossier van Groningen en het schadedossier van de toeslagenaffaire tot en met de extra uitgaven voor asiel, de halfgeleidersector en natuurlijk Oekraïne. Dit is geen klein bier; dit verdient een serieus debat.

Zo wordt er bijvoorbeeld even 2,3 miljard uitgetrokken voor het bekostigen van aanvullende schaderoutes voor de toeslagenaffaire, met een schielijke nota van wijziging. Mijn fractie verwacht een succesvol pilotproject te zien, met een uitgewerkt protocol en voorspelbare uitkomsten, maar niets is minder waar. De stand van de afhandeling van de toeslagenaffaire is een trainwreck in slow motion en de Tweede Kamer zit erbij en kijkt ernaar.

Ik wijs met klem op de belangrijke bijdrage van auteur Jesse Frederik van De Correspondent van 11 juni. In zijn artikel met de kop "De compensatieregeling voor de toeslagenaffaire: onuitlegbaar, onuitvoerbaar, onbetaalbaar" trekt hij de huidige stand van zaken minutieus uit elkaar en laat hij er geen spaan van heel. Ik heb vijf geprinte exemplaren van dit artikel bij me — ze liggen daar — voor eenieder in dit huis die dit genadeloze epistel nog niet tot zich heeft genomen. Dan begrijpt u beter waarom ik dit debat voer. Het is een must-read, zoals men dat noemt. Het artikel toont ten minste aan dat er een zeer risicovol pad wordt gevolgd. De stelling van mijn fractie is dat deze risico's niet alleen onverantwoord zijn, maar ook onnodig. Eerst een dienstverleningsovereenkomst, een DVO, afsluiten is blijkbaar te veel gevraagd.

Tevens nemen wij waar dat artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet in stelling wordt gebracht om een opschaling van de aanvullende schaderoutes via de Stichting (Gelijk)waardig Herstel, de SGH, af te dwingen, voor het geval dat de Eerste Kamer niet stemt op 9 juli, vandaag dus. Zo kan worden voorkomen dat een "vervelende" Eerste Kamer niet meegaat met de deadline van het kabinet. Waar zijn wij mee bezig in de chambre de réflexion?

Mij wordt geen andere keuze gelaten dan dat ik de kritiek op het opschalen van de SGH-route tijdens dit debat bespreek. Mijn fractie kan zich gewoonweg niet voorstellen dat we echt op deze manier verdergaan. In dit verband wijs ik ten eerste op de aangenomen motie-Heinen c.s. uit juni 2022. Ik zie de minister reageren. Ik citeer: "verzoekt de regering zo snel mogelijk een wetsvoorstel naar de Kamer te sturen om het budgetrecht van de Staten-Generaal verder te versterken door in de uitzonderingsgrond van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet als voorwaarde op te nemen dat de Staten-Generaal zich voldoende geïnformeerd achten en verzoekt de regering in afwachting hiervan al in de geest van deze aanscherping te handelen". De minister wist toen nog niet dat regeren vooruitzien is.

Tevens wijs ik op het aangenomen amendement-Heinen van mei 2023 op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet. Ik citeer: "Dit amendement regelt dat de bewindspersoon gemotiveerd moet aangeven waarom uitstel van uitvoering van voorgenomen beleid totdat een begrotingswet is goedgekeurd niet in het belang van het Rijk is en regelt dat de Staten-Generaal moeten aangeven of zij zich daarover voldoende geïnformeerd achten." Het toepassen van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet is voorbehouden aan werkelijk uitzonderlijke situaties. Vindt de minister dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in het amendement en de motie? Zo ja, waarom? En zo nee, waarom niet?

Voorzitter. Ik kom daarnaast en vooral op de inhoud van het voorstel. Deze compensatieregeling voor de toeslagenaffaire is onuitlegbaar, onuitvoerbaar en onbetaalbaar. Het gaat niet meer alleen om ongekend onrecht, maar ook om ongekende compensatie.

De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):

Ik begrijp dat tussenstukje over artikel 2.27 even niet, want er zijn hier toch gewoon een keurig wetsontwerp en nota van wijziging in de wet verwerkt? Er wordt hier helemaal geen beroep gedaan op artikel 2.27.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb de stukken gelezen. Ik neem aan dat de heer Crone dat ook heeft gedaan. In de stukken, in de brief van even geleden, nog van de vorige regering, staat dat mocht de Eerste Kamer op 9 juli niet tot stemming overgaan, er in het belang van het Rijk een beroep wordt gedaan op artikel 2.27 om toch akkoord te gaan. Dat gebeurt in die zin dat dan beide Kamers niet volgtijdelijk, zoals normaal, maar in feite gelijktijdig aangeven dat zij voldoende geïnformeerd zijn. Dat is ook de strekking van de motie, maar vooral ook van het amendement en de toelichting van het toenmalige Tweede Kamerlid Heinen.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Dat heb ik natuurlijk gelezen. Daarom dacht ik: laat ik in de procedurevergadering vragen om zo spoedig mogelijk de nota van wijziging te verwerken in de suppletoire begroting; laten we die er op tijd krijgen. Dat is gelukt. We krijgen nu dus een volledige begrotingsstemming over dit begrotingsvoorstel. De indiener van de motie-Heinen moet het dus straks maar uitleggen. Volgens mij is dit de koninklijke weg: een keurige begroting, aangevuld met een suppletoire begroting. U kunt tegenstemmen. We kunnen voorstemmen. Ik verwacht overigens in relatie tot de Tweede Kamer geen probleem, want die hebben al voorgestemd. Al zouden wij een beroep op artikel 2.27 moeten doen, dan zullen zij sowieso zeggen: dat hoeft toch niet, want wij hebben al voorgestemd. U zoekt hier dus procedurele problemen die er niet zijn.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Of dit de koninklijke weg is, daar kom ik dadelijk in een ander verband nog wel op terug. De vorige staatssecretaris heeft aangegeven dat indien er niet op 9 juli gestemd wordt, er een beroep zal worden gedaan op artikel 2.27. Dat is wat de regering zegt. Als de Kamer de deadline van stemming op 9 juli die het kabinet stelt, niet haalt — dat geldt nu trouwens ook voor de Tweede Kamer — dan komt artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet aan de orde. Daar heb ik op gewezen, niet meer dan dat. Ik zeg niet dat het nu aan de orde is. Dat is alleen aan de orde als de Kamer het vandaag niet zou behandelen en vanavond niet zou stemmen — dat moet overigens nog blijken.

De voorzitter:

Voor de bewindspersonen en voor de mensen thuis: de heer Crone sprak namens de Partij van de Arbeid. En GroenLinks inderdaad. Dat is tegenwoordig één, toch? De heer Van Apeldoorn gaat nu het woord voeren namens de SP.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik wou even iets zeggen als punt van orde, maar de heer Van Rooijen geeft het nu zelf al aan. Hij gaat over zijn eigen tekst, maar hij heeft het over een hypothetische situatie: als het zo zou zijn dat we vandaag niet zouden stemmen, dan was dit aan de orde geweest. Maar we gaan vanavond gewoon stemmen.

