Parlementair jaar 2025/2026, 06e vergadering
Aanvang: 09.15 uur
Status: deelverslag
Een verslag met de status "deelverslag" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Voorzitter: Schalk
Tegenwoordig zijn leden, te weten:
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van dinsdag 4 november 2025 en ik heet de leden, de medewerkers, de aanwezigen op de publieke tribune en iedereen die deze vergadering via de livestream volgt van harte welkom. Ook heet ik natuurlijk de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom.
Misschien een hele korte toelichting: zodra de Voorzitter uit haar vergadering met de ondervoorzitters komt, zal zij het voorzitterschap overnemen. Tot dat moment ben ik uw dienaar, om maar een van de betekenissen van mijn achternaam te gebruiken, en ik vind dat een eer.
De voorzitter:
Ingekomen zijn berichten van verhindering van de leden:
Kluit en Van Gasteren, wegens werkzaamheden in het buitenland;
Marquart Scholtz, wegens deelname aan de Gezamenlijke Parlementaire Controlegroep (JPSG) Europol;
Van der Linden en Visseren-Hamakers, wegens persoonlijke omstandigheden.
Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde zijn de Algemene Europese Beschouwingen,
onder verwijzing naar:
- de Staat van de Europese Unie 2025 (36715);
- de themapagina EuropaPoort inzake de Algemene Europese Beschouwingen 2025.
De voorzitter:
Aan de orde zijn de Algemene Europese Beschouwingen. Dat doen we aan de hand van Kamerstuk 36715, over de Staat van de Europese Unie 2025. We beginnen met de eerste termijn van de Kamer.
Ik memoreer nog dat de spreektijd die u heeft inclusief die voor de tweede termijn is, dus zorg ervoor dat u een tweetal minuutjes overhoudt. Daarnaast informeer ik u dat de woordvoerder van de Partij voor de Dieren verhinderd is, waardoor die fractie vandaag niet deelneemt aan het debat.
Ik open de beraadslaging en geef het woord aan mevrouw Karimi voor de partij van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Ga uw gang.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. De timing van dit debat zo kort na de verkiezingen is allesbehalve ideaal. De politieke kaarten zijn net opnieuw geschud en de contouren van een coalitie zijn nog niet bekend. Eén ding staat wel vast: met D66 als grootste partij zal er in ieder geval een andere wind gaan waaien in de Nederlandse politiek ten aanzien van Europa. Terwijl Den Haag zoekt naar een nieuwe regering en een nieuwe richting raast Europa door. In Brussel worden belangrijke beslissingen genomen over gemeenschappelijke defensie, over de strijd tegen klimaatverandering, over het komende Meerjarig Financieel Kader, over uitbreiding, handel, economie en migratie. De Europese trein rijdt ook als Nederland nog stilstaat.
Voorzitter. De Unie bevindt zich in een fase van ongekende strategische heroriëntatie. Ze weet dat ze strategisch moet handelen, maar worstelt met verdeeldheid en wantrouwen. Ze wil meer: meer gemeenschappelijke defensie, meer investeringen in strategische autonomie, meer solidariteit. Maar ze blijft te vaak steken in een verzameling nationale reflexen. Achter die façade schuilt een dieper patroon: maatschappelijke polarisatie, afnemend vertrouwen in de politiek en een groeiende invloed van radicaal-rechtse partijen in steeds meer lidstaten.
De EU wil strategischer worden maar is verre van verenigd. De gemeenschap van waarden is veranderd in een gemeenschap van alleen belangen. De democratische rechtsstaat staat in bijna de hele Europese Unie onder druk. Een greep uit initiatieven, beleidsvoornemens en praktijk laat de tegenstelling tussen ambitie en praktijk goed zien. Er ligt bijvoorbeeld een indrukwekkend pakket van voorstellen op het gebied van een gemeenschappelijke defensie op tafel. De Defense Readiness Roadmap 2030 en ReArm Europe tonen een hoge ambitie om samen te investeren in veiligheid en industrie. Maar de praktijk? De industrie blijft een verzameling nationale eilanden. Er is nog geen geïntegreerd defensiebeleid, geen gezamenlijke productie of inkoop, geen echte strategische planning.
Ook de begroting kraakt onder haar ambities. Het herziene Meerjarig Financieel Kader met 64 miljard euro extra bood weliswaar tijdelijk lucht voor de financiering van Oekraïne en het migratiebeleid, maar voor de periode 2028-2034 is aanzienlijk meer nodig. Europa heeft nog steeds meer verantwoordelijkheden dan middelen. Willen we investeren in defensie, in uitbreiding, in de energietransitie en in groene economie en daadwerkelijk onze klimaatdoelen halen, dan moet de Europese begroting fundamenteel anders, zowel aan de uitgavenkant als aan de inkomstenkant.
De coalitie heeft hiervoor een pakket van hervormingen voorgesteld, maar de lidstaten zijn ondanks alle mooie woorden over een strategisch autonoom en op de toekomst gericht Europa alweer teruggevallen in oude reflexen. Graag hoor ik van de minister wat zijn inzet zal zijn in de lopende onderhandelingen over het MFK, inclusief zijn positie ten aanzien van de nieuwe eigen middelen die zijn voorgesteld door de Commissie en eurobonds. Ik hoor hem daarbij graag ook ingaan op de gewijzigde politieke verhoudingen in ons land.
De uitbreiding met Oekraïne, Moldavië en de Westelijke Balkan is strategisch juist, maar politiek precair. Die uitbreiding kan alleen slagen met een institutionele hervorming van de EU, besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, een sterk parlement en strikte rechtsstaatcriteria voor en na toetreding, met robuust institutionele en financiële mechanismen om de democratische rechtsorde in de lidstaten te garanderen, juist na de toetreding.
Orbán, die de rechtsstaat in eigen land met voeten treedt, richt keer op keer schade aan binnen de Europese Unie. Het recente onvermogen van de Europese leiders om tot een besluit te komen over het gebruik van bevroren Russische tegoeden voor Oekraïne laat zien hoe de Unie van binnenuit wordt verzwakt. Een externe vijand profiteert, geholpen door de interne blokkade. Graag een reactie van de minister hierop.
Economisch laveert Europa tussen Washington en Beijing. Het Transatlantic Trade and Security Framework brengt voorlopig stabiliteit, maar hoelang? Het is zeker nog geen echte strategie voor een toekomstgerichte groene economie. Alle wetgeving uit het nieuwe Asiel- en Migratiepact, dat menselijkheid en orde moet verenigen, zal binnen iets meer dan zeven maanden rechtstreeks in alle lidstaten van kracht worden. Toch hebben landen als Nederland de kostbare voorbereidingstijd grotendeels verkwanseld aan binnenlandse politieke profilering om radicaal-rechts te bedienen. De vraag rijst of een geharmoniseerd asielbeleid niet opnieuw dreigt te mislukken.
Het pact kan alleen slagen met voldoende middelen, een eerlijke herverdeling en stevige rechtsstatelijke waarborgen. Europa heeft geen behoefte aan afschrikking, maar aan een rechtvaardig en werkbaar asiel- en migratiesysteem. Hoever is Nederland met de voorbereidingen voor de implementatie van het Asiel- en Migratiepact? Wat is de stand van zaken in andere lidstaten, met name rond de grensprocedures? En cruciaal: hoe staat het met het solidariteitsmechanisme? De Europese Commissie heeft de eigen deadline voor haar voorstel inmiddels gemist. Wanneer wordt dat voorstel alsnog verwacht, wanneer volgt er besluitvorming en wat is de Nederlandse positie? Zeven maanden tot de inwerkingtreding is buitengewoon kort.
Voorzitter. Het belangrijkste: de internationaalrechtelijke grondslagen en waarden waarop de Unie is opgebouwd, worden steeds meer uitgehold. De Unie mag geen selectieve moraal hanteren: terecht streng tegen Rusland, maar onterecht Israël door dik en dun blijven steunen. Het falende Israëlbeleid en dubbele standaarden hebben onmetelijke schade toegebracht aan het morele gezag en de geloofwaardigheid van Europa. Als zelfs een genocide, live te volgen op televisie, de EU niet tot actie en sancties kan bewegen, dan dreigt de waardengemeenschap failliet te gaan. Wanneer wordt eindelijk de associatieovereenkomst met Israël opgeschort, vraag ik de minister.
Voorzitter. Toen het kabinet-Schoof op 2 juli 2024 het bordes betrad, had Nederland al één jaar lang een demissionaire regering achter de rug. Rutte-IV viel over de nareis-op-nareisleugens en het land gleed een jaar van bestuurlijke verlamming in, om vervolgens in bestuurlijke chaos te belanden. Het kabinet-Schoof kwam met grote woorden over nationale soevereiniteit en met een afkeer aan onrealistische uitzonderingseisen richting Europa. In het migratiedossier koos men zelfs voor een opt-out van Europese afspraken. Eén vraag hierover. De voorganger van deze minister had een brief met het verzoek om een opt-uit naar een verkeerde brievenbus in Europa gestuurd. Heeft deze minister daar nog wel een brief achteraangestuurd om dat verzoek in te trekken? Zo niet, waarom niet? En wat betekent dat voor onze positie in het asiel- en migratiedebat? Doet het kabinet in Brussel mee met discussies of wil het een opt-out?
Waar Nederland als een van de founding fathers tot 2023 nog gold als een invloedrijke lidstaat, zeker ook de laatste jaren dankzij de persoonlijke invloed van Mark Rutte, zag Brussel ons in de afgelopen twee jaar als een onvoorspelbare partner, een land met verlies aan geloofwaardigheid en een stem die niet meer meetelt in coalitievorming, aldus de NOS op gezag van diplomaten. Nederland praat mee, maar bepaalt niet meer. Het avontuur van het kabinet-Schoof heeft Nederland in de EU verzwakt. Altijd onderlinge ruzie, twee keer demissionair. Na het aantreden van de nieuwe Tweede Kamer volgende week hebben we zelfs te maken met Schoof III. Een partijloze premier, wisselende ministers, sinds juni geen meerderheid in de Kamer en straks hebben VVD en BBB slechts 26 zetels in de Tweede Kamer. Hoe zwak wil je het hebben? Ik vraag de minister om een eerlijke reflectie. Hoe ervaart hij de schade aan de positie van Nederland? Durft hij te erkennen hoever Nederland is afgegleden in Brussel? The Economist noemde het kabinet-Schoof "een rommelige boel die weinig presteerde". De wereld leest dit. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop.
Media berichten dat er in Brussel na de verkiezingen opluchting heerst, opluchting over de winst van D66, over het verlies van Geert Wilders en over het vooruitzicht van meer stabiliteit en realisme. Ook al is het verlies van mijn eigen partij pijnlijk, wij verwelkomen de keuze van veel Nederlanders voor een meer Europese koers. Ik feliciteer vanaf hier ook de winnaars van de verkiezingen.
Toch blijft de situatie broos. Geen enkele partij, inclusief de grootste, is echt groot. De versnippering zet door. Zolang de formatie voortduurt, zullen de demissionaire ministers, inclusief deze minister, steunend op 17% van de Tweede Kamer Nederland in de EU vertegenwoordigen. Namens wie spreken de ministers straks in Brussel? Met welk gezag onderhandelen ze over gemeenschappelijke defensie, over de Europese begroting, over klimaatambitie, over de steun aan Oekraïne, vraag ik de minister. Interne instabiliteit hier vertaalt zich in een dramatisch verlies aan extern gezag. Zolang er geen stabiele regering is, wordt Nederland niet gezien als richtinggevend, maar als onzeker en onberekenbaar. Ik vraag de minister hoe hij denkt te opereren in deze periode. Hoe wil hij zich van een stevig mandaat verzekeren? Hoe ziet hij heel praktisch de komende drievoudig demissionaire tijd voor zich? En hoe ziet hij de relatie met de Staten-Generaal in deze periode? Ik verzoek de minister om een helder antwoord.
In deze turbulente internationale verhoudingen met grote geopolitieke, economische en ecologische uitdagingen, waar niets minder dan de wereldorde die sinds de Tweede Wereldoorlog is opgebouwd op het spel staat, is een land als Nederland gebaat bij een eensgezind, ambitieus en daadkrachtig Europa. Dat kan alleen met een Nederlandse regering die een stevige parlementaire rugdekking geniet en die kiest voor samenwerking in Europa. Dat betekent ook dat een snelle kabinetsformatie met een stabiele meerderheid is gewenst. De schade die moet worden gerepareerd, is groot en de positie van Nederland is kwetsbaar. Daar moet snel een eind aan komen. Ik verzoek de minister om een heldere reflectie hierop.
