Plenair Baumgarten bij behandeling Voorjaarsnota 2025



Verslag van de vergadering van 1 juli 2025 (2024/2025 nr. 36)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 9.45 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Baumgarten i (JA21):

Mevrouw de voorzitter. Ik zal het relatief kort houden, maar laat ik, tegen mijn gewoonte in, beginnen met een kritische noot. Ik weet dat ik niet alleen sta als ik zeg dat de beantwoording van de schriftelijke vragen lang op zich heeft laten wachten. Ook deze Kamer moet haar taak naar behoren kunnen uitoefenen. Dat betekent dat afspraken nagekomen dienen te worden. Maar goed, we zijn er nu toch.

Deze Voorjaarsnota mag gerust "beleidsarm" worden genoemd. Het is een ordinaire uitruil van wensen en lijstjes, die met optellen en minderen hebben geleid tot deze Voorjaarsnota. Ik hou mijn hart vast voor wat de Miljoenennota 2026 zal laten zien, want deze zal per definitie beleidsarm zijn, gegeven het inmiddels demissionaire bronkabinet. Deze Voorjaarsnota, nota bene opgesteld in missionaire tijden, belooft wat dat betreft niet veel goeds voor hetgeen nog komen gaat. Hoewel ik niet, zoals sommigen, de Raad van State voor een vrijwel onfeilbaar orakel houd, legt dit College van Staat ditmaal de vinger wel op een aantal zere plekken in de Voorjaarsnota 2025. Zo stelt de Raad van State: "Deze Voorjaarsnota laat, bij sluitende uitgavenkaders, een verdere stijging zien van consumptieve overheidsuitgaven en van overdrachtsuitgaven op de middellange termijn, met name in zorg en sociale zekerheid; investeringsuitgaven (…) stijgen niet of beduidend minder." In normaal Nederlands staat er dus dat de overheid te veel geld en ongericht geld uitgeeft, wat mogelijk de economie en inflatie dan weer aanjaagt.

Dat brengt mij bij de eerste vraag aan de minister. Jaar op jaar zien we een uitdijende overheid. Wanneer en hoe denkt deze minister dit structureel te kunnen ombuigen, opdat de rekening niet continu neerdaalt bij hardwerkende burgers en het bedrijfsleven? Een voorbeeld van het bovenstaande is bovendien sluipenderwijs verwerkt in de Voorjaarsnota 2025. Belastingschijven worden vanaf 2026 beperkt geïndexeerd, zodat inkomen uit arbeid hoger belast wordt. In chique termen stelt de Raad van State: "Bij sluitende lastenkaders in deze Voorjaarsnota wordt het niet verhogen van belastingen op consumptie gefinancierd door meer belastingen op arbeid."

Mevrouw de voorzitter. Bij een krapper wordende arbeidsmarkt en toenemende vergrijzing gaan we arbeid en méér arbeid dus negatief belonen. Mooie woorden ten spijt: hier is dus sprake van ontmoediging van werken. Immers, het niet of beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor betekent in feite een sluipende lastenverzwaring voor werkenden. Terwijl men zich beroept op trendmatig begroten, wordt de koopkracht van de middenklasse verder uitgehold. Mijn fractie constateert dat de lasten op arbeid stijgen. Dat ontmoedigt economische productiviteit. Is de minister dit met me eens?

Mevrouw de voorzitter. Ik schrok bovendien van de passage in de Voorjaarsnota over de forse opwaartse bijstelling aan EU-afdrachten. In 2026 hebben we het over 1 miljard euro extra. Dit zou hoegenaamd komen door diverse effecten, waaronder de bronnenrevisie door het Centraal Bureau voor de Statistiek én een positieve raming van de economische groei. Grote groepen burgers hebben al hun bedenkingen bij onze EU-afdrachten. Dat wordt niet minder als Nederland nog meer moet afdragen, zonder dat daar aantoonbaar extra voordelen tegenover staan. Dat brengt mij dus bij een vervolgvraag aan de minister: welk concreet voordeel haalt Nederland uit deze extra afdrachten?

Voorts het Klimaatfonds. De Voorjaarsnota meldt extra uitgaven aan het Klimaatfonds, van 200 miljoen euro in 2026 en verder. Principieel is mijn fractie tegen het alloceren van geld in fondsen, omdat deze zich aan het reguliere begrotingsproces onttrekken maar wel langetermijnverplichtingen creëren. Dit geldt niet alleen voor het Klimaatfonds maar bijvoorbeeld ook voor het Nationaal Groeifonds. Ten aanzien van het Klimaatfonds is mijn eenvoudige vraag aan de minister: wat is de doeltreffendheid van het rendementspercentage in CO2-reductie per bestede euro vanuit het Klimaatfonds? Voorts: welke appreciatie heeft de minister van de Financiën überhaupt van fondsen en de fondsensystematiek? Is de minister het met mij eens dat geld oppotten in fondsen potentieel belemmerend werkt voor het uitoefenen van het budgetrecht van de Kamers en de toetsing aan begrotingskaders?

Ook schrijnend is de voortdurende inzet op het toeslagenstelsel als vangnet. Vorig jaar heeft deze Kamer mijn motie aangenomen die de regering verzoekt binnen zes maanden met een concreet tijdpad te komen voor een fundamentele hervorming van het toeslagenstelsel na talloze onderzoeken en commissies. Die motie is tot op heden, ondanks wederom toezeggingen in de schriftelijke beantwoording op vragen, nog niet uitgevoerd, terwijl juist het bestaan van al die inkomensafhankelijke regelingen — ik noem de huurtoeslag, de zorgtoeslag, de kinderopvangtoeslag, het kindgebonden budget — leidt tot complexiteit, onzekerheid en de afstraffing van extra werken door de exorbitante toename van de marginale druk. Daarom vraag ik aan de minister hoe het staat met de uitvoering van deze motie. Ook een demissionair kabinet kan met een concreet plan van aanpak en tijdpad komen voor de invoering van een nieuw systeem, zodat een eventueel nieuw kabinet direct aan de slag kan.

Voorzitter. Deze Voorjaarsnota barst van de cijfers maar schreeuwt om visie, in het bijzonder een langetermijnvisie op de houdbaarheid van onze overheidsfinanciën. Minder uitgeven zou hierbij ons inziens de sleutel moeten zijn. Een dergelijke visie ontbreekt. Ik spreek de hoop uit dat de antwoorden van de minister, een demissionair kabinet ten spijt, mij toch in positieve zin zullen verrassen.

Mevrouw de voorzitter, hier wil ik het in eerste termijn bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Baumgarten. Inderdaad was het, zoals u had aangekondigd, een bondige bijdrage. Dat zien we graag. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Bovens, van de fractie van het CDA.