De voorzitter:

Dat moet ik nog vragen aan de Kamer, maar ik ben blij dat u in ieder geval voorstander bent.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dan kom ik op het voorstel zelf. De reactie van de staatssecretaris op alle vragen is dat er een dienstverleningsovereenkomst komt, waarvan niemand de inhoud kent, maar die als wonderolie moet functioneren. Mijn indruk is dat het kabinet op zoek is naar een juridisch alibi om zo veel mogelijk de huidige werkwijze te handhaven binnen de huidige wet. Ik vind dat er sprake is van een tegenstelling tussen enerzijds het bieden van ruimhartige compensatie en anderzijds het streven om volgens de wettelijke normen te handelen. Hier zit volgens mijn fractie een spanning in, want uiteindelijk lijken deze twee beginselen elkaar uit te sluiten. Ik ontvang graag een reactie van de staatssecretaris op dit specifieke punt.

De Stichting (Gelijk)waardig Herstel is niet in staat gebleken te handhaven op wat ik "de volgordelijkheid" noem — dat is dat het baanverlies volgde op de terugvordering — laat staan op de causaliteit: dat het baanverlies het gevolg is van de terugvordering. Als het pertinent niet klopt wat ik hier zeg, dan geef ik de staatssecretaris uiteraard alle gelegenheid om dit te weerleggen. De fractie van 50PLUS is zich bewust van de ellende die is ontstaan rond het toeslagendossier. Er zijn aan alle kanten fouten gemaakt: door de wetgever, door de uitvoering, door de rechters en door de burgers. Voor alle duidelijkheid en ter vermijding van elk misverstand wil ik zeggen dat ook mijn fractie het van groot belang vindt dat schade die burgers in deze affaire hebben geleden op passende wijze wordt vergoed, overeenkomstig de hiervoor geldende wettelijke regels.

Voorzitter. Maar inmiddels is dit dossier dermate gevoelig gebleken voor zelfs ernstige problemen dat het een illusie lijkt dat weer een nieuwe methode plus een vrijwel blanco cheque van de overheid een einde zal kunnen maken aan de kwetsbaarheid. Een lid van het koningshuis op haar eigen initiatief betrekken bij de uitvoering is strijdig met het principe van de constitutionele monarchie. Juist bij zulk een dossier is distantie van de zijde van het Koninklijk Huis geboden. Als achteraf blijkt, alles afwegend, dat er ook na deze koerscorrectie kostbare fouten zijn gemaakt, raakt tevens de monarchie in de politieke discussie betrokken.

Tijdens Rutte IV leek de emotie het bij het overheidsbestuur ten slotte structureel te winnen van zorgvuldigheid en proportionaliteit. Ook bij Groningen heeft de overheid aantoonbare en soms ernstige fouten gemaakt, maar uiteindelijk was de schadevergoeding zonder precedent en werd zelfs een Europees belang op de achtergrond geschoven door het definitief afsluiten van een enorme hoeveelheid winbaar aardgas waarop niet alleen Nederland, maar ook onze Europese partners een beroep hadden kunnen doen in zeer voorspelbare crisissituaties.

De fractie van 50PLUS is natuurlijk best gevoelig voor het argument dat veel burgers onherstelbare schade hebben geleden door de uitvoering van de Toeslagenwet. Zoals hiervoor is gezegd, is een passende schadevergoeding dan op haar plaats. Maar niet alle leed is telkens door de overheid en/of door geld te repareren. We willen natuurlijk niet dat bestuurders en burgers aan het idee wennen dat het omkeren van 's Rijks schatkist een ultimum remedium is. De SGH-route gaat uit van de gedachte dat de burger te vertrouwen is. Dat is nobel, maar het doorlezen van de rapporten van de commissie-Buurmeijer, van de parlementaire enquête naar de sociale zekerheid in Nederland in de negentiger jaren, leert dat de praktijk genuanceerder is. Zoals ik reeds betoogde in mijn opiniestuk in De Telegraaf van vorige week: de bedragen die thans bij de toeslagen de ronde doen, zijn op het niveau van straat en buurt dermate fors dat alleen al daarom repercussies kunnen worden verwacht. Ook daarmee hebben de elkaar opvolgende verantwoordelijken voor dit dossier te rekenen. Dat telt nog zwaarder nu er hier een lid van het Koninklijk Huis in beeld is. Aan de orde is zoals gezegd een wezenskenmerk van onze constitutionele monarchie, namelijk de onschendbaarheid.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik was eigenlijk niet van plan te interrumperen, want de heer Van Rooijen heeft zich voor 30 minuten ingeschreven. Ik heb ook geen vraag, maar een opmerking. Daar kan de heer Van Rooijen dan op reageren. Ik heb er grote moeite mee dat de heer Van Rooijen hier nu zegt: de burger blijkt niet te vertrouwen. Dit toeslagenschandaal is voortgekomen uit het feit dat de overheid heel wantrouwend stond tegenover de burger en dat de burger de boodschap kreeg "u bent niet te vertrouwen; u hebt fraude gepleegd", terwijl vervolgens is gebleken dat die mensen helemaal niks hadden misdaan. Daarom zitten ze tot vandaag de dag in de ellende. Ik vind de framing van de heer Van Rooijen dus heel raar. Hij zegt in zijn tekst: de burger is niet te vertrouwen. Natuurlijk, er wordt soms fraude gepleegd. Dat moet gecontroleerd worden en dat moeten we zien te voorkomen. Maar als je ziet waar dit toeslagenschandaal uit voortgekomen is, vind ik dat hele merkwaardige woorden. Ik wil dus toch aan de heer Van Rooijen vragen — want ik moet natuurlijk een vraag stellen, zeg ik richting de voorzitter — of hij daarop wil reflecteren.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Volgens mij is dat wel een vraag, dus daar ga ik op antwoorden. De heer Van Apeldoorn moet mij wel goed citeren. Ik herhaal wat ik las. De SGH-route gaat uit van de gedachte dat de burger te vertrouwen is. Dat staat in de stukken. Dat is het enige wat ik heb gezegd. Ik zeg niet dat de burger niet te vertrouwen is. Ik herhaal wat ik gezegd heb.

Ik moet nu even een stukje overslaan, want dat heb ik al gezegd. Ik ga naar de volgende pagina.