Voorzitter. Nederland kan opnieuw invloedrijk worden, maar alleen met een visie die ver afstaat van een nationalistisch en haatdragend wereldbeeld. GroenLinks-PvdA heeft die visie helder neergezet. Een sociaal Europa dat minimumloon, eerlijke belasting en werknemersrechten beschermt. Een groen Europa, dat via de Clean Industrial Deal investeert in duurzame energie, groene banen en een rechtvaardige transitie. Een veilig Europa, dat defensiesamenwerking koppelt aan diplomatie en rechtsstatelijkheid. Een democratisch Europa, met een sterk parlement en meer invloed van burgers, bijvoorbeeld via burgerraden. Dat is geen droombeeld, maar een routekaart. Ik heb het over een Europa dat beschermt en verbindt, dat verantwoordelijkheid neemt voor klimaat, vrede en solidariteit, en dat zijn waarde niet inruilt voor gemak of de korte termijn.
Voorzitter, we kijken uit naar de reactie en de reflectie van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Ik geef het woord aan de heer Panman van de BBB.
De heer Panman i (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Voor de BBB zijn dit de eerste Algemene Europese Beschouwingen in deze Kamer, de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Vandaag neem ik u graag mee in onze enigszins holistische zienswijze op Europa. De BBB staat voor een nuchtere, realistische maar ook toekomstgerichte visie op Europa. Wij zijn voor samenwerking waar die ons sterker maakt, maar wij zijn tegen doorgeschoten centralisatie, bureaucratie of ideologische druk uit Brussel. Europa is voor ons geen doel op zich, maar een middel, een instrument dat de welvaart, veiligheid en soevereiniteit van de lidstaten dient.
Voorzitter. De wereld om ons heen verandert ingrijpend. De Verenigde Staten trekken zich langzaam terug uit hun vanzelfsprekende rol als economische bondgenoot en beschermer van de Europese veiligheid. De NAVO blijft onmisbaar. Tevens zal Europa meer zelf moeten doen. We moeten dus meer doen qua economie en defensie. In deze context is het rapport van de oud-ECB-president Mario Draghi een belangrijk ijkpunt. De heer Draghi stelt terecht dat Europa economisch en strategisch achterop dreigt te raken, met gevolgen voor onze autonomie. Dat vraagt om keuzes om de productiviteit en het concurrentievermogen te versterken. Nederland zou daarmee binnen Europa moeten pleiten voor een krachtiger economisch machtsblok, maar wel gebaseerd op daadkracht met wederzijds respect en transparantie. Dat betekent dus dat we moeten investeren in strategische autonomie, met prioriteit voor economie, energie, grondstoffen, landbouw en defensie. Dat doen we niet door te streven naar een Europese superstaat, maar door samenwerking te zoeken op basis van wederzijds belang. Hierin past dus ook een versterking van de Europese defensiesamenwerking, mits die de NAVO versterkt en geen parallelle structuur wordt. Dus geen Europees leger, maar een krachtige defensie op basis van nauwe samenwerking tussen landen. Deelt de minister de zienswijze dat juist nu de EU zich meer zou moeten concentreren op het versterken van de samenwerking tussen Europese lidstaten op het gebied van economie, energie, veiligheid en voedselzekerheid?
Voorzitter. Europa moet zich dus economisch verder versterken. Dat vraagt om herwaardering van de reële economie: landbouw, industrie, maakbedrijven, handel en logistiek. Niet elk antwoord ligt meer in digitalisering of financiële markten. De ruggengraat van Europa ligt in de maakindustrie en in de landbouw. De BBB maakt zich zorgen over de grote hoeveelheid Europese regelgeving en met name over de regelgeving die onze bedrijven, landbouw en voedselzekerheid ondermijnt. Het voorzorgsbeginsel moet meer worden gehanteerd met gezond verstand.
Hetzelfde geldt voor klimaat-, natuur- en milieunormen en -doelstellingen. Daarbij constateren wij dat Europese regelgeving onvoldoende rekening houdt met de grote regionale verschillen tussen landen. Of het nu gaat om regionale demografie, klimaat, eigenschappen van landbouwgrond, infrastructuur of sociale voorzieningen: Brussel heeft soms de neiging om regels te maken voor een gemiddelde lidstaat, die in werkelijkheid niet bestaat. Die eenheidsworst wringt. Inmiddels weten we ook vanuit ons eigen land dat het hanteren van één generiek model, zoals bijvoorbeeld het AERIUS-model, niet overal past. Uniformiteit mag geen doel op zich worden. Regionale verschillen maken Europa juist uniek. Welke unieke Nederlandse positie ziet de minister om in Brussel onder de aandacht te brengen als bijdrage van Nederland aan Europa?
De Europese interne markt is van groot belang, zeker als het een echte gelijkwaardige markt is zonder EU- en nationale beleidskoppen. Zo mogen in onze optiek Europese producten niet worden overbelast met eisen waaraan producten van buiten de EU niet hoeven te voldoen. Dat is oneerlijke concurrentie en ondermijnt een gelijk speelveld en onze soevereiniteit. Slechts als voorbeeld zouden we graag zien dat de EU de beoogde klimaatdoelstelling van 2040, de 90% CO2-reductie alsook het beleid om verbrandingsmotoren niet meer te verkopen na 2035, gaat herzien.
Verbetering van klimaat, natuur en milieu en energietransitie zijn alle absoluut belangrijk, maar wel binnen de kaders van een gezond economisch en energie- en voedselzekerheidsbelang voor burgers. Deze komen nu langzaam onder druk te staan. Wat is de positie van de minister ten aanzien van de Europese koppen op wereldstandaarden en de Nederlandse koppen op Europees beleid? Welke mitigerende maatregelen heeft de minister om te borgen dat economische rendabiliteit voor bedrijven en bestaanszekerheid voor burgers hier in Nederland niet ten onder gaan aan EU-beleid?
Voorzitter. De BBB staat pal voor het subsidiariteitsbeginsel. Besluiten moeten worden genomen op het laagst mogelijke niveau, het liefst in de eigen regio, dicht bij de burger, tenzij er een dwingende reden is dat op een hoger of zelfs Europees niveau te doen. Te vaak echter zien we dat Brussel zich bemoeit met zaken die lidstaten uitstekend zelf kunnen regelen. Neem bijvoorbeeld het landbouwbeleid of het natuur- en klimaatbeleid. De uitvoeringslast en de regeldruk zijn enorm, terwijl het draagvlak bij ondernemers en burgers afneemt. BBB pleit voor terughoudendheid, minder EU-regels en meer ruimte voor nationale keuzes. Naast minder EU-regels is het uiteraard wel van belang voor de Europese burgers dat in het kader van bestaanszekerheid er voldoende financiële steun blijft voor voedselproductie door gezinsbedrijven in de eigen regio. Ik zou onder de aandacht willen brengen dat Brussel een korting voor ogen heeft van 24% voor het GLB en van 67% voor het visserijfonds. Dit gaat regionale impact hebben.
Voorzitter. Parallel hieraan liggen er vraagstukken op tafel zoals uitbreiding van de EU met landen als Oekraïne, een achttal Zuid-Europese landen en Turkije, dat sinds 2018 in een status verkeert van bakıp göreceğiz, oftewel "we zullen zien". Maar we kunnen ons in de huidige geopolitieke situatie geen dergelijke toestand van "we zullen wel zien" permitteren. We hebben nu een Europa nodig van daadkracht; daadkracht door het nemen van besluiten met een heldere langetermijnvisie. Uitbreiding van de Europese Unie kan alleen als bestaande afspraken worden nageleefd. De criteria van Kopenhagen aangaande rechtsstaat, mensenrechten, stabiele instituties en functionerende markteconomie zijn geen vrijblijvende wensenlijst. Ze zijn de poortwachters van een stabiele Europese Gemeenschap. Te vaak is in het verleden onder politieke druk afgeweken van deze normen. BBB zegt: geen versneld lidmaatschap voor landen die daar nog niet aan voldoen, hoe geopolitiek wenselijk dat ook lijkt. De geloofwaardigheid van de EU staat op het spel, en met geloofwaardigheid komt vertrouwen; vertrouwen dat de basis is voor onze democratie, samenwerking, stabiliteit en economische groei.
Bovendien moeten ook landen die reeds zijn toegetreden blijvend worden getoetst aan deze normen. Toetreding is geen eindpunt, maar een begin van wederzijdse verplichtingen. Lidmaatschap van de EU is geen garantie op vanzelfsprekende stabiliteit. We moeten niet naïef zijn over corruptie, rechtstatelijke tekorten, financieel wanbeheer of buitenlandse beïnvloeding in sommige EU-landen. Een vraag aan de minister in dezen is of hij zou kunnen reflecteren op het toepassen van de Kopenhagencriteria voor nieuwkomers en huidige leden van de EU. Wat zou er moeten gebeuren als landen zich er niet aan houden en welke mechanismen zijn daar nu al voor aanwezig?
Als Europa weerbaarder moet worden, economisch, geopolitiek en technologisch, dan moet Nederland zich daarin actief opstellen, maar wel met een blik van een soevereine staat en niet als doorgeefluik van Brusselse plannen. Wij willen partnerschap, geen onderwerping. Dat betekent bijvoorbeeld investeren in de Nederlandse krijgsmacht, niet alleen vanwege NAVO-verplichtingen, maar ook om binnen Europa geloofwaardig te blijven. Dat betekent ook inzetten op energiezekerheid, zonder naïef afhankelijk te blijven van landen en regimes buiten Europa. En dat betekent herwaardering van onze strategische landbouw als voedselproducent en als economisch fundament. Europa moet geen continent worden dat afhankelijk is van de wereldmarkt voor basislevensbehoeften. Dat geldt voor IT-chips en energiebronnen, maar net zo goed voor voedselzekerheid. Ik vraag aan de minister: stel dat Nederland uit de EU zou stappen, wat BBB overigens om economische redenen absoluut niet nastreeft, wat zou de EU dan missen? Met andere woorden: wat ziet de minister als de unieke bijdrage van Nederland aan Europa?
De eurozone kent structurele zwakheden waarvan de rekening te vaak bij Nederland komt te liggen. Als BBB staan we kritisch tegenover verdere transfermechanismen als eurobonds, EU-structuurfondsen, het Herstelfonds et cetera. Solidariteit moet altijd gepaard gaan met wederzijdse verantwoordelijkheid. Cohesiebeleid is geen garantie voor stabiliteit en het Meerjarig Financieel Kader is geen blanco cheque. De BBB-fractie maakt zich zorgen over de oplopende EU-begroting, helemaal waar de NAVO-landen — dat zijn er 24 — binnen de EU-groep van 27 landen nationaal ook nog eens de 3,5% tot 5% defensiebudgetverplichtingen hebben. Wij pleiten voor strikte handhaving van de begrotingsregels voor alle landen, waarbij overschrijdingen consequenties moeten hebben. Overigens zal cohesiebeleid van tijd tot tijd wel aanpassing behoeven om de kernbehoeften binnen Europa te ondersteunen en het beleid uitvoerbaar te houden. Het Draghirapport wijst terecht op het belang van productiviteit en concurrentiekracht, wat investeringen op vele fronten vereist. Een sterk economisch Europa vraagt niet alleen om kapitaal en innovatie, maar ook om zelfdiscipline en politieke moed.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Dessing van Forum voor Democratie.
De heer Dessing i (FVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb even gewacht, omdat ik even moest kauwen op wat ik de heer Panman van BBB hoorde zeggen. Ik hoor hem toch wat kritiek uiten op Europa. Ik hoor hem pleiten voor de soevereiniteit van Nederland. Ik hoor hem ook zeggen de landbouw eigenlijk last heeft van Brussel, om het zo maar te zeggen. En vervolgens hoor ik hem zeggen: ja, maar als Nederland uit de EU zou gaan, wat we overigens om economische redenen niet zouden doen. Ik citeer. Dat bracht mij tot het idee: die economische redenen, het feit dat de landbouw daar last van heeft, is toch juist een economisch beperkende factor? Spreken die twee zaken elkaar niet tegen?
De heer Panman (BBB):
Nee, die spreken elkaar absoluut niet tegen. In een partnerschap mag je ook kritisch zijn en de kritische noot die ik hier met u deel, is een kritisch noot om Europa te versterken en te verbeteren. Dat is niet omdat wij kritisch zijn in de zin dat wij eruit zouden willen stappen, zoals misschien sommige andere fracties dat zouden willen. Wij zien zeker de kracht van Europa, maar die moeten we wel blijven benutten en versterken. Daar komen de opmerkingen vandaan die ik gemaakt heb.
De heer Dessing (FVD):
Dank voor dit antwoord. Dat is enigszins verhelderend, maar ik wil toch even inzoomen op de landbouw. Juist de landbouw heeft enorm veel last van het stikstofprobleem dat door wetgeving uit Brussel komt. BBB heeft de kans gehad om dat in Europa op te lossen en is daar ook mee bezig geweest, maar dat is niet gelukt. Hoe ziet de heer Panman het probleem om de agrarische sector vlot te trekken, juist in relatie tot Brussel? Want ook daar moet het wringen.
De heer Panman (BBB):
Het stikstofprobleem dat wij in Nederland hebben, is grotendeels een probleem dat wij onszelf hebben opgelegd middels nationale koppen. Natuurlijk ligt er een basis in Europa, in Brussel, maar andere landen hebben minder last van dat probleem omdat zij zichzelf geen nationale koppen hebben opgelegd. Die twee zou ik echt willen scheiden.
Ik zal even puur inzoomen op de landbouw. Wij kunnen een hele grote bijdrage leveren aan Europa, want wij hebben binnen Europa een van de meest vruchtbare gronden. Wij kunnen de voedselvoorziening en de voedselproductie op ons nemen, niet alleen voor onszelf maar ook voor de rest van Europa. Dat is een hele belangrijke bijdrage. Het is absoluut van belang dat Nederland onderdeel is van Europa, niet alleen economisch gezien, maar ook vanwege de landbouw en de voedselzekerheid.
De voorzitter:
Dit is de laatste keer voor de heer Dessing.
De heer Dessing (FVD):
Oké. Dat antwoord is helder. Maar hoe zit het dan met de visserij? Want die heeft ook extreem veel last van de beperkingen uit Brussel. Dat heeft een andere reden, toch?
De heer Panman (BBB):
Er zullen altijd punten blijven die voor Nederland oncomfortabel zijn, maar het gaat om het geheel. In het geheel is de BBB-fractie uitermate blij met het lidmaatschap van de Europese Unie, maar als partner en lidstaat hebben wij wel onze kritische noten om gezamenlijk te zorgen voor een beter en sterker Europa.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Panman (BBB):
Ik ben even kwijt waar ik was, maar ik pak het hier op.
Voorzitter. Als Europa weerbaarder moet worden, economisch, geopolitiek en technologisch, dan moet Nederland zich daar actief in opstellen, maar wel met de blik van een soevereine staat en niet als doorgeefluik voor Europese plannen. Wij willen een partnerschap en geen onderwerping. Dat betekent bijvoorbeeld investeren in de Nederlandse krijgsmacht, niet alleen vanwege de NAVO-verplichting, maar ook om binnen Europa geloofwaardig te blijven. Dat betekent ook inzetten op energiezekerheid, zonder naïef afhankelijk te blijven van Europese landen. Ik realiseer me nu dat ik dit al met u gedeeld heb, maar ik ga even door om de draad niet te verliezen. Dat betekent een herwaardering van onze strategische landbouw als voedselproducent en economisch fundament.
De eurozone kent structurele zwakheden, waarvan de rekening te vaak bij Nederland komt te liggen. Als BBB staan we kritisch tegenover een verdere ... Dit heb ik ook al gehad.
De voorzitter:
Gaat u rustig door.
De heer Panman (BBB):
Sorry, voorzitter. Het waren zulke goede vragen dat ik daar mijn volledige concentratie bij had.
Ik ga door. De Unie is geen natiestaat in wording, maar een verbond van vrije naties. De BBB pleit voor een functionele en praktische samenwerking die gericht is op gezamenlijke belangen, bijvoorbeeld op het gebied van economie, voedselzekerheid, energiezekerheid en migratiebeleid. Denk aan het beperken van de instroom en het voorkomen van asielhoppen, maar ook aan ondersteuning bij het opvangen van mensen in de eigen regio bij rampen. Verder geen Europese vlag op beleidsterreinen, maar ruimte voor nationale keuzes en identiteit. Onze burgers ervaren een kloof tot de politiek, zowel in Den Haag als in Brussel. Politieke vervreemding ontstaat niet uit onwil, maar uit het gevoel dat besluiten steeds verder van de samenleving worden genomen. Mensen ervaren geen zeggenschap meer over de regels die hun leven beïnvloeden. Daar ligt een grote opdracht voor ons allemaal.
Voorzitter, tot slot. Europa staat op een kruispunt van vele uitdagingen met impact voor nu en de komende generatie. De kernboodschap is dus de volgende. Ik noem een viertal punten. Een. Veiligheid is niet meer vanzelfsprekend. We moeten onze nationale defensie en onderlinge samenwerking binnen Europa versterken. Twee. De mondiale economische krachtverhoudingen verschuiven, waardoor we als Europa scherper aan de wind moeten gaan varen. Dat kan met meer flexibiliteit en snelheid in het doorvoeren van beleid en door administratieve lasten en belastingen voor bedrijven te beperken. Drie. Het vertrouwen van burgers in de politiek en de democratie brokkelt af, waardoor Europa zich met daadkracht zou moeten concentreren op de initiële kerntaken en voor het overige de besluitvorming decentraal, dus dichter bij de mensen, zou moeten laten. Vier. Dit is het laatste punt. Overeenkomsten en doelstellingen uit het verleden staan onder druk, zoals die migratie, klimaat en energie. Daarom zou het passend zijn om deze te evalueren en eventueel huidige regels en beleid bij te stellen op basis van nieuwe inzichten over wat nu wenselijk en realistisch is. De BBB kiest voor een Europa dat zich concentreert op waar het voor is opgericht, namelijk om duurzame vrede te waarborgen, economische samenwerking te bevorderen en de welvaart en stabiliteit van haar leden te vergroten. Dat moet niet vanuit een centralistisch aanpak, maar vanuit gezond verstand, ook in Brussel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Panman. Er komt nog een interruptie voor u van de heer Hartog, van Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Het zou ongepast zijn, denk ik, om deze eerste visie van de BBB zonder interruptie te laten. Mijn dank aan de heer Panman dat hij die visie uiteen heeft willen zetten. Ik raad hem wel aan om even te kijken naar het verschil tussen uitvoeringskeuzes en koppen. Op het klimaatbeleid of stikstof zit geen kop; dat is een uitvoering die Nederland gekozen heeft. Het voelt voor mij een beetje als voetballen in de 88ste minuut en zeggen: scheidsrechter, we staan 3-0 achter, maar we hebben de verkeerde opstelling gehad, dus kunnen we opnieuw beginnen?
Maar afgezien daarvan, ik heb gezocht naar de overeenkomsten tussen Volt en de BBB. Die vind ik in het Draghirapport. Ik denk dat we daarin met elkaar overeenkomen. Daar hangt een kostenplaatje aan van 800 miljard per jaar. Mijn vraag is: is de BBB dan ook bereid om dat neer te leggen? Zo niet, welk bedrag is de BBB dan wel bereid neer te leggen om dat rapport uit te voeren?
De heer Panman (BBB):
Wij hebben geen financiële analyse gemaakt van de 800 miljard van Draghi, maar wij delen de visie uit het Draghirapport dat we meer moeten samenwerken en meer moeten gaan kijken naar innovatie en investeringen in het economisch beleid, en dat we vanuit een economische invalshoek meer autonomie moeten bereiken en daarmee geopolitiek sterker kunnen worden. Of dat nou 800 miljard meer of minder is, is geen onderdeel van onze analyse geweest, laat ik het zo zeggen.
De heer Hartog (Volt):
In de Europese Unie zijn we niet zo van gratis bier. Als dat al zou gebeuren, ben ik meer van gratis wijn, denk ik. Maar mijn vraag is dan toch de volgende. Aan alle visies en dingen die je wilt, hangt een prijskaartje, dus welke prijs bent u bereid te betalen?
De heer Panman (BBB):
Wij zijn zeker niet van gratis bier. Dit is ook geen gratisbieropmerking of -statement. Volgens mij heb ik heel duidelijk onder de aandacht gebracht dat de BBB-fractie het Draghirapport ondersteunt. Wij vinden dat er goed gekeken moet worden wat dat kost. We moeten het vooral in partnerschap zoeken. Als dat financiële consequenties heeft, is dat zo. Wij dragen heel veel af aan Europa. We zijn de derde nettobetaler. De begroting van Europa gaat richting 2 biljoen; die bedraagt 1.900 miljard. Dat zijn dus fikse bedragen. Daar zit 800 miljard in voor Draghi en daar zitten bedragen in voor het GLB en voor andere fondsen. Het is dus zeker geen gratis bier; het gaat om serieuze bedragen. We gaan daar nu dus niet even uit de losse pols op reageren.
De voorzitter:
De laatste keer, meneer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Heel begrijpelijk; ik was niet van plan om terug te komen, maar ik vind wel dat we gelijke dingen met gelijke dingen moeten vergelijken. Volgens mij betreft de door u genoemde bijna 2 miljard een zevenjarenplan. Wij hebben het over een jaarbegroting. Daar zit dus wel een verschil tussen.
De heer Panman (BBB):
Oké.
De voorzitter:
Nogmaals dank aan de heer Panman. Dan geef ik graag het woord aan de heer Bovens, die spreekt namens het CDA.
De heer Bovens i (CDA):
Ik wil meteen flexibel beginnen, want ik heb in mijn tekst "mevrouw de voorzitter" staan; ik maak daar "meneer de voorzitter" van.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Bovens (CDA):
Graag gedaan.
Ook van mijn kant, namens de CDA-fractie, welkom aan de minister van Europese Zaken bij deze voor hem maar ook voor ons eerste Algemene Europese Beschouwingen, want vanwege allerlei redenen is het inderdaad de eerste keer in deze zittingsperiode dat de senaat beraadslaagt over de stand van zaken in Europa, de opstelling van Nederland in Europa en de mogelijke actuele ontwikkelingen in de nabije toekomst. Ik wil ook een hartelijk welkom richten tot de mensen uit Brussel op de publieke tribune, want het is fijn dat u helemaal vanuit Brussel hiernaartoe gekomen bent; dat geeft ook de belangstelling weer.
Voor het goede begrip: de Europese Beschouwingen gaan over de Europese Unie, het verbond van 27 zelfstandige lidstaten die volgens het dictum van het Verdrag van Maastricht uit 1992 geacht worden gestaag naar elkaar toe te groeien. Zeker nu afgelopen woensdag twee middenpartijen die de kansen en de waarde van de Europese Unie weten te waarderen, namelijk D66 en mijn partij, liefst 30 zetels hebben gewonnen, zijn de verwachtingen hoog. Maar de uitdagingen zijn even groot. Gaan we de kracht van Europa meer waarderen en meer benutten? Ervaart de minister de verkiezingsuitslag als een steun in de rug als hij weer naar Brussel vertrekt voor een of ander Europees overleg?
In ons verkiezingsprogramma staan vele passages over grote problemen in ons land waarvoor Europese samenwerking onmisbaar is voor de oplossing daarvan. Of het nu het investeren in de kenniseconomie, de economie van de toekomst, de geopolitieke spanningen, het asielvraagstuk, de stikstof, klimaatadaptatie, energietransitie, water of arbeidsmigratie betreft, overal kun je niet om de Europese dimensie heen.
Toch wil ik starten met een uitstapje naar twee andere multilaterale organisaties. Morgen, op 5 november, vieren we in Brussel het 70-jarig bestaan van het Benelux-parlement. De Benelux-landen zijn al vanaf het begin betrokken bij de Europese Unie, toen nog de Europese Economische Gemeenschap, en vormen een gewaardeerde voorhoede voor samenwerking. Bijvoorbeeld vanuit de noordse landen en vanuit de Baltische staten wordt met grote belangstelling naar dat samenwerkingsverband gekeken. Het CDA is een groot voorstander van de samenwerking met België en Luxemburg en overigens ook met de Duitse deelstaten NRW en Niedersachsen. In een aantal dossiers, zoals het dossier over grensarbeid en diplomaherkenning, merkt het CDA een houding in Den Haag om zaken meteen Europees te willen regelen en de kansen van de Benelux onbenut te laten. Als het bijvoorbeeld om thuiswerken in grensregio's gaat, wachten we blijkbaar liever op een pan-Europese richtlijn dan dat we het concreet met onze buurland even gaan regelen. Ik zou graag van de minister willen horen of hij de Benelux-samenwerking nog steeds ziet als een proeftuin of voorhoede van Europese samenwerking. De minister-president van België, Bart De Wever, heeft twee maanden geleden ondubbelzinnig gepleit voor meer samenwerking. Wat is de reactie van de Nederlandse regering hierop? Het CDA is geen tegenstander van een Europa van verschillende snelheden. Hoe ziet de minister dit? Kan de Benelux een voorbeeld zijn van een hogere snelheid? En is de minister bereid ook zelf te accelereren, wetende dat Nederland volgend jaar voorzitter van de Benelux is?