De voorzitter:

Dat is een goed idee.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De politiek neemt verantwoordelijkheid voor de faits et gestes van de Koning en zijn Huis. Dankzij de onschendbaarheid kan de Koning het symbool zijn van de eenheid van onze Staat. De Koning en zijn Huis zijn geen partij en kiezen geen partij. Welnu, prins Constantijn en prinses Laurentien zijn leden van het Koninklijk Huis en prins Constantijn is op afstand gerechtigd tot de troon, doordat de Staten-Generaal hebben ingestemd met hun huwelijk. Dat wil zeggen dat van hen in het openbare leven terughoudendheid mag worden verwacht als het gaat om gevoelige aangelegenheden. Indien in hun kringen het ei van Columbus gevonden is om dit dossier snel en afdoende te kunnen afronden, dan zou het zeer gewaardeerd zijn geweest indien zij deze benadering hadden gedeeld met de regering. Die had deze benadering dan na overweging kunnen overnemen en had deze daarmee onder de eigen verantwoordelijkheid gebracht. Wat is de opvatting van de bewindslieden? Gaat dat alsnog gebeuren?

Nu de uitvoering niet alleen door de prinses wordt geclaimd, maar deze claim ook nog stevig wordt onderstreept door openbare uitspraken van haar, begeeft ze zich in het politieke debat. Hoe gaat zij zich verdedigen als zich ook in haar aanpak problemen zouden voordoen? Komt er dan een lid van het Koninklijk Huis in vak K? Dat kan niet. Ik heb alle waardering voor de goede bedoelingen van prinses Laurentien en haar man, prins Constantijn, maar ze gaan hier een grens over die niet in het belang is van het Koninkrijk der Nederlanden.

Dat de leden van de Tweede Kamer hier geen aandacht aan hebben besteed, acht ik verbazingwekkend en onverantwoordelijk. Ze hebben het risico van een zeer disruptief of zelfs destructief boemerangeffect geaccepteerd. Dat brengt mij op de volgende vraag. Is mede tegen de achtergrond van deze staatsrechtelijke aspecten over de begrotingswijziging die wij nu bespreken, het advies van de Raad van State ingewonnen? Zo ja, wat was diens oordeel?

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

We hebben nu een hele discussie gehoord over het Koninklijk Huis. U zegt: dadelijk zit hier een lid van het Koninklijk Huis in de bankjes. Wanneer hebben we hier ooit een uitvoeringsorganisatie uitgenodigd om zich te verantwoorden over wat er in die uitvoeringsorganisatie is gebeurd? Nooit, want wij spreken via de ministers. Zij maken een dienstverleningsovereenkomst, zoals u net noemde. Daarom schrijft het kabinet dat die zal passen binnen de wettelijke kaders en dat die er anders niet komt. Als die worden aangepast, komt dat eerst in de Tweede en de Eerste Kamer. Dit is dus een hele normale constructie. Wij stellen geld beschikbaar; de regering regeert en gaat over de uitvoering. Gaat dat fout, dan komt er niemand hier, behalve de minister of de staatssecretaris. Het is een hele normale procedure.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik zei slechts: "Komt er dan een lid van het Koninklijk Huis in vak K?" Die zin heeft een vraagteken. Ik zei niet: dan komt er een lid van het Koninklijk Huis in vak K. Ik zei: "Komt er dan een lid van het Koninklijk Huis in vak K? Dat kan natuurlijk niet." Dat lijkt me helder als antwoord op uw vraag.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Ik ben blij dat u het zo corrigeert. De suggestie was natuurlijk van wel.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Het is onrustbarend dat het landsbestuur, omziend naar de eigen fouten, thans kennelijk zo in paniek is geraakt dat regels niet meer tellen en er met wetten wordt gegoocheld, tot aan de Grondwet toe, om maar uit de ellende te komen. Rechtvaardigheid is een groot goed. Maar het recht geldt niet alleen het incident, maar vormt de constructie van ons bestel, nationaal en internationaal. Paul van Vliet zong ooit: "Den Haag, waar de wijzen in 's lands dienst vergrijzen." Deze wijze zou van dit dossier op zich al grijze haren hebben gekregen.

Voorzitter. De minister en de staatssecretaris hebben op al mijn 80 vragen antwoord gegeven. Nogmaals dank daarvoor. Er is hard gewerkt door hen en de ambtenaren. Sommige antwoorden waren zeer bevredigend of verduidelijkend. Andere antwoorden waren juist teleurstellend of niet overtuigend. Ik zal u vanavond — u snapt het — een uitputtende behandeling van de antwoorden besparen. Het gaat vandaag vooral om de conclusies die mijn fractie aan de antwoorden verbindt. Deze conclusies zal ik zo meteen, aan het slot, noemen.

Wel positief is dat de opschaling van de SGH-route niet leidt tot een toename van het aantal ouders dat zich meldt als gedupeerde, omdat de aanmeldtermijn ervoor reeds is verlopen. Op dit moment meldt 25% van de ouders die na de integrale beoordeling gedupeerd blijken te zijn, zich voor een aanvullende schaderoute. De staatssecretaris schrijft dat dit percentage nog wel kan oplopen. Mijn vraag is: tot hoeveel? Wordt het in de gaten gehouden? Zo ja, hoe? Is het genoemde aantal van 36.160 het absolute plafond?

Wij zijn na de antwoorden ook nog steeds bezorgd over hoe de stichting gaat werken als het niet gaat over enkele honderden schadeverzoeken, zoals in de pilot, maar over enkele duizenden, zo niet tienduizenden. In het wetsvoorstel wordt uitgegaan van 20.000 aanmeldingen. In die antwoorden lezen wij zelfs het aantal van 25.000. Dat zijn aantallen waar elke overheidsinstelling zich makkelijk in kan verslikken, maar een plan ontbreekt.

Mijn fractie is ook bezorgd over het feit dat ruim 57% van de medewerkers van de Dienst Toeslagen van de Belastingdienst voor de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen werkt. Dat zijn er 2.300 van de 4.000. Hoe wordt deze verhouding nadat de SGH-route is opgeschaald? Werkt dan straks 90% voor het herstel en slechts 10% voor de normale uitvoering? Ook zorgelijk vind ik het antwoord dat elke schadesituatie uniek is en dat leed zich niet goed leent voor een vergelijking. Wij zijn bekend met de voorbeelden uit Groningen, waar een scheur in een muur tot enorme administratieve rompslomp en precies passende compensatie leidde. Deze mensen willen ook wel een SGH-route waarmee meerdere specialisten zich buigen over het feitenrelaas en waar ook indirecte en bijkomende schade wordt vergoed. Maar helaas, die route is er niet voor hen. Snapt de staatssecretaris dat de indruk van gelijke behandeling voor veel mensen uit zicht raakt?

De interne conclusie van de vaktechnische adviseurs van het ministerie dat er steeds meer dossiers zijn waarbij geen sprake is of zou moeten zijn van gedupeerdheid, wordt niet gedeeld door het kabinet. Dat wekt enige verbazing. Kan alsnog gemotiveerd worden waarom die conclusie niet gedeeld wordt?

De vorige staatssecretaris schreef in haar brief dat continuering van de SGH-route onder pilotvoorwaarden tot onuitlegbare uitkomsten en daarnaast tot onrechtmatigheid leidt. Maar deze staatssecretaris schrijft nu: tegelijkertijd was het niet voor niets een pilot; het doel was te leren of aan deze voorwaarden werd voldaan op de manier waarop SGH haar proces invult. Moet of kan mijn fractie hieruit afleiden dat ook dit kabinet geen enkele ruimte laat voor het mislukken van de gesprekken — waar ik overigens niet voor ben — met SGH over de DVO? Hebben het kabinet en de Tweede Kamer in dat geval de onderhandelingspositie met de stichting echter niet verzwakt door nu al het geld te reserveren en door de SGH-route bij voorbaat als "zeer wenselijk" te benoemen? Daar wil deze senator vanavond antwoord op hebben.

Het was de inzet van het kabinet om de DVO af te sluiten voor verzending van de nota van wijziging aan de Tweede Kamer. In dat geval was het mogelijk geweest om de definitieve afspraken gedetailleerd te verwerken in de nota van wijziging, aldus de bewindsvrouw. Helaas is dit niet gelukt omdat de gesprekken met de stichting pas net zijn begonnen. Hier gaat het mis. Mijn fractie had sterk de voorkeur gegeven aan een nota van wijziging waarin de definitieve afspraken gedetailleerd waren verwerkt.

Voorzitter. Ik rond af met vijf conclusies. Eén: het is niet verantwoord om nu akkoord te gaan met of van instemming blijk te geven voor de aanvaarding van de begrotingswijziging. Twee: er zal eerst meer zicht moeten komen op de verantwoording van de extra uitgaven. Drie. Daarom dient er in elk geval een ondertekende DVO te zijn waarvan de beide Kamers der Staten-Generaal eerst kennis hebben kunnen nemen, alvorens een akkoord kan worden gegeven op de begrotingswijziging. Vier: er dient zo veel mogelijk zekerheid te worden geboden dat gewerkt gaat worden in overeenstemming met de wettelijke regels. Ten slotte: er moet passende aandacht worden gegeven aan de staatsrechtelijke positie van de betrokken leden van het koningshuis in samenhang met de ministeriële verantwoordelijkheid. Ik roep mijn collega-senatoren dan ook op om op dit moment niet akkoord te gaan met de begrotingswijziging.

Mijn fractie wacht de reactie van de minister en de staatssecretaris met belangstelling af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. De heer Crone, namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Het is niet ongebruikelijk dat wij begrotingsartikelen of hele begrotingen goedkeuren, waarbij we de uitvoering aan het kabinet laten. Ik heb dat net al gezegd. Er is een juridisch kader in de Toeslagenwet en in de Herstelwet. Dat is ook uitvoerig met details in de Tweede Kamer besproken, waarbij ook nog herhaaldelijk is gezegd dat er alleen schade is als er een relatie is met de toeslagen, dat de schades van voor de toeslagenaffaire niet meer meegenomen mogen worden enzovoorts. Als je dat allemaal bestudeert, is het heel normaal dat wij nu zeggen: het kabinet gaat het uitvoeren. Het kabinet zegt gelukkig: als de dienstverleningsovereenkomst in strijd is met dit wettelijk kader, gaat het niet door of komen we terug bij de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Dit is dus een hele normale procedure. U moet dus niet aan andere senatoren vragen — ik zal niet letterlijk citeren, maar zoiets zei u — hoe wij hiermee akkoord kunnen gaan, want dat doen wij dagelijks.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Heeft u weleens gehoord van het zomerreces?

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Ja, nog een paar uurtjes.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik herhaal wat ik zei: het was de inzet van het kabinet, het vorige kabinet, om de DVO af te sluiten voor verzending van de nota van wijziging aan de Tweede Kamer. In dat geval was het mogelijk geweest de definitieve afspraken gedetailleerd te verwerken in de nota van wijziging. Helaas is dit niet gelukt omdat de gesprekken met de stichting pas net zijn begonnen. Als we geen zomerreces hadden gehad of als dit een maand eerder via het kabinet in de Tweede Kamer was gekomen, hadden wij in de afgelopen maand alle tijd gehad. En als er nu geen reces was geweest, hadden wij dat de komende maand kunnen doen. Alleen omdat er een zomerreces is, zegt het kabinet: onze deadline moet gehaald worden en als de Eerste Kamer op 9 juli niet stemt, halen wij artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet erbij om in het belang van het Rijk toch aan beide Kamers te vragen of ze voldoende geïnformeerd zijn zonder dat er een wettelijke basis is. Daar is geen woord Frans bij.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Dat is toch de wereld op z'n kop? Er wordt gevraagd, in de eerste plaats door de ouders en door die stichting: help ons aan een snellere afhandeling dan de wat sterkere bureaucratische voorziening. Daarbij hebben de diensten niet eens informatie over de ouders en schamen zij zich dat ze niet kunnen vertellen hoe het zit. U heeft er vorige week ook bij gezeten toen we de ouders spraken. Dat zijn enorme procedures. Dan komt hier een regeling met wat meer aannemelijkheid in plaats van bewijs. Dat wil iedereen. Om dat te bespoedigen, stellen we alvast budget beschikbaar. Maar, nogmaals, dat doen we binnen de kaders van de wet, via de dienstverleningsovereenkomst. Daar is niks mis mee, maar als wij nu wachten tot september, kan er maandenlang niks gebeuren. Dat willen wij niet. Wij willen tempo maken. Daar staat de Kamer, de Tweede Kamer, eensgezind achter en ik hoop dat ook hier een grote meerderheid daarachter staat.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ga niet weer citeren wat ik zojuist heb gezegd, maar als wij geen zomerreces hadden gehad, had de Eerste Kamer dit de komende weken ordentelijk kunnen behandelen — en had de Tweede Kamer daar overigens ook meer tijd voor kunnen nemen — aannemende dat de onderhandelingen over de DVO dan ook binnen een paar weken zouden zijn afgerond. Daar ga ik van uit, omdat ik nergens in de stukken lees dat dat niet heel waarschijnlijk is. Alleen omdat het nu reces is … Ik begrijp het vanuit de slachtoffers heel goed, meneer Crone; dat begrijp ik helemaal. Ik ben ook niet wereldvreemd en mijn talrijke fractie is dat nog minder. Deze nota van wijziging is vorige week woensdagavond ingediend, omdat de Kamer zei: dien 'm vóór het reces in, ook als er geen overeenkomst is. De Tweede Kamer heeft dit de volgende dag zonder debat en zonder schriftelijke behandeling gewoon goedgekeurd. De vraag is dus wat deze chambre de réflexion moet doen. Onze hoofdtaak is goedkeuren van wetgeving, zorgen voor een zorgvuldige uitvoering en toetsen aan de drie bekende criteria. Nu dat door tijdnood en de deadline van het kabinet … Ik zie sommige collega's lachen, maar dit is geen onderwerp om bij te lachen. Wat ik hier betoog, is ook niet om te lachen. Ik zal geen namen noemen van de collega's. Maar dat even terzijde.