Een andere organisatie waarvoor het CDA hier aandacht vraagt, is de 75 jaar oude Raad van Europa, waar 47 landen op ons continent lid van zijn en die met name actief is op het terrein van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat. We kennen de Raad ook van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Europees Gerechtshof in Straatsburg. In de afgelopen tijd horen we met name in de discussies over asiel vaak over de verplichtingen die dat verdrag ons zou opleggen, maar we kennen de Raad ook van de initiatieven om de Oekraïners straks te helpen aan schadeherstel.
Veel Nederlanders kennen het onderscheid tussen de Raad van Europa en de Europese Unie nauwelijks. Over anderhalf jaar, in 2027, is Nederland voorzitter van de Raad van Europa. Dat zou een mooie gelegenheid zijn om te regelen dat de Europese Unie als organisatie ook geassocieerd lid wordt van de Raad van Europa, of zich ten minste aansluit bij enkele verdragen. Kan de minister aangeven of hij voorstander is van het aansluiten van de EU bij de Raad van Europa en of hij zich daar in EU-verband ook sterk voor wil maken?
Terug naar de Europese Unie. In een vorige functie mocht ik werken in het gebouw waar het Verdrag van Maastricht werd uitonderhandeld en ondertekend. Ik liep er dagelijks langs en ontving zeer vele bezoekers, bijvoorbeeld uit Centraal- of Oost-Europa. Ik heb er mede voor kunnen zorgen dat het verdrag in 2018 het Europees Erfgoedlabel kreeg, overigens tegelijk met het Verdrag van Schengen. De Europese Unie werd in 1992 opgericht, maar functioneert vandaag zeker nog niet optimaal zoals toen was bedoeld. Het CDA wil de samenwerking binnen de Unie verder versterken, bijvoorbeeld door slagvaardiger te worden op het gebied van het buitenlandbeleid. Dat betekent ook het eventueel opgeven van het vetorecht, zeker als er mensenrechten in het geding zijn. Hoe stelt Nederland zich in deze discussie op?
Het CDA maakt zich zorgen over de verschillen tussen de lidstaten in economische kracht en economisch beleid. Wij houden vast aan de criteria van Maastricht voor ons monetair beleid: beperkt begrotingstekort, schuldenniveau onder de 60% enzovoorts. Dat vragen we ook van de andere 26 landen. Tegelijk weten we dat we de komende jaren als EU fors moeten investeren in de nieuwe economie van de toekomst, in AI, in defensie en in concurrentiekracht ten opzichte van China en de Verenigde Staten. Het Draghirapport, dat al genoemd werd, is door de Nederlandse regering positief ontvangen. Onderdeel van het rapport is de oproep om de interne markt beter te laten functioneren en dus minder nationale administratieve verschillen te laten ontstaan. Kan de minister reflecteren op welke acties binnen Nederland zijn ondernomen om de aanbevelingen van Draghi in daden om te zetten sinds de eerste reacties op het Draghirapport van september 2024?
Een controversieel onderwerp is het eventueel inzetten van het systeem van eurobonds, waarvoor we als land medegarant staan voor investeringen door landen die de begrotingsafspraken niet of minder nakomen. Het CDA is van oudsher kritisch op dat instrument, maar is bereid erover na te denken vanwege de grote uitdagingen op bijvoorbeeld defensiegebied. Wij staan dus open voor het aangaan van gemeenschappelijke schulden, eurobonds, in noodsituaties en voor specifieke investeringen in Europese publieke goederen die onze veiligheid en open strategische autonomie versterken. Dit kan alleen onder zeer strenge voorwaarden, zoals tijdelijkheid, beperkte omvang en stevige afbakening, concrete afdwingbare afspraken over de terugbetaling en duidelijk aantoonbare Europese inzet. Gezamenlijke schulden mogen voor het CDA geen structurele financiering van begrotingstekorten zijn en gaan hand in hand met afdwingbare afspraken over structurele hervormingen. Kan de minister aangeven hoe de regering op dit moment in deze discussie opereert?
Meneer de voorzitter. Er wordt inmiddels gewerkt aan en onderhandeld over de Europese meerjarenbegroting van 2028-2034. Voor het CDA moet deze zeker de nieuwe prioriteiten van de EU weerspiegelen, zoals defensie, energietransitie, innovatie en migratie. Centralisatie van de cohesie- en investeringsfondsen mag niet leiden tot verminderde inspraak en afstemming op lokale behoeften. Wij weten immers hoe belangrijk Europese middelen zijn voor de regio's en de grensregio's in ons land, de wetenschap en onze infrastructuur. Hoe staat de minister in dit spanningsveld?
De onderhandelingen over de meerjarenbegroting mogen wat het CDA betreft niet alleen met de financiële bril worden gevoerd. Steeds is het discours in Den Haag: "Betalen we niet te veel? Krijgen we genoeg uit Brussel terug?" Natuurlijk is het goed als we kritisch blijven op bureaucratie en op verspilling. Maar zoals Draghi al schreef, zijn 27 nationale bureaucratieën vele malen duurder. Laten we ons lidmaatschap van de Unie ook en vooral bezien als een lidmaatschap van een waardengemeenschap; een club van landen met gedeelde opvattingen over rechtsstaat, democratie en economische samenwerking, in alle culturele diversiteit. Het gaat om een Unie die zich staande kan houden tussen de machtsblokken van de Verenigde Staten en China, die verwantschap voelt met landen als Australië, Canada en het Verenigd Koninkrijk, die de banden aanhaalt met Afrika, Azië en Latijns-Amerika, die verschillen vermindert en vrede en welvaart voor haar burgers schept in een schone wereld. Het CDA bepleit dat we niet alleen pragmatisch en economisch naar Europa kijken, maar ook openstaan voor de idealen van Europese samenwerking. Is de minister dat met ons eens?
Ten slotte bent u van mij gewend, dames en heren, dat ik nog even naar de heiligenkalender kijk. Voor vandaag wil ik wijzen op de maar liefst zes — ja, schrik niet — heiligen die de rooms-katholieke kerk tot patroon van Europa heeft aangewezen. Het zijn drie mannen, namelijk Benedictus van Nursia, Cyrillus en Methodius, en drie vrouwen: Catharina van Siena, Birgitta van Zweden en onze eigen Edith Stein. Edith Stein was een Joodse, Pools-Duitse filosofe die later rooms-katholiek werd en intrad bij de karmelietessenorde. In 1938 verhuisde ze naar het Limburgse Echt, waar ze in 1942 door de nazi's werd opgepakt en kort daarna in Birkenau werd vermoord. In het werk van al die zes patroonheiligen, maar zeker in het levensverhaal van Edith Stein — dat is echt de moeite waard om kennis van te nemen — weerspiegelt zich alles wat Europa tot een opdracht maakt, en tevens wat ons in waarden bindt.
Ik rond af. Het denken in nationale staten is overigens een relatief recente uitvinding van de negentiende eeuw en gebaseerd op het bouwen van grenzen, muren en vaak kunstmatige identiteiten. Dat denken in nationale staten staat de gedachte in de weg dat samenwerken op basis van gedeelde waarden ons verder brengt. Het laten groeien van de Europese samenwerking is in het belang van alle Nederlanders en zou tegelijkertijd goed moeten zijn voor velen daarbuiten, binnen en buiten Europa.
Ik dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bovens. Ik geef graag het woord aan de heer Van Ballekom namens de VVD.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Voorzitter. De bedoeling van de Europese Beschouwingen is om zicht te krijgen op het regeringsbeleid voor komend jaar, maar een demissionair minister vragen wat hij allemaal van plan is, is toch een beetje curieus. Toen de Staat van de Unie werd gepresenteerd door de regering als reactie op het werkprogramma van de Europese Commissie, was het kabinet nog missionair en vol van goede moed, voornemens en plannen. Maar de demissionair minister aan wie wij een onderbouwing wilden vragen, is inmiddels alweer vervangen. Los daarvan zou ik minister Van Weel nu in zijn capaciteit als demissionair minister van Buitenlandse Zaken namens mijn fractie van harte welkom willen heten in dit huis. Ik weet dat hij met belangstelling heeft gekeken naar dit debat. De gedachtewisseling, voor wat die waard is, wordt gehouden omdat duidelijk is dat Europa niet wacht op wat er uiteindelijk politiek gezien in Den Haag gaat gebeuren. Er staan belangrijkere zaken op de agenda in Brussel, zoals de steun aan Oekraïne, de defensie-inspanningen, de strategische onafhankelijkheid van de Unie, de financiering van het beleid, de uitbreidings- en hervormingsagenda; en dat zijn er maar enkele.
Voorzitter. Bij het lezen van de Staat van de Unie springen de tranen van geluk in uw ogen. De regering wil zich inzetten voor een krachtige en weerbare Unie, omdat we samen sterker staan. Dat betekent onder meer een solide financieel-economisch beleid met afbouw van publieke schulden, het bestrijden van de bureaucratie via een vereenvoudiging van regelgeving en het verminderen daarvan, de verbetering van het investeringsklimaat en het stimuleren van de productiviteitsgroei omdat het Nederlands verdienmodel enigszins onder druk staat. Nou, wie kan daar nu tegen zijn?
Voorzitter. Tijdens deze beschouwingen wil ik namens mijn fractie drie punten meer specifiek aan de orde stellen. Je moet nu eenmaal keuzes maken omdat de tijd beperkt is. Die keuzes zijn gevallen op het Meerjarig Financieel Kader, het toetredings- en uitbreidingsdossier en de versterking van de strategische autonomie in turbulente tijden.
Ik begin met het MFK. Onlangs presenteerde de Commissie het nieuwe MFK, waarbij de uitgaven zo ongeveer worden verdubbeld. Direct zullen collega's zeggen: "Daar heb je de VVD weer. De EU is toch meer dan geld alleen? En waar hebben we het over? Het is maar 1,26% van het bni." Dat klopt. Maar ik kan wel uitleggen waarom 1,26% van het bni — en het gaat naar 1,75% of 2% — toch nog best veel is.
Daarnaast moeten we de voorstellen van de Commissie goed begrijpen en toetsen op de inhoud, de noodzakelijkheid en het waarom. Dat is niet omdat wij bij de VVD nieuwsgierig van aard zijn, maar omdat we ook verantwoording moeten afleggen aan de belastingbetaler en de burger. Vandaar.
De EU is een groot goed waar alle lidstaten volop van profiteren, op verschillende manieren. Maar — en dan kom ik bij de eerste vraag aan de minister — profiteert Nederland disproportioneel veel? In het verleden hebben onderzoeken uitgewezen dat dat niet zo is. Dat is ook logisch en verklaarbaar. Nederland is van oudsher een open, liberale vrijemarkteconomie. Dat is tot nu toe het meest succesvolle economische concept dat er bestaat. Waarom de VVD naar proportionaliteit vraagt, is omdat Nederland disproportioneel bijdraagt aan de financiering van de EU. In de nieuwe opzet worden alle fondsen, inclusief het landbouwbeleid, omgezet in nationale en regionale programma's. De totale omvang komt neer op 865 miljard euro. Voor Nederland is er 8,5 miljard gereserveerd. Dat is nauwelijks 1% van het totaal. Is dat correct, minister?
Voor landen als Finland, Denemarken en België, even rijk, met veel minder inwoners, zijn hogere bedragen toegekend. Die landen liggen voor een belangrijk deel niet eens onder de stijgende zeespiegel. Ook moet bedacht worden dat begrotingscorrecties voor de lidstaten die onevenredig veel bijdragen worden afgeschaft, iets dat sinds Fontainebleau eigenlijk telkens wordt bediscussieerd en gecontinueerd. Hoe zou de minister tegen deze achtergrond de ingeboekte jaarlijkse bezuinigingen van 1,6 miljard willen realiseren? Een grove berekening leert dat de Nederlandse afdrachten meer dan verdubbelen. Dat slaat een gat van 6,6 miljard in de begroting.