Natuurlijk begrijp ik heel goed dat wij allemaal vinden dat snelheid geboden is, maar wij moeten kijken of de begrotingsprocedure en de onderliggende overeenkomst aan de wettelijke regels voldoen. De vorige regering zei: wij willen eerst gedetailleerd de afspraken afronden, ze in de nota van wijziging zetten en ze pas daarna aan de Kamers voorleggen. Door het zomerreces is dat niet gelukt. Dat begrijp ik. Maar dan is het de vraag wat wijs is. Daar spreken wij vanavond over en mijn oordeel daarover geef ik uiteraard graag aan alle senatoren.

De heer Schalk i (SGP):

Als het gaat over de procedure, betoogt de heer Van Rooijen dat er in de Tweede Kamer zonder debat besluiten zijn genomen. We hebben net geconcludeerd dat hij zelf met vijf conclusies komt en zijn oordeel al heeft gegeven zonder dat er een debat heeft plaatsgevonden met de minister en de staatssecretaris. Moeten we dat dan niet even opschorten? Misschien komt er wel gewoon een goede beantwoording.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ken collega Schalk als iemand die altijd hele puntige en scherpe opmerkingen maakt. Ik ben dit met hem eens. Ik heb ook niet gezegd dat u nu al dat standpunt in moet nemen. Ik heb bedoeld te zeggen dat mijn fractie vindt dat eerst aan deze voorwaarden voldaan moet zijn om over te kunnen gaan tot stemming. Maar, en dat zou de laatste zin van mijn inbreng zijn, collega Schalk, mijn fractie wacht uiteraard de reactie van de minister en de staatssecretaris met heel grote belangstelling af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? De heer Van Ballekom.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Ballekom i (VVD):

Voorzitter. Eerst en vooral zou ik de minister van Financiën en de staatssecretaris Toeslagen en Douane namens mijn fractie van harte welkom willen heten in onze Kamer. Vreest niet, minister, het is geen usance dat in deze Kamer over begrotingen of gewijzigde begrotingen gedebatteerd wordt. Veelal zijn begrotingsdebatten beleidsdebatten. De laatste keer dat deze Kamer een begroting heeft verworpen was in 1907: de oorlogswet. Dat was overigens vooral vanwege het voorgenomen beleid en niet zozeer vanwege de cijfermatige kant van de begroting. Het is leuk om "Honderd jaren" van professor Oud hierop na te lezen. Kortom, beleidsdebatten horen bij voorkeur in de Tweede Kamer plaats te vinden. Deze Kamer beperkt zich doorgaans tot drie beleidsdebatten: de Algemene Politieke Beschouwingen, de Algemene Financiële Beschouwingen en het Belastingplan, en de Algemene Europese Beschouwingen. Mijn fractie vindt dat het daarbij ook mag blijven.

Om na het uitgebreide betoog van collega Van Rooijen in het geheel niet het woord te nemen, zou bij u als kersverse minister en kersverse staatssecretaris een verkeerde indruk kunnen wekken. Dat wil ik voorkomen. Ervaring in de commissie Financiën, waarvan ik de eer heb voorzitter te zijn, leert dat het voeren van begrotingsbeleid wel degelijk indringend wordt besproken in de commissievergaderingen en tijdens debatten. Ik ben er zeker van dat niet alleen de VVD de schriftelijke behandeling van het gewijzigde voorliggende voorstel zorgvuldig heeft bestudeerd, zoals dat ook in de Tweede Kamer is gebeurd. Maar ja, sommige fracties hebben geen Tweede Kamerfractie.

Tijdens de vergadering van vorige week heeft de commissie voor Financiën kennisgenomen van de in de Tweede Kamer vrijwel unaniem geaccordeerde aanvullende gewijzigde begroting van Financiën, waarin de budgettaire effecten zijn opgenomen die samenhangen met de methode uitgewerkt door de Stichting (Gelijk)waardig Herstel waarmee de gedupeerden van de toeslagenaffaire tegemoet kunnen worden gekomen. De daarmee gepaard gaande lasten van 2,3 miljard euro noodzaken deze aanvullende gewijzigde begroting. Hiermee hopen wij een versnelling en een verbetering van de hersteloperatie te bewerkstelligen. De VVD respecteert deze politieke beleidsbeslissing volledig. De gedupeerden moeten hun sores zo snel mogelijk achter zich kunnen laten. Mijn fractie zal dan ook zonder nadere vragen of opmerkingen instemmen met de voorliggende aanvullende gewijzigde begroting van het departement van Financiën. Wij kijken met belangstelling uit naar de augustusbesluitvorming, waarbij zal worden aangegeven op welke manier de 2,3 miljard zal worden gedekt. Maar dat is in dit spoedeisende geval van latere zorg. Minister, u hebt dus nog enige tijd om met het kabinet over passende oplossingen na te denken. De VVD-fractie ziet de voorstellen met vertrouwen tegemoet.

Concluderend, voorzitter. Het zou een goede zaak zijn als we vandaag een beslissing nemen. Dat voorkomt overigens ook een beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet, waar de minister vanuit zijn huidige functie kennis van heeft, maar ook vanuit vorige functies. Daar moeten we alleen in zeer uitzonderlijke gevallen een beroep op doen. Dat leert een motie van een voormalig lid van de Tweede Kamer genaamd Heinen ons ook.

Dank voor uw aandacht. Dank, voorzitter, dat ik nog even de gelegenheid heb gekregen kort het woord te voeren.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Ballekom.

Wenst een van de andere leden nog het woord te voeren in de eerste termijn? Ik zie dat dat niet het geval is.

De vergadering wordt van 20.02 uur tot 20.16 uur geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Financiën.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Heinen i:

Dank u wel. Allereerst ook dank voor de uitnodiging om hier bij dit debat te zijn, specifiek aan de heer Van Rooijen, want dat stelt mij in de gelegenheid mijn eerste debat als minister in de Eerste Kamer te voeren. Dat is een grote eer, want in dit huis gaat de inhoud voor de politiek. Als man van de inhoud voel ik mij hier dan ook het meeste thuis. Dank dus voor de uitnodiging. Het is fijn om hier te zijn.

Ik wil overigens nog opmerken dat ik van plan was om met alle financieel woordvoerders kennis te maken. We hebben er nu een soort groepssessie van gemaakt, maar ik kom ook nog graag bij iedereen langs om nader kennis te maken. We gaan nu gelijk naar de inhoud.

Voorzitter. U heeft mij gevraagd aan te geven langs welke blokjes ik mijn verhaal opbouw. Er zijn vragen gesteld over box 3, de deugdelijkheid van de Voorjaarsnota, specifiek over de 2,3 miljard, artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet, de rol van de Raad van State en het Koninklijk Huis. Ik zal de antwoorden in die volgorde langslopen. Alle vragen met betrekking tot toeslagen zullen uiteraard beantwoord worden door de staatssecretaris.

Voorzitter. Allereerst de vragen over box 3. Kan ik al een tipje van de sluier oplichten? Het antwoord is nee. Ik stel voor om het debat daarover echt met de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst te voeren. Geef ons als kabinet ook de ruimte om het hoofdlijnenakkoord te vertalen in een regeerprogramma, om een nette begroting op te stellen, om die te laten landen in de Miljoenennota en het Belastingplan, en om dan het debat over het belangrijke dossier box 3 aan te gaan.

Dan over de Voorjaarsnota. Het zou mij niet sieren als ik daar nu op zou terugblikken, erover zou oordelen of recensies zou geven over hoe de Voorjaarsnota tot stand is gekomen. In algemene zin kan ik wel wijzen op het hoofdlijnenakkoord en de begrotingsregels die we daarin met elkaar hebben afgesproken. Als minister van Financiën vind ik dat zelf ook zeer belangrijk. We hebben daarin afgesproken dat we de Studiegroep Begrotingsruimte volgen. Helder is dat we meevallers enkel inzetten voor tegenvallers, en niet voor nieuw beleid. Dat vind ik zeer belangrijk. Extra uitgaven moeten we ook netjes dekken binnen de begroting. Dat ben ik ook van plan als het gaat om die 2,3 miljard.

Laat dat gelijk een bruggetje zijn naar de 2,3 miljard. Ik wijs er graag op, ook naar aanleiding van de inbreng van de heer Van Rooijen, dat het voormalige kabinet missionair was op het dossier herstel toeslagen. In een in de Tweede Kamer ruim aangenomen motie — ik begreep dat daar 149 zetels voor waren — werd dat kabinet verzocht om voor de zomer met oplossingen te komen, voornamelijk via de route waarvoor we hier vandaag staan. Het kabinet heeft dat ook gedaan. Het heeft ook aangegeven in te schatten dat het 2,3 miljard kost. Dat moet in augustus gedekt worden. Dat is de puzzel die ik de komende tijd moet leggen.

Het is een nog grotere eer dat artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet in dit huis wordt genoemd. Ik zou een verjaardag niet beter op gang kunnen brengen dan door te beginnen over artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet, maar dat gaat mij zeer aan het hart, omdat ik vind dat het budgetrecht ten principale in de Eerste en Tweede Kamer ligt. Als beide Kamers besluiten om een begroting of suppletoire begroting niet goed te keuren, kan het kabinet simpelweg geen geld uitgeven. Er zijn natuurlijk uitzonderingen in specifieke zaken. U kunt denken aan een bankenredding in een weekend. Dan heb je helaas geen tijd om uitgebreide debatten te voeren. Daar is artikel 2.27 voor bedoeld. Ik vind dat dit in de afgelopen jaren veel te ruim is ingezet. Ik ben ook blij dat het Kamerlid Heinen in een vorig leven wetgeving heeft voorgesteld om dat aan banden te leggen.

In relatie tot dit dossier verwijs ik ook naar een zin in de brief van mijn voorganger. Die schreef: we zijn niet voornemens om artikel 2.27 te gebruiken. Ik ben dat ook niet voornemens. Sterker nog, ik vind dat hier geen sprake van kan zijn. Mocht de Eerste Kamer de voorstellen zoals die hier voorliggen niet goed vinden en besluiten die nu niet te behandelen of weg te stemmen, dan kan de stichting dit geld simpelweg niet uitgeven. Dan staat deze herstelroute dus ook stil. Het is vandaag dus echt aan de Eerste Kamer om daar een besluit over te nemen. Ik vind ook dat het hier hoort.

De Raad van State adviseert nooit over een suppletoire begroting. Dat is nu dus ook niet gebeurd. De Raad van State adviseert wel over de voorjaarsnota als geheel, maar niet over afzonderlijke suppletoire begrotingen.

Als laatste, voorzitter, het Koninklijk Huis. Ik zou echt willen voorkomen dat we hier vandaag een debat over het Koninklijk Huis gaan voeren. Laten we dat niet doen. Laten we ons focussen op hoe wij recht kunnen doen aan de gedupeerden van de toeslagenaffaire. Laten we dat ook budgettair netjes verwerken, waarvoor de heer Van Rooijen ook terecht aandacht vraagt. Ik heb begrepen dat de heer Van Rooijen gisteren ook schriftelijke vragen heeft gesteld aan de minister-president. Laten we die beantwoording afwachten. Dat is staatsrechtelijk ook zuiver, want de ministeriële verantwoordelijkheid ligt dan ook bij de minister-president.

Voorzitter. Daarmee heb ik hopelijk alle vragen goed beantwoord. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik denk dat ik dat ga doen, minister. Ik ben degene die hier het woord uitdeelt. Dat is zo'n beetje het enige wat ik hier mag doen! Ik ontneem u dus nu het woord ...

Minister Heinen:

Waarvan akte!

De voorzitter:

... en ik geef het woord aan de staatssecretaris Toeslagen en Douane.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Staatssecretaris Achahbar i:

Voorzitter, hartelijk dank voor uw welkomstwoorden. Ook aan alle leden hier hartelijk dank voor het warme welkom. Het is bijzonder eervol voor mij om hier in uw Kamer voor het eerst als staatssecretaris het woord te mogen voeren. Naast dat het eervol is, moet ik bekennen dat het ook spannend is om hier voor het eerst te staan, een week na mijn beëdiging. Ik zal mijn uiterste best doen om de vragen van de heer Van Rooijen zo goed mogelijk te beantwoorden. Mocht de onwennigheid mij toch nog parten spelen tijdens het debat, dan vraag ik via u, voorzitter, om enige mildheid.

Ik begin met een korte inleiding, waarna ik thematisch de gestelde vragen zal beantwoorden.

Voorzitter. De ouders die zijn geraakt door de toeslagenaffaire is groot onrecht aangedaan. Velen van hen zijn in grote financiële problemen gekomen, maar de gevolgen van de toeslagenaffaire gaan verder dan financiën. Hele levens van mensen zijn in de vernieling geraakt. Gebroken gezinnen en psychiatrische problemen zijn enkele voorbeelden van dat soort gevolgen. Dit leed zal waarschijnlijk nooit volledig hersteld kunnen worden — dat realiseer ik mij terdege — maar alles wat wij doen, moet erop gericht zijn om de ouders en de kinderen de kans te geven om hun leven weer zo snel mogelijk op de rit te krijgen. Met de juiste middelen kunnen zij het hoofdstuk afsluiten en eindelijk doorgaan met hun leven. Ik heb deze functie aanvaard met de uitdrukkelijke beweegreden om hieraan een bijdrage te kunnen leveren.

Ik zie dat er door velen hard gewerkt is in de hersteloperatie. Er is ook al veel bereikt. Bijna 69.000 mensen hebben zich aangemeld als mogelijk gedupeerde. Daarvan zijn tot op heden ruim 36.000 ouders erkend als gedupeerde. Bijna 80% van hen heeft de integrale beoordeling inmiddels doorlopen. Dat betekent dat deze ouders de volledig onterechte terugvordering plus een forfaitaire schadevergoeding hebben ontvangen. Hun schulden worden aangepakt en zij krijgen ondersteuning vanuit de gemeente waarin zij wonen. Gedupeerde kinderen hebben ook een financiële vergoeding gehad.