De MFK-brief van de regering spreekt van scherpe keuzes en meer toegevoegde waarde. De omvang moet in lijn zijn met de besparingsopgaven van het hoofdlijnenakkoord. Vandaar die vraag aan de minister. Mevrouw Von der Leyen heeft beloofd dat er geen bezuinigingen worden doorgevoerd op het fondsenbeleid, naar aanleiding van het debat waarin een motie van wantrouwen is ingediend, dus ik denk dat er nog wel wat verschuivingen zullen plaatsvinden van nieuw beleid terug naar oud beleid. Dat zou zonde zijn.
De Europese Commissie dringt er bij de lidstaten op aan de concurrentiekracht te vergroten en het tij te keren bij de haperende groei van de productiviteit. Hoe? Door het verminderen van de administratieve lastendruk, het beheersbaar houden van de schuldenposities om de stabiliteit van de euro geen geweld aan te doen en het oprichten van een zogenaamd Competitiveness Fund van ruim 450 miljard euro. Maar de terughoudendheid die de Commissie terecht de lidstaten vraagt in acht te nemen, is kennelijk niet relevant voor de Commissie zelf. De Commissie verdubbelt de uitgaven, denkt bepaalde uitgaven buiten de begroting om nog te kunnen financieren en introduceert vijf nieuwe zogenaamde belastingen. Onder het genoemde fonds dat ook wordt gepresenteerd, zit nog nauwelijks beleid. Hoe gaat de regering daarop reageren?
De VVD heeft vele voorstellen. Laat ik er één noemen. Als de financiering van de EU louter en alleen wordt gebaseerd op bni-afdrachten, is dat een substantiële vereenvoudiging die nog vrijvallende arbeidsplaatsen oplevert bij de Commissie en ook bij de lidstaten. Dus waarom zouden we dat nou niet doorvoeren? De regering onderschrijft de administratievelastenverlichting in de reactie op het werkprogramma van de Unie, maar hoe gaan we hier concreet mee om? Vroeger hadden we zelfs een eerste vicevoorzitter van de Europese Commissie die speciaal belast was met administratieve vereenvoudiging, maar dat beleid heeft nauwelijks zoden aan de dijk gezet. Maar waarom mogen we daar nu wel van uitgaan? Ik heb geen concrete plannen gezien in de reactie van de regering. In het antwoord op de door de VVD gestelde vragen over de effectiviteit van het NextGenerationEU-fonds, waarover de Europese Rekenkamer een kritisch rapport heeft gepubliceerd, verklaart de regering het in belangrijke mate eens te zijn met de opvattingen van de Rekenkamer. Ze voegt daar geruststellend aan toe: het is eens maar nooit weer.
Voorzitter. Maar die opluchting heeft bij de VVD inmiddels plaatsgemaakt voor bezorgdheid. De Commissie denkt daar namelijk anders over, want de leningsbevoegdheid wordt, voor zover wij kunnen beoordelen, gewoon voortgezet; als het anders is, hoor ik dat graag. Van de regering verwachten wij ook een reactie over hoe er wordt omgegaan met de afbetaling van de leningen. Dat is jaarlijks zo'n 25 miljard euro. Tijdens de discussie over het fonds werd gezegd dat die terugbetalingen via bezuinigingen zouden worden gerealiseerd. In het nieuwe MFK komt het gewoon als uitgavepost op de begroting terug, dus dat is niet wat we destijds hebben afgesproken. Dat het op de uitgavepost terugkomt, betekent eigenlijk dat er geen sprake is van terugbetalen. Dat onderstreept dat we feitelijk te maken hebben met een transferunie. Dat is de VVD een graat in de keel.
Voorzitter. Dan het tweede onderwerp: de toekomstige uitbreidingen. Voor het reces heb ik een interparlementaire conferentie bijgewoond — dat was overigens met de heer Van Hattem — over de noodzakelijke hervormingen in relatie tot de uitbreiding van de Unie. Dat was een teleurstellende ervaring, omdat vele lidstaten en leden van het Europese Parlement slechts pleitten voor meer financiële ruimte via eurobonds, de verhoging van het MFK en de besluitvorming via een gekwalificeerde meerderheid. Maar de hervormingen moeten volgens de VVD veel fundamenteler zijn. In onze visie reageert de regering te afhoudend. Gesteld wordt dat de kandidaat-lidstaten natuurlijk moeten voldoen aan de Kopenhagencriteria en dat die strikt moeten worden gemonitord. Die criteria gelden al sinds jaar en dag, maar worden door sommige lidstaten minder serieus genomen als ze eenmaal lid zijn van de Unie. Het is volgens de regering aan de Commissie als hoedster van de verdragen om lidstaten bij de les te houden en om via aangescherpte rechtsstaatconditionaliteit goed gedrag en respect voor de verdragsverplichtingen af te dwingen. Vervolgens hebben we natuurlijk ook nog een hof in Luxemburg.
Het huidige rechtsstaatinstrumentarium moet worden versterkt en de toepassing moet eenvoudiger worden en gekoppeld worden aan de uitbetaling van de gelden. Dat kan technisch gezien nu al, maar werkt onvoldoende of in het geheel niet. Het heeft overigens ook niet gewerkt bij dat NextGenerationEU-fonds. Waarom zou dat nu wel werken, minister? De minister verwijst in de Staat van de Unie naar artikel 7, maar een dergelijke verwijzing valt in de categorie "met een jantje-van-leiden". Voorzitter, ik zal u niet vermoeien met het voorlezen van het gehele artikel; ik lees slechts het begin van lid 2 van artikel 7 voor: "De Europese Raad kan met eenparigheid van stemmen …" Moet ik nog verdergaan? Het is een kalkoen-met-Kerstmisartikel. Ik denk niet dat degenen die zich misdragen, dan zullen instemmen met maatregelen conform artikel 7.
Er moet dus wat veranderen. Er moet een fundamentele verdragswijziging komen, die de EU sterker en krachtiger maakt. Bij verdragswijzigingen mag de strategische samenwerking met landen als Noorwegen en het VK natuurlijk meegenomen worden. Volgens de VVD is het essentieel om, zoals eerder gezegd door de heer Bovens, dacht ik, bij de herziening van het verdrag te werken naar een integratieproces met meerdere snelheden, want dat is de enige manier waarop we stagnatie kunnen voorkomen. Maar ik wil graag de visie van de Commissie hierop. Want nogmaals, als de toetredingsagenda beperkt blijft tot de Kopenhagencriteria, het voldoen aan het acquis communautaire, de invoering van de gekwalificeerde meerderheden, meer geld, de eurobondsuitgave en het invoeren van communautaire belastingen, dan hebben wij, denk en vrees ik, een fundamenteel probleem.
Voorzitter. Dat brengt mij automatisch bij het derde onderwerp: de strategische autonomie. Die is alleen bereikbaar wanneer afspraken worden nagekomen, er sprake is van consistent overheidsbeleid en we de komende twee jaar geen tijd verdoen aan machtsstrijd en machtsspelletjes tussen EU-instellingen en EU-lidstaten.
De voorzitter:
We hebben een interruptie van de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ah, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Meneer Van Ballekom. Het gebeurt niet vaak, maar ik ben het van harte eens met de heer Van Ballekom en de VVD-fractie als het gaat om artikel 7 en de noodzakelijke hervorming. We hebben elkaar daar al eerder gevonden. Ik ben blij dat de heer Van Ballekom dat opnieuw naar voren brengt. Wat betreft het handhaven van de rechtsstaat is het heel duidelijk — ik zal er straks in mijn eigen bijdrage ook bij stilstaan — dat het instrumentarium tekortschiet, omdat het niet afdwingbaar is. Je zou artikel 7 dus moeten hervormen: je zou af moeten van die eenparigheid. Mijn vraag is als volgt. Ik denk dat de heer Van Ballekom er een beetje op hintte, maar ik probeer het nog wat duidelijker te krijgen. Is het voor de VVD-fractie ook een voorwaarde voor verdere uitbreiding dat de hervorming van het rechtsstaatmechanisme tot stand is gekomen, het liefst via artikel 7? Ik noem uitbreiding richting de Westelijke Balkan of uiteindelijk ook richting Oekraïne.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik weet niet of dat alleen maar via artikel 7 moet. Ik denk wel dat het essentieel is. De VVD staat voor een sterk Europa, waarbij we stagnatie bestrijden. Dat kan alleen maar wanneer iedereen zich houdt aan de gemaakte afspraken en als wij ons niet continu de les laten lezen door mensen die dat niet doen. Zolang dat in het verdrag niet op de een of andere manier geregeld is, heeft de VVD inderdaad een probleem met uitbreiding. Of dat nou exact via artikel 7 moet, weet ik niet, maar dat is wel het uitgangspunt van mijn fractie.
De voorzitter:
De heer Van Ballekom. Herstel: de heer Van Apeldoorn van de SP.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dank u, voorzitter. We zijn het met elkaar eens, maar we zijn verder niet inwisselbaar! Beluister ik de heer Van Ballekom goed? Is hij het dus eens met in dit geval bijvoorbeeld de SP-fractie dat je pas kan uitbreiden nadat een verdragswijziging heeft plaatsgevonden of er in ieder geval op een andere manier geregeld is dat de Kopenhagencriteria, die nu vooraf gelden, feitelijk ook na toetreding blijven gelden en gehandhaafd kunnen worden?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja, dat ben ik met de heer Van Apeldoorn eens. Voor de VVD hoeft het niet zo hervormd te worden dat wanneer je één keer uit de bocht vliegt, je strafmaatregelen aan je broek krijgt. Dat doe ik met mijn zoon ook niet als hij zich misdraagt in de familie. Maar als hij drie keer en continu de zaak op stelten zet, dan zijn bij mij thuis de rapen gaar.
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn, tot slot.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik zal verder geen commentaar leveren op hoe het thuis in uw gezin gaat, maar we zijn het eens als het gaat om de EU en het belang van de rechtsstatelijkheid. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister hierop.
De heer Dessing i (FVD):
Ik hoorde de heer Van Ballekom van de VVD praten over NextGenerationEU en de eurobonds. In eerste instantie noemde hij die — ik citeer — "een graat in de keel". In tweede instantie gaf hij de kwalificatie dat we hier toch een "structureel probleem" hebben. Ik was even benieuwd naar wat voor oplossing de VVD voor dit probleem ziet. Als ik de VVD goed begrijp, hebben ze namelijk structurele problemen met het feit dat we onze financiële autonomie op dit moment eigenlijk steeds meer overdragen aan Brussel. Hoe ziet de VVD dit?
De heer Van Ballekom (VVD):
Wij zijn nooit een groot voorstander geweest van de uitgave van eurobonds voor het beleid. Wanneer we nu spreken over de defensie-inspanningen en de strategische autonomie van de Unie, kan dat, denk ik, allemaal redelijk goed via inspanningen van de lidstaten gerealiseerd worden. Maar omdat sommige lidstaten enorme tekorten hebben, van 100% tot 125% — dat zijn niet de minste lidstaten van de Europese Unie — wordt via de Europese begroting gezegd dat we eurobonds moeten uitgeven om de defensie-uitgaven te kunnen financieren. Nou, daar zijn wij geen voorstander van. Ik vind dat iedereen zijn eigen huishoudboekje op orde moet krijgen en dat we dan ruimte kunnen creëren om ons die noodzakelijke inspanningen te kunnen veroorloven.
De heer Dessing (FVD):
Ik begrijp dit antwoord van de VVD. Maar wat is dan de consequentie die Nederland volgens de VVD hieraan zou moeten verbinden? Dit is een probleem dat om een oplossing vraagt.
De heer Van Ballekom (VVD):
De onderhandelingen over het MFK beginnen eigenlijk pas en de meest harde noten worden gekraakt aan het eind van de onderhandelingen. Ik ga ervan uit — maar ja, dan hebben we het eigenlijk over de inzet van een nieuwe regering — dat Nederland zich er sterk voor maakt dat landen hun eigen begroting op orde moeten krijgen, zodat we kunnen investeren in de toekomst van Europa en niet alleen via eurobonds, want dat is niet de weg. Dat zou de schuldpositie van én de Europese Unie én de lidstaten alleen maar vergroten. Dat gaat altijd ten koste van de groei van de economie.