Maar er is nog veel te doen. Dat geldt met name voor de afwikkeling van de aanvullende schade van ouders die meer schade hebben opgelopen dan zij bij de integrale beoordeling vergoed hebben gekregen. Ouders verdienen een zo goed en zo spoedig mogelijk herstel. Elke dag dat zij nog moeten wachten, is er een te veel.

Daarom is het de wens van zowel het vorige als het nieuwe kabinet om de alternatieve schaderoute via de Stichting (Gelijk)waardig Herstel nog deze zomer door te zetten en op te schalen. Ik ben dan ook blij dat de Tweede Kamer zich tijdens het debat met mijn voorgangster op 30 juni vrijwel unaniem achter deze inzet heeft geschaard. De pilot heeft laten zien dat de SGH-methode werkt. Het is een aanpak die de ouders daadwerkelijk helpt in de verwerking. Het gaat sneller en ouders zijn tevreden. Uit de pilot zijn ook een aantal aandachtspunten naar voren gekomen. Deze aandachtspunten zijn vertaald naar drie belangrijke voorwaarden, die het vorige kabinet heeft verbonden aan de opschaling van de schaderoute. De schadevergoeding moet uitlegbaar zijn, vooral in relatie tot de bestuursrechtelijke CWS-schaderoute, de route moet voldoende schaalbaar zijn en de route moet robuust zijn. Met andere woorden, er moeten checks-and-balances in zitten. Over deze voorwaarden is in gesprek gegaan met de stichting. Het doel is om tot een dienstverleningsovereenkomst te komen waarin deze voorwaarden zijn geborgd. Er zijn in het proces belangrijke stappen gezet. Momenteel zitten we in de laatste fase van het proces om tot een dienstverleningsovereenkomst te komen.

Om de opschaling van de schaderoute nog deze zomer mogelijk te maken, is echter ook budgettaire instemming vereist van beide Kamers. Daarom heeft het vorige kabinet op 26 juni de benodigde nota van wijziging ingediend, zodat de Tweede Kamer hierover kon stemmen en wij hier vandaag met uw Kamer over kunnen spreken. Als uw Kamer vandaag instemt met deze nota van wijziging, kan de schaderoute van de stichting na het sluiten van de nieuwe DVO, de dienstverleningsovereenkomst, daadwerkelijk nog deze zomer van start gaan met voldoende budget. Op deze manier houden we de tijd tussen het einde van de pilot en de start van de schaderoute zo kort mogelijk. Ook kunnen we op die manier de ouders zo snel mogelijk duidelijkheid geven.

Voorzitter. Tot zover mijn inleiding. Dat brengt mij bij de beantwoording van de door het lid Van Rooijen gestelde vragen. Ik zal dat doen aan de hand van de volgende deelonderwerpen: allereerst de aard van de gedupeerdheid en het aantal gedupeerden, daarna de opzet van de schaderoute in relatie tot de Wet herstel toeslagen en daarna de rol van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel.

De vraag of een ouder gedupeerd is, volgt uit de Wet hersteloperatie toeslagen en uit de uitleg die daaraan wordt gegeven, bijvoorbeeld door de onafhankelijke Commissie van Wijzen, de bezwaaradviescommissie of de rechter. Er is een grote groep ouders gedupeerd, groter dan aanvankelijk verwacht. Dat is het gevolg van de gemaakte keuzes in de hersteloperatie en het uitgangspunt om die operatie ruimhartig in te vullen. De mate waarin een ouder gedupeerd is, kan ook verschillen. Dat maakt voor de vraag of iemand gedupeerd is niets uit. De UHT, de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, vindt het belangrijk dat medewerkers signalen geven als zij vinden dat de wet te ruimhartig is. Soms leidt dat tot aanpassing van het beleid, maar soms ook niet.

Dan is er de vraag van de heer Van Rooijen of het genoemde huidige percentage van 25% dat zich meldt voor aanvullende schadevergoeding nog kan oplopen. Natuurlijk kan dat. In theorie kan iedereen zich nog melden, aangezien de aanmeldtermijn nog loopt tot 1 januari 2025 op z'n vroegst. Deze termijn loopt nog langer door voor ouders die pas na deze zomer hun integralebeoordelingsbeschikking ontvangen.

Dat iedereen zich meldt, is niet realistisch, maar we moeten er wel rekening mee houden. Omdat we niet weten hoeveel ouders een positieve integralebeoordelingsbeschikking ontvangen, is het maximum nu nog een schatting. Maar dat wordt geraamd op maximaal 42.000 kinderopvangtoeslagaanvragers en 9.000 ex-toeslagpartners. De 36.160 die het lid Van Rooijen noemt, is het huidige aantal positieve beoordelingen. Dat is de stand van juni 2024. Deze komen in deze fase niet allemaal in aanmerking voor de SGH-route, maar hebben wettelijk wel recht op een aanvraag voor aanvullende schadevergoeding.

Dan de vragen die zien op de opzet van de schaderoute in relatie tot de Wet hersteloperatie toeslagen. Het lid Van Rooijen vroeg of het kabinet op zoek is naar een juridisch alibi om de werkwijze te handhaven binnen de huidige wet. Hij stelt dat er sprake zou zijn van een tegenstelling tussen enerzijds ruimhartigheid en anderzijds het streven om volgens de wettelijke normen te handelen. Deze beginselen zouden elkaar uitsluiten. Het is de vraag of er een tegenstelling is. Het ruimhartig compenseren van gedupeerde ouders staat niet op gespannen voet met de Wet hersteloperatie toeslagen, maar is juist een onderliggend uitgangspunt van de hersteloperatie. We willen compenseren binnen de grenzen van de wet. Zo er al risico is ten aanzien van de rechtmatigheid, dan nemen wij die voor onze rekening.

Voorzitter. Het lid Van Rooijen vroeg om een reflectie op het punt dat SGH niet zou handhaven op volgordelijkheid, door bijvoorbeeld baanverlies te vergoeden dat plaats heeft gevonden voor de eerste terugvordering. In de evaluatie valt inderdaad terug te lezen dat dit tijdens de pilot voorkwam. Daar waren verschillende redenen voor, die ook in de evaluatie te lezen zijn. Het kabinet acht het niet uitlegbaar als schade wordt vergoed van voor de aanvang van de toeslagenaffaire. Er worden dus afspraken gemaakt met SGH om dit in de toekomst te voorkomen.

Er is ook gevraagd of ik snap dat voor veel mensen de indruk van gelijke behandeling, bijvoorbeeld omtrent Groningen en toeslagen, uit het zicht raakt. Het is lastig om leed te vergelijken. Daar wil ik dan ook niet mee beginnen. Het schaderecht dient correct toegepast te worden. Wanneer dat niet goed wordt toegepast, kan er sprake zijn van onuitlegbare uitkomsten. Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 31 mei, wil het kabinet dit juist voorkomen en zijn daar nu waarborgen voor getroffen.