De voorzitter:
De heer Dessing? Het was genoeg. De heer Hartog van Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Het moest even bij mij inzinken, maar ik dacht de heer Van Ballekom te horen praten over de noodzaak van een verdragswijziging en dat vind ik een mooie. Mijn vraag is dan — ik was het niet van plan vandaag — of de heer Van Ballekom bereid is om mee te tekenen als ik vandaag een motie indien om de regering te vragen het proces van een intergouvernementele conferentie te starten, want dat is nodig voor een verdragswijziging. Is de heer Van Ballekom dan bereid om mee te tekenen?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik heb nog geen motie van u gezien. Als u een motie gaat indienen, gaan we die zorgvuldig lezen, dan heb ik overleg met mijn fractiegenoten en daarna zal ik u zeggen of we dat wel of niet kunnen steunen.
De heer Hartog (Volt):
Ik heb het bij de regering al meegemaakt: er komt een opt-out en als je dan vraagt of ze het gaan doen en zegt dat je wilt helpen, dan zeggen ze: nou, doe toch maar niet. Dat is dus eigenlijk de kern van mijn vraag: bent u dan bereid om een verdragswijziging te doen via een intergouvernementele conferentie?
De heer Van Ballekom (VVD):
Verdragswijzigingen worden altijd via intergouvernementele conferenties voorbereid, dus als wij zeggen dat we voor een verdragswijziging zijn, zijn we eigenlijk in principe automatisch voor een intergouvernementele conferentie. Ik zou anders niet weten hoe je een verdrag kan wijzigen.
De voorzitter:
Tot slot de heer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Dan doe ik de heer Van Ballekom een aanbod om samen even een motie te schrijven om die intergouvernementele conferentie aan te vragen.
De heer Van Ballekom (VVD):
We wachten het met belangstelling af.
De voorzitter:
We gaan dat afwachten. Nog een interruptie, van de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem i (PVV):
Een eerstvolgende verdragswijziging is inderdaad een mooi moment om een opt-out op het gebied van asiel en migratie te kunnen bedingen binnen de Europese Unie. Dat zou wat dat betreft heel interessant zijn, maar ik hoor de heer Van Ballekom van de VVD het punt van een verdragswijziging opwerpen ten aanzien van het veto dat er nu is — dan gaat het om gekwalificeerde meerderheden — in het kader van de toetreding van nieuwe lidstaten. Maar is de heer Van Ballekom het met mij eens dat als we het op die manier gaan doen, dus als we het veto gaan inruilen voor een gekwalificeerde meerderheid, we als Nederland onszelf in de voet schieten en we op veel punten ons eigen veto kwijtraken?
De heer Van Ballekom (VVD):
Als je zegt "we moeten af van de unanimiteit", dan wil dat niet zeggen dat je op elk onderdeel af moet van de unanimiteit. Je kunt in ieder geval zeggen: wij willen wel af van de bepaling in het verdrag waarmee lidstaten die zich niet aan verdragsbepalingen houden, andere lidstaten onder druk kunnen zetten om, ondanks het feit dat het een conditionaliteit is in NewGenerationEU, toch tot uitbetaling over te gaan, omdat we anders Oekraïne niet kunnen steunen. Dat vind ik een vervelende discussie om te horen, te lezen in de krant en mee te maken in Brussel. Daar wil ik wel van af. Dat wil echter niet zeggen dat wij als VVD-fractie tegen het afschaffen zijn van bijvoorbeeld de unanimiteit op het invoeren van nieuwe belastingen of wat dan ook. Daar zij we überhaupt op tegen, want we zijn geen partij die belastingen wil verhogen of opleggen, en zeker niet in EU-verband.
De heer Van Hattem (PVV):
Met dat laatste kan ik het zeer eens zijn. Ik hoop dat de VVD dat ook in de praktijk wat meer laat zien. Maar het punt is en blijft dit. Als we gaan kijken naar gekwalificeerde meerderheden in plaats van een veto en als ik hoor dat de heer Van Ballekom van de VVD er allerlei situaties aan verbindt die heel situationeel zijn, dan wordt het toch wel een beetje à la carte kijken wanneer we wel een veto toepassen en wanneer niet. Het is juist de kracht van het veto dat je als lidstaat kunt zeggen: hierin gaat de EU te ver, hier moeten we voor onze soevereiniteit opkomen. Is het geen glijdende schaal als we dat gaan loslaten?
De heer Van Ballekom (VVD):
Het is nu al het geval dat er op bepaalde beleidsterreinen sprake is van een gekwalificeerde meerderheid, terwijl er op andere beleidsterreinen sprake is van unanimiteit, en dat zal in de toekomst zo blijven. Mocht het zo zijn dat alle lidstaten zich aan verdragsbepalingen zoals de 60%-norm houden en net zoals Nederland een fatsoenlijk macro-economisch beleid voeren, dan kan je makkelijker zeggen dat we voorstander zijn van wat soepelere regelgeving op financieel terrein. Dat is voorlopig nog niet het geval, maar "hoop doet leven", zou ik zeggen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog en aan het einde van uw betoog gaan wij hier wisselen van voorzitter. Gaat uw gang.
De heer Van Ballekom (VVD):
Kijk eens aan!
Wij waren gebleven bij de strategische autonomie. De Commissie wil ons doen geloven dat die autonomie gemakkelijker bereikbaar is wanneer de EU-begroting wordt verhoogd en er fondsen worden opgericht. Nou, de VVD moet daar nog van overtuigd worden.
Laten we enkele specifieke zaken belichten, zoals de Clean Industrial Deal. Die moet nog volledig worden uitgewerkt de komende jaren. Dat is een totaal andere aanpak dan onder de vorige Commissie van mevrouw Von der Leyen. Gelooft de voorzitter van de Commissie niet meer in haar eerdere aanpak? Kennelijk niet. Wekt een dergelijke switch wel vertrouwen bij burgers en bedrijven? Het uitvoeren van de Klimaatagenda blijft in de visie van mijn partij van cruciaal belang. Daarbij is medewerking van burgers en bedrijven van doorslaggevend belang, inclusief particuliere investeringen. Een reflectie van de minister wordt op prijs gesteld en als het kan, hoor ik graag ook wat concrete verwachtingen voor het komende jaar.
Veel van het werkprogramma en de opmerkingen in de Staat van de Unie vallen onder de categorie "goede voornemens en wensdenken". Het werkprogramma van de Commissie bestaat voornamelijk uit mededelingen en niet uit wetgevende activiteiten en initiatieven, maar er is meer nodig. We zullen strategische autonomie moeten nastreven ondanks dat Europa zich voor essentiële grondstoffen in een uitermate fragiele situatie bevindt. Welk antwoord moeten we hierop geven? In elk geval is het van belang dat de chemische industrie in Europa en in Nederland blijft en daar ook blijft investeren. Soms heb ik de indruk dat wij die chemische activiteiten liever kwijt zijn dan rijk.
Voor strategische autonomie is het ook van belang dat we zo veel mogelijk cruciale grondstoffen zelf delven, maar ja, dat heeft soms vervelende consequenties voor mens, omgeving en milieu. Het alternatief is om vriendjes te blijven met onder andere China, of om kinderen in Congo het vuile werk te laten opknappen, zodat wij in Europa, al dan niet wat ongemakkelijk, in onze elektrische bolides kunnen blijven rijden. Verantwoord rijden, op een milieuvriendelijke manier, doen we trouwens toch niet, zolang bijvoorbeeld Duitsland investeert in bruinkoolcentrales. Het is voor Nederland, althans voor mijn partij, onbegrijpelijk dat daar gekozen is voor de Atomausstieg.
"De EU-initiatieven", zo stelt de regering, "worden getoetst op hun meerwaarde". Dat is prima, want zo hoort het ook. Dat is het oordeel van de regering bij het initiatief van de Commissie om de energieprijzen te verlagen, teneinde daarmee de EU-concurrentiekracht te verbeteren. Voor het verlagen van de energieprijs hebben we de Commissie toch niet nodig? Het Nederlandse prijsniveau ligt al aanmerkelijk hoger dan het EU-gemiddelde, en in het hoofdlijnenakkoord staat dat dit op één lijn moet worden gebracht met de ons omringende landen, om cruciale industrieën te behouden.
Wat betekent het nu wanneer de Commissie initiatieven neemt om de prijzen te verlagen? Het kan toch niet anders dan dat Nederland extra inspanningen moet doen, met alle budgettaire consequenties van dien? Wellicht mis ik wat, maar ik hoor daarop graag een toelichting van de zijde van de regering. Hoe kan de strategische autonomie worden bevorderd tegen de achtergrond van het huidige gure en inconsistente handelsbeleid, waar de bevoegdheden van de Wereldhandelsorganisatie zijn uitgehold?
In het huidige tijdsgewricht is het van belang te erkennen dat we afscheid moeten nemen van de vrije, op regels gebaseerde wereldhandel. De Wereldhandelsorganisatie is op zijn best gezegd een lame duck. We hebben te maken met puur opportunistische, grillige machtspolitiek. Hoe beoordeelt de regering de effecten van de onlangs afgesloten handelsakkoorden met de Verenigde Staten? Is het niet zo dat het enige positieve is dat hogere tarieven dan 50% voorlopig zijn afgewend? Voorlopig, want meneer Trump kan nog weleens van gedachten veranderen, zo leert de ervaring. Dat is een vrij mager resultaat.
Wat ik nog specifiek wil weten van de minister is of CBAM, de Carbon Border-heffing, ook onder de handelsovereenkomst valt. Is dit mechanisme al effectief en het levert het inkomsten op?
De strategische autonomie heeft vele aspecten, niet alleen de door mij genoemde, maar ook de bevordering van de verdere digitalisering van de economie, de bescherming van de essentiële infrastructuur ter land en ter zee vanwege de daaraan verbonden veiligheidsaspecten en de ontwikkeling van een nationale clouddienst zijn daar … Ik rond bijna af hoor, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft heel weinig tijd over.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja, dat weet ik. Ik zal daar in de tweede termijn ook nauwelijks gebruik van maken.
Ten slotte. Ik was al bij "ten slotte". Ik hoor u denken, voorzitter: hoe kan de VVD de Europese Beschouwingen doen zonder een woord te wijden aan het Draghirapport? Nou, dat zal ik verklaren. Het Draghirapport is een uitstekende diagnose van de patiënt, maar die diagnose is al sinds jaar en dag bekend. De voorstellen die worden gedaan, maken al decennia onderdeel uit van de programma's en komen terug in de landenspecifieke aanbevelingen die de Commissie bespreekt met de Raad, maar die de lidstaten niet of nauwelijks uitvoeren, ook niet toen meneer Draghi president was van de centrale bank in Europa en in Italië, maar ook niet toen meneer Draghi minister-president van Italië was. Er wordt gepleit voor fundamentele hervormingen, maar daarvoor is unanimiteit nodig. Er wordt gepleit voor een investeringsimpuls van 800 miljard euro per jaar, maar waar moet dat geld vandaan komen? Er wordt gepleit voor een kapitaalmarktunie, maar die is al ruim tien jaar geblokkeerd. Kortom, we zullen nog vaak over het rapport en de voorstellen van de heer Draghi spreken. Ik hoop dat er voortgang komt, maar ik zie dat nog niet zo direct zitten.
Voorzitter, mijn fractie ziet uit naar de beantwoording van de vragen en de reflecties van de zijde van de regering.
Meneer Bovens!
De voorzitter:
Er is nog … Ja, die ga ik het woord geven. Dat klopt, ja.
De heer Bovens i (CDA):
Ik had nog één vraag aan u. U heeft het over de diagnose van Draghi. Dat is een diagnose die er al lang is. Maar bent u het nou eens met die diagnose of niet?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik ben het wel eens met de diagnose. Natuurlijk. Maar …
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Van Ballekom (VVD):
… dat is nu ook gebleken bij een evaluatie onlangs van wat er de afgelopen jaren gebeurd is. Die is bedroevend. Daar moet een eind aan komen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom.
De heer Van Ballekom (VVD):
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Terwijl mevrouw Aerdts heel rustig deze kant op komt, gaat hier een voorzitterswissel plaatsvinden.
Voorzitter: Vos
De voorzitter:
Mevrouw Aerdts.
Mevrouw Aerdts i (D66):
Voorzitter. Over twee weken komen wij in Verenigde Vergadering bijeen om te markeren dat ook de Staten-Generaal hun werk konden hervatten na de Tweede Wereldoorlog. In heel Nederland herdenken we dit jaar dat het 80 jaar geleden is dat er een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Op 4 en 5 mei hebben we de oorlog herdacht en de vrede gevierd. Graag sta ik vandaag ook stil bij 15 augustus 1945, toen er ook, maanden later dan in Nederland, een einde kwam aan de oorlog in toenmalig Nederlands-Indië en er een einde kwam aan de internering van mijn grootvader — mijn opa —, zijn zussen en mijn overgrootouders. Maar eigenlijk is een oorlog nooit afgelopen, want vanaf dat moment draag je de oorlog altijd met je mee en draag je deze ook over aan de generaties die na jou komen. Zoals Hans van Mierlo het zei op 4 mei 2004: "Oorlog is niet één drama van miljoenen, maar miljoenen malen het drama van één."
Dat maakt dat ik het Europese project, ons Europese project, zo koester en dat ik trots ben dat we de Europese vlag hier zo fier naast de Nederlandse vlag hebben staan.
De Europese samenwerking is geboren uit de overtuiging dat onze toekomst alleen veilig is als we haar delen. Het was een moedige stap, gebaseerd op wederzijds vertrouwen, visie en gezamenlijke ambitie. Vandaag, 80 jaar later, woedt er weer een oorlog op ons continent. In Oekraïne zien we dagelijks de verwoestende gevolgen van agressie, desinformatie en machtspolitiek. Grootmachten staan opnieuw tegenover elkaar, terwijl Europa zijn plek aan tafel lijkt te zoeken. Soms bekruipt mij het gevoel dat we te veel een toeschouwer zijn, terwijl over onze toekomst wordt beslist in plaats van dat we daar zelf over beslissen, terwijl dat wel kan. We kunnen samenwerken aan de ambitie die we al 80 jaar delen: vrede, vrijheid en welvaart voor alle Europeanen. Dat kan zeker als we durven te veranderen wanneer dat nodig is, en dat is nu. In deze snel veranderende wereld vol dreigingen verder weg en dichter bij huis, kunnen we ons niet permitteren om stil te staan. Dit is het moment voor grote doorbraken, als wij durven te kiezen voor samenwerking, daadkracht en moed.
Daarom wil ik vandaag graag spreken over drie thema's die voor mijn fractie onmisbaar zijn voor de Europese Unie van vandaag: een veilig en weerbaar Europa, een sterk en innovatief Europa en een waardegedreven en democratisch Europa. Deze pijlers zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: veiligheid beschermt de ruimte voor innovatie, innovatie creëert middelen en kansen om onze waarden te versterken en onze waarden vormen het fundament van het vertrouwen in de samenwerking die nodig is voor vrede en stabiliteit.
Voorzitter. Vrede is geen vanzelfsprekendheid. Na 80 jaar is het tijd dat Europa, als het gaat om zijn eigen veiligheid, stevig op eigen benen komt te staan. Daarom vraag ik aan de minister: hoe ziet Nederland de weg naar een strategisch zelfstandiger Europa dat zijn eigen veiligheid en belangen kan garanderen, zonder structurele afhankelijkheid van Washington? D66 pleit al langer voor een krachtiger Europees veiligheidsbeleid. Het recente Europese initiatief ReArm Europe, gericht op versterking van de defensie-industrie en militaire paraatheid, is een belangrijke stap. Wij zijn blij dat hierbij niet alleen naar de lidstaten van de Europese Unie wordt gekeken, maar ook nauw wordt opgetrokken met bijvoorbeeld Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Wij streven naar een stevige Europese pijler in de NAVO-commandostructuur.
Veiligheid is echter meer dan tanks en vliegtuigen. Weerbaarheid zit ook in de samenhang van onze samenleving. Onze tegenstanders exploiteren verdeeldheid en twijfel. Daarom is eenheid onze sterkste verdediging. Veiligheid betekent ook digitale weerbaarheid, crisisbestendigheid, robuuste civiele infrastructuur en sociale cohesie. Het betekent ook mentale weerbaarheid en burgers die weten waar ze voor staan, desinformatie herkennen en elkaar blijven vertrouwen. Civiele betrokkenheid is geen bijzaak; het is een voorwaarde voor nationale veiligheid. Daarom vraag ik de minister welke concrete stappen hij voor zich ziet om deze brede veiligheidsagenda, inclusief de uitdaging op het gebied van klimaat en duurzaamheid, stevig te verankeren op nationaal en Europees niveau, zodat onze vrije samenleving effectief wordt beschermd.
Strategische autonomie is essentieel. Alleen zo kan Europa onafhankelijk opereren op cruciale terreinen, zoals energie, technologie en voedselvoorziening. Alleen zo blijft onze vrijheid duurzaam gewaarborgd. Helaas zien we nu dat de Green Deal steeds meer wordt uitgekleed. Ook onderwijs en innovatie zijn cruciaal. Ze vormen de basis voor het tegengaan van desinformatie, het versterken van de democratie, het opleiden van deskundig personeel en het verder ontwikkelen van de Europese defensie-industrie.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het volgende punt: een sterk en innovatief Europa. Vrijheid alleen is niet genoeg. Vooruitgang vraagt om innovatie. Als we onze toekomst willen vormen, moeten we durven te investeren. Het al eerder genoemde rapport van Mario Draghi, over de Europese concurrentiekracht, is niet alleen een wake-upcall, maar juist ook een kans. Europa moet niet alleen reageren, maar juist zelf richting geven. Het begint met investeren in mensen, kennis, infrastructuur en groene en digitale transities die onze toekomst bepalen. Draghi wijst erop dat de Europese economie de afgelopen twintig jaar structureel achterbleef bij andere werelddelen. Dat is niet omdat we minder talent hebben, maar omdat het beleid versnipperd is. Daarom pleit hij voor een Europees investeringsplan dat publieke en private middelen mobiliseert voor strategische projecten, zoals de European Chips Act en het Europese waterstofnetwerk, van Spanje tot Finland. D66 onderschrijft dat pleidooi. Een sterker Europa vraagt om een diepere kapitaalmarktunie, een voltooide interne markt voor diensten en data en een Europese Investeringsbank die durft te investeren in baanbrekende innovatie. Alleen zo kunnen we het innovatiegat dichten en duurzame welvaart realiseren. Het CDA stelde hier ook al een vraag over.
Voorzitter. Ik vraag aan de minister: hoe zet Nederland zich in om het Europese onderzoeksbudget substantieel te vergroten? Hoe wordt daarbij gewaarborgd dat niet alleen grote gevestigde instellingen profiteren, maar ook kleinere kennisinstellingen toegang houden tot financiering en samenwerking? AI en digitale technologieën veranderen onze samenleving ingrijpend. Technologie is niet altijd neutraal. Daarom moet de Unie bewust een eigen koers varen en investeren in de Europese cloud en een ethische mensgerichte aanpak. D66 steunt het Europese AI-verordeningstraject, dat hierin een mondiale standaard zet.
Investeren in kennis en politiek is noodzakelijk. Waar wetenschap bloeit, wordt desinformatie weerlegd. Waar onderwijs bloeit, groeit kritisch burgerschap. Tegelijkertijd staat de academische vrijheid in delen van Europa onder druk. D66 wil dat vrijheid de norm wordt, niet de uitzondering. Daarom vragen we aan de minister: kan Nederland zich krachtig inzetten voor expliciete bescherming van de academische vrijheid? Daarnaast betekent een sterk Europa ook het verder uitbouwen van programma's als Horizon Europe en Erasmus+. Zij laten zien wat er mogelijk is als kennis kan stromen over de grenzen heen, van universiteit tot universiteit, van Den Haag tot Warschau en van Wageningen tot Dublin.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het laatste onderwerp dat ik vandaag wil bespreken: Europa als waardengemeenschap. De Europese Unie is niet alleen een economisch of een veiligheidsproject, maar, zoals de heer Bovens heel mooi beschreef, ook een waardengemeenschap, een gemeenschap van landen die samen opkomen voor vrijheid, democratie en vooruitgang. Europa is de plek waar individuele vrijheden worden gekoesterd en waar we samen sterker staan. Onze fundamentele waarden vragen om voortdurend onderhoud, waakzaamheid en moed. De belofte van de EU is er een van vrijheid, rechtsstatelijkheid en de bescherming van mensenrechten; een belofte die steeds vaker onder druk staat.
Voorzitter. Wij maken ons grote zorgen. Extremistische partijen winnen aan invloed, polarisatie neemt toe en fundamentele rechten staan zowel binnen als buiten Europa onder druk. Geweld tegen vrouwen zoals femicide is geen incident; het is een structureel maatschappelijk probleem dat diep geworteld is in ongelijkheid en discriminatie. Het begint bij de rechten van minderheden. Wie niet opkomt voor de zwaksten in onze samenleving, verliest uiteindelijk zelf de vrijheid die we zo koesteren. Binnen de EU zien we dat sommige lidstaten hun rechtsstaat systematisch uithollen, de politieke onafhankelijkheid van de rechterlijke macht aantasten en media onder druk zetten. Te lang was de Europese reactie technisch, traag, voorzichtig. Daarom vraag ik de minister: hoe pleit Nederland concreet voor de actieve bescherming van fundamentele vrijheden door middel van strengere monitoring, gerichte sancties en ondersteuning van maatschappelijke organisaties die democratie en mensenrechten verdedigen?
Een geloofwaardige Unie durft haar democratische fundamenten te vernieuwen. D66 pleit voor een sterker Europees Parlement met uitgebreid initiatiefrecht, afschaffing van het vetorecht, een rechtstreeks gekozen Commissievoorzitter, een Europese jongerenraad, een verplichte generatietoets bij wetgeving en de instelling van een Europese ombudspersoon voor toekomstige generaties. Jongeren moeten eerder kunnen meepraten over hun toekomst. Daarom pleiten wij voor de verlaging van de kiesleeftijd bij Europese verkiezingen naar 16 jaar, zodat de stem van jongeren daadwerkelijk gehoord wordt in het Europese debat.
Voorzitter, ik rond af. De Europese Unie is nooit af. De keuzes die we nu maken, bepalen of Europa de komende decennia een continent van vrede, vrijheid en vooruitgang blijft. Europa is onze geschiedenis, ons heden en bovenal onze toekomst. Het is de plek waar wij onze kinderen leren dat vrede niet vanzelf komt, dat samenwerking sterker is dan angst en dat je vrijheid alleen maar voorleeft als je haar ook kunt delen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Hattem van de PVV-fractie.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Met een demissionair kabinet en net nieuwe Tweede Kamerverkiezingen achter de rug zal de focus bij deze Algemene Europese Beschouwingen op de lopende Europese zaken liggen, waar deze minister de komende tijd nog volop voor aan de lat staat en waar wij als Eerste Kamer ook onze controlerende taak volledig op blijven uitoefenen. Maar welk kabinet er ook komt, niemand hoeft de zegen uit Brussel te verwachten om tot oplossingen te komen in knellende dossiers zoals stikstof. De Europese Commissie volhardt immers steevast in "het kan niet". Zelfs ronkende D66-campagneslogans brengen daar geen verandering in. De EU is daarmee vaker een probleem dan een oplossing, en daar moet echt verandering in komen.
Die verandering komt nu niet vanuit de Europese Commissie zelf, integendeel. De Commissie-Von der Leyen trekt in haar plannen nog meer bevoegdheden en financiële speelruimte naar zich toe. Het thans voorliggende Meerjarig Financieel Kader 2028-2034, waarover dit najaar de formele onderhandelingen starten, geeft de Europese Commissie meer flexibiliteit en meer eigen middelen, dus meer eigen inkomsten als EU. In de kabinetsappreciatie geeft de minister een wisselend beeld over het MFK, soms negatief, maar vaak ook positief, terwijl deze plannen voor ons land heel nadelig kunnen uitpakken.
In het Eigenmiddelenbesluit van het MFK wil de Europese Commissie zich verschillende nieuwe eigen middelen toekennen op het gebied van emissiehandel, CO2-heffing, e-waste, tabak en een omzetbijdrage voor grote ondernemingen. De nieuwe eigen middelen voor emissiehandel en CO2-heffing zorgen daarmee voor de situatie dat de Europese Commissie er alle belang bij heeft om zo veel mogelijk klimaatbeleid te voeren, of "klimaatveerkracht" zoals ze het zelf noemen, waardoor er via die heffingen meer geld naar Brussel zal vloeien. Daarmee wordt de Europese Commissie dus ook financieel afhankelijk van deze klimaathandel en geprikkeld om nog meer in te zetten op desastreus klimaatbeleid. Uiteindelijk komt de rekening van deze klimaattaks grotendeels weer bij de consument te liggen. Kan de minister aangeven of hij deze constructie niet zeer onwenselijk acht en of hij bereid is om zich hiertegen te verzetten in de onderhandelingen? Graag een reactie.