Dan kom ik bij het deelonderwerp: de rol van SGH. Dan kom ik uit op de vraag of met de opschaling van SGH straks 90% van de medewerkers van Toeslagen voor herstel werkt. De stichting SGH werkt onafhankelijk van de Dienst Toeslagen. Luisterend schrijvers en schadebeoordelaars zijn geen medewerkers van Toeslagen of de Belastingdienst. Dat zal met de opschaling niet veranderen. SGH werkt bovendien vooral met vrijwilligers. Het is een zeer knappe prestatie van SGH dat de stichting zo veel vrijwilligers aan zich weet te binden.

Dan kom ik op de vraag of koste wat kost een DVO gesloten moest worden met SGH. Dat is niet het geval. De SGH-aanpak kent veel positieve aspecten, zoals hoge oudertevredenheid, lage uitvoeringskosten en grote productiecapaciteit. Daarom is het de wens van het kabinet om op te schalen. De Tweede Kamer heeft deze wens bevestigd. Maar er gingen ook dingen niet helemaal goed, zoals te lezen valt in de evaluatie. De voorwaarden die hieruit volgen zijn precies dat: voorwaarden. De Tweede Kamer heeft in de motie-Grinwis opgeroepen om deze voorwaarden over te nemen. Dit heeft juist positief bijgedragen aan het gesprek dat met SGH is gevoerd, omdat er geen enkel misverstand is over wat voor het kabinet en de Kamer van belang is bij opschaling.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris. Dan komen we thans bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Van Rooijen. Ik geef hem vijftien minuten. Dat is de helft van zijn eerste termijn. Dan kan hij kijken wat hij nodig heeft. Gaat uw gang. U wilt een paar minuten schorsen, meneer Van Rooijen? Oké.

De vergadering wordt van 20.33 uur tot 20.41 uur geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Thans komen we bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Van Rooijen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Mijn fractie werkt, zoals u ziet, door tot na 20.00 uur. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun aanwezigheid en voor hun antwoorden op de vele vragen van mijn fractie. Ik ben op onderdelen wel gerustgesteld, maar de kern van de zaak is en blijft problematisch.

Ik ben blij met het antwoord van de minister dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet. Die is bedoeld voor bijvoorbeeld een bankrun in het weekend. De minister zegt: als de Eerste Kamer niet zou instemmen met dit wetsvoorstel, dan mag er geen geld worden uitgegeven. Ik ben heel blij met deze opmerking.

Ik ben het ook eens met de minister dat we geen debat moeten voeren over het Koninklijk Huis. Ik sluit aan bij de woorden van de minister dat ik gisteren schriftelijke vragen heb gesteld, een groot aantal aan de minister-president.

Ik ben verheugd dat de staatssecretaris meldt dat er binnen de SGH-route een oplossing zal worden gevonden voor de handhaving op volgordelijkheid. Begrijp ik goed dat dit ook geldt voor de causaliteit?

Ik herhaal de indruk dat het kabinet op zoek is naar een juridisch alibi om zo veel mogelijk de huidig werkwijze te handhaven binnen de huidige wet. Wij vinden nog steeds dat er sprake is van een tegenstelling tussen enerzijds het bieden van ruimhartige compensatie en anderzijds het streven om volgens de wettelijke normen te handelen. Het viel mij enigszins op dat de staatssecretaris zei: mocht er toch sprake zijn van onrechtmatigheid, dan neemt het kabinet die voor zijn verantwoordelijkheid. Waarvan akte.

Ik herhaal tevens dat de minister en de staatssecretaris er met hun antwoorden niet in slagen om de indruk weg te nemen dat gekwalificeerde gedupeerden van de toeslagenaffaire een opening wordt geboden om al het leed van het leven sindsdien te koppelen aan de toeslagenaffaire. De uiteindelijke vergoeding zal daarmee in voorkomende gevallen geen enkele verhouding meer kennen tot de omvang van de terugvordering. Hoe dit uiteindelijk door een advocatenkantoor en door een andere externe partij zal worden gevalideerd binnen het schadevergoedingsrecht is mij nog steeds onvoldoende duidelijk. Naar de mening van mijn fractie had het kabinet echt moeten wachten op de ondertekening van de DVO.

Tot slot, voorzitter. Ik had in dit deel van het jaar graag stilgestaan bij de extreem scherpe daling van de begrote middelen voor het vreemdelingenbeleid in 2027. Dank aan de minister dat hij dit in het antwoord op de vragen van mijn fractie heeft bevestigd. Ik kan mij niet aan de observatie onttrekken dat deze begrote daling van de kosten hoogstwaarschijnlijk niet kan worden waargemaakt, zelfs niet bij een extreme daling van de instroom. Dat is juist voor dit kabinet een probleem, omdat het moeten uittrekken van extra geld voor vreemdelingenbeleid voor dit kabinet een existentiële kwestie kan zijn. Men kan ongetwijfeld nog wel een jaartje of twee dit probleem negeren of doen alsof de instroombeperking voor de oplossing zal zorgen, maar mijn fractie wil het liever voorkomen dan genezen. We zullen hier bij de Miljoenennota voor 2025 zeker op terugkomen.

Ik dank nogmaals beide bewindslieden dat ze ook voor hún reces, dat bijna komt, de antwoorden hebben gegeven. Ik wens beiden veel succes bij deze taak. Hier spreekt ook iemand van "wij van Financiën" tot u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister, staatssecretaris bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de Kamer? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de minister van Financiën.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Heinen i:

Voorzitter. Er rest mij niks dan de heer Van Rooijen te danken, ook voor het aanvragen van dit debat. Ik vind het belangrijk dat wij hierover spreken, niet alleen over het herstel, maar ook over de budgettaire inpasbaarheid. Het is goed dat u daar aandacht voor vraagt, zeg ik via de voorzitter. Ik heb geen verdere vragen gehoord, dus ik dank u nogmaals. Ik zal niet zeggen aan wie ik het woord geef. Dat is aan u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris Toeslagen en Douane.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Staatssecretaris Achahbar i:

Dank u wel. Ik heb volgens mij twee vragen gehoord. Geldt het ook voor de causaliteit? Ja, dat is inderdaad het geval. Het geldt ook voor de causaliteit.

De tweede vraag is of er aangesloten zal worden bij het schadevergoedingsrecht, of dat dat in acht zal worden genomen. Ook het antwoord daarop is ja. Er zal gekeken worden naar het schadevergoedingsrecht en naar de wet inzake herstel toeslagen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris. Dan sluit ik de beraadslaging en kom ik tot afhandeling van het wetsvoorstel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor dat er zo dadelijk, aan het einde van de vergadering, over het wetsvoorstel wordt gestemd. Ik schors nu de vergadering voor vijf minuten, dus tot 20.51 uur, zodat de Griffie een stemmingslijst kan opstellen.

De vergadering wordt van 20.47 uur tot 20.53 uur geschorst.