Hetzelfde geldt voor de CORE, de bedrijfsheffing voor grote ondernemingen. Deze omzetbijdrage zal indirect weer worden doorberekend aan de consument. Wat is de toegevoegde waarde van dit gulzige gegraai door Brussel? Acht de minister dit wenselijk en wat betekent dit voor de concurrentiepositie van grote bedrijven in de EU? Is het risico daarmee niet extra groot dat zij zullen vertrekken naar fiscaal aantrekkelijkere landen buiten de EU? Wat heeft dit nog met het belang van een handelsunie te maken? Graag een reactie.
Het MFK verhoogt daarnaast ook nog het eigenmiddelenplafond als crisisinstrument. De EU gaat nu standaard beschikken over leeninstrumenten, zoals dat crisisinstrument als garantie van de lidstaten om zo'n 400 miljard te kunnen lenen op de kapitaalmarkt. De vraag is of het risico daarmee niet groot wordt dat de Europese Raad een te groot financieel belang krijgt bij het uitroepen van een crisis om dat crisisinstrument in te zetten, nu het woord "crisis" zelf aan inflatie onderhevig is als er al snel wordt gesproken over een bankencrisis, een klimaatcrisis, et cetera, et cetera. Daar komt nog bij dat de EU eind 2027 naar verwachting voor maar liefst meer dan 900 miljard euro aan uitstaande leningen kent. De vraag is in hoeverre de EU haar schuld aan investeerders dan nog kan aflossen binnen de spelregels van de begroting, want vanaf 2027 moet het opnemen van leningen in het kader van NextGenerationEU strikt worden beperkt tot herfinanciering en de Europese Commissie wil het terugbetalen uitstellen tot toekomstige MFK's. Graag een reactie van de minister.
Een ander groot aandeel van het MFK is de verlaging van de perceptiekostenvergoeding oftewel een kleiner deel van de douane-inkomsten voor de lidstaten. Voor Nederland, met de grote Rotterdamse haven, is dit zeer nadelig. Dit kost ons zo'n 2,5 miljard euro per jaar. Daarnaast vervalt ook nog eens de korting op de bni-afdracht, oftewel het bruto nationaal inkomen, voor ons land, waardoor Nederland gemiddeld 2 miljard euro zal moeten afdragen aan de EU. Alles bij elkaar zal Nederland volgens de eerste schattingen van het ministerie van Financiën ongeveer 5 miljard euro extra per jaar aan Brussel moeten afdragen onder dit nieuwe MFK. Allemaal geld van onze belastingbetalende burgers dat niet besteed kan worden aan zorg, lastenverlagingen, woningen, snelwegen en al het andere waar ons land zo naar snakt. Daarom de vraag aan de minister wat hij gaat doen in de onderhandelingen om te voorkomen dat Nederland jaarlijks zo veel extra geld op moet gaan hoesten om te laten verdwijnen in de Brusselse bodemloze put. En dan heb ik de plannen voor eventuele eurobonds, waarbij de begrotingstekorten van lidstaten met gezamenlijke leningen worden afgedekt, nog niet eens meegeteld, want daar moeten we, zeker gelet op de financiële situatie van Frankrijk, al helemaal niet aan beginnen.
De heer Hartog i (Volt):
Ik heb niet echt behoefte aan een heel debat, maar even een feitencheck. Is de heer Van Hattem het met mij eens dat de 900 miljard aan leningen waar hij het over had, gewoon leningen zijn die worden terugbetaald door de lidstaten waar die zijn uitgezet en dat het MFK alleen maar de rentebetalingen dekt die de Europese Commissie verkeerd heeft ingeschat? Dus mijn vraag is een feit. Is de heer Van Hattem het mij eens?
De heer Van Hattem (PVV):
De situatie is wel dat het een groot probleem kan worden of dit nog terugbetaald kan worden binnen de spelregels van de begrotingen. We hebben laatst die presentatie gehad hierover en daar werd toch als een groot zorgpunt aangemerkt dat dit wel een heel groot knelpunt kan worden in heel de financiële situatie van de Europese Unie.
De heer Hartog (Volt):
Ik zou het toch graag bij de feiten willen houden. Begrijp ik dan goed dat de heer Van Hattem het met mij eens is dat die 900 miljard die hij zojuist noemde als staande op de Europese begroting eigenlijk gewoon leningen zijn die worden terugbetaald, maar dat er inderdaad hier en daar wat twijfel over is of de lidstaten die daar gebruik van hebben gemaakt die leningen kunnen terugbetalen? Dat is een ander verhaal dan 900 miljard op een Europese begroting.
De heer Van Hattem (PVV):
Die waarschuwing komt ook vanuit de Rekenkamer. Ik zie dit toch als een groot zorgpunt. Als dit niet kan worden terugbetaald, is het de vraag wat er dan gaat gebeuren. Dan kan het zomaar zijn dat je als lidstaat extra aan de lat komt te staan, onder andere via een eurobondsconstructie. Dat moet worden voorkomen en daarom vraag ik de minister wat hij gaat doen om te voorkomen dat we voor zo'n situatie komen te staan.
Voorzitter. De put is niet alleen bodemloos, maar ook mateloos. De Europese Rekenkamer heeft in zijn jaarverslag van 2024 opnieuw een afkeurend oordeel gegeven over de begrotingsuitgaven van de EU. Dat gebeurt jaar in, jaar uit. Dit jaarverslag toont wederom aan hoe onbesnut de Europese Commissie omgaat met publieke middelen. Kan de minister, naar aanleiding van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer en het afkeurende oordeel over de begrotingsuitgaven, aangeven welke stappen het kabinet neemt om de Europese Commissie in het financiële gareel te krijgen? Graag een reactie.
De Europese Commissie gaat ook uit van een verdere flexibilisering van de inzet van middelen binnen het MFK. Daarover heeft de Europese Rekenkamer zich onlangs ook nog kritisch uitgelaten in een rapport. In het huidig MFK zat ook al flexibilisering, waarover de Rekenkamer onder meer stelt: "De flexibiliteitsbehoeften werden niet naar behoren in kaart gebracht en geanalyseerd." Daarmee is de zeer complexe begroting ook nog eens veel moeilijker controleerbaar. Kan de minister aangeven hoe zal worden omgegaan met deze plannen voor flexibilisering en de borging van controlemogelijkheden daarop?
De Europese Rekenkamer had ook enkele zeer kritische constateringen ten aanzien van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit, de RRF, op het gebied van het klimaatbeleid. Ik citeer: "In het kader van de RRF waren de lidstaten van plan om ongeveer 275 miljard euro uit te geven aan klimaatactie als onderdeel van de pijler groene transitie. Onze analyse bracht echter tekortkomingen aan het licht in het ontwerp van de faciliteit. We stelden inconsistenties vast in de uitvoering van RRF-maatregelen voor de groene transitie. We merkten op dat het traceren van klimaatuitgaven een aanzienlijke approximatie met zich meebrengt en dat sommige coëfficiënten tot mogelijke overschattingen leiden." Prestaties in het kader van de groene transitie kunnen niet goed worden beoordeeld. Er is geen verslaglegging over de werkelijke uitgaven, de werkelijke bijdrage aan de EU-klimaatdoelen wordt niet meegerekend, klimaatgerelateerde investeringen zijn niet altijd gekoppeld aan relevante mijlpalen en streefdoelen, en er is een mogelijke overschatting van 34,5 miljard euro. Aldus de Europese Rekenkamer. Kan de minister aangeven of hij bereid is om op dit punt actie te ondernemen in Brussel om zo de onderste steen boven te krijgen?
Deze groene transitie hangt samen met de Europese Green Deal van toenmalig Eurocommissaris Timmermans. Er zijn in de laatste tijd veel onthullingen gedaan over het zogenaamde groenelobbyschandaal rond het gebruik van middelen van de Europese Unie door de Europese Commissie om zich te mengen in de wetgevende macht van de Unie teneinde steun te zoeken voor de Europese Green Deal. Daarbij zou sprake zijn geweest van het steunen van bevriende ngo's rond deze groene lobby. In het Europees Parlement stemde onlangs een meerderheid tegen het amendement voor een nader onderzoek naar deze misstanden. Onder de tegenstemmers waren het CDA, de VVD en D66. Is de minister wél bereid om in Brussel aan te dringen op een diepgravend onderzoek naar deze kwestie en alle betrokkenen? Graag een reactie.
Voorzitter. Ik kom op migratie. Dit jaar is het 40 jaar geleden dat de eerste Schengenakkoorden werden getekend. Wie in het op zichzelf mooie Luxemburgse Schengen komt, zal zien dat daar met grote letters "Schengen is alive" is aangebracht. Als een verdrag echt succesvol is, dan heb je zulke zelfbevestiging niet nodig. Schengen is echter verworden tot een politiek gedrocht, dat door open en ongecontroleerde grenzen massa-immigratie bevordert en de nationale soevereiniteit van lidstaten kraakt. Het feit alleen al dat Dublinclaimanten niet effectief worden teruggenomen door andere Schengenlanden is veelzeggend. Binnen de Schengenzone kunnen gelukzoekende asielzoekers vrij reizen naar het land waar ze het meeste profijt hebben en dat is heel vaak Nederland. Veel landen, zoals Duitsland, hebben zeer terecht weer grenscontroles ingesteld nu ook de buitengrenzen van de EU zo lek zijn als een mandje. Kan de minister aangeven wat hij doet om ervoor te zorgen dat deze Dublinclaims geëffectueerd worden en deze asielmigranten vertrekken naar het EU-land waar ze het eerst binnenkwamen? Kan de minister tevens aangeven waarom het nieuwe EU-Migratiepact in dit kader wel resultaten zou moeten boeken?
Verder deelt de EU …
De voorzitter:
De heer Bovens.
De heer Bovens i (CDA):
Ik heb een korte vraag. Hoor ik u tussen de regels door pleiten voor meer grenscontroles en het herstellen van de nationale grenscontroles met België en Duitsland? Heeft de heer Van Hattem enig idee wat dat economisch kost?
De heer Van Hattem (PVV):
Ik vind het juist een uitstekend idee om dat weer te doen. We hebben nu gezien dat onder andere Duitsland dat heeft gedaan. Daar worden hele goede resultaten mee geboekt. Dat zou dus zeer wenselijk zijn, zeker als de Europese Unie niet in staat is om de buitengrens goed en effectief te beveiligen en te bewaken. Dan moet je gewoon je eigen grenzen kunnen controleren en zorgen dat de asielinstroom stopt bij de grens. Dan moet je zorgen dat daar in ieder geval paal en perk aan wordt gesteld. Daarbij kan je ook meteen andere criminele activiteiten stoppen.
De heer Bovens (CDA):
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was of u een beeld heeft van wat dat economisch kost. Dan is misschien via u de vraag aan de minister om dat even uit te rekenen. Ik heb nog beelden van onderzoeken van tien jaar geleden dat als we de grenscontroles helemaal zouden afschaffen, we daar 3 miljard aan zouden verdienen. Ik krijg nu een beetje het beeld alsof het herstel van de grenzen voordelig zou zijn voor het land. Maar goed, ik wacht het antwoord af.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan zou ik bijna de vraag terug kunnen leggen: weet de heer Bovens, van het CDA, wat de maatschappelijke schade is van die open grenzen en hoe maatschappelijk ontwrichtend die ongecontroleerde massa-immigratie is? Als we kijken naar wat Duitsland nu doet, zien we dat daar flexibel wordt gecontroleerd aan de grenzen. Daar worden degenen uitgepikt bij wie ze extra controles moeten uitoefenen. Dat heb ik pas nog gezien aan de grens, als je vanuit België Duitsland binnenrijdt richting Trier. Daar loopt het uitstekend. Ik denk dat dat hele goede controles zijn. Duitsland is ook economisch niet gek. Die weten ook wel wat ze doen om te voorkomen dat hun verdienmodel in stand blijft. Naar Duits voorbeeld in te stellen grenscontroles zouden dus juist zeer wenselijk zijn.
Goed. Ik ga verder met mijn betoog. Verder deelt de EU van ons geld ontwikkelingshulp uit in derdewereldlanden. Je zou dan op z'n minst mogen verwachten dat zulke landen hun illegaal in de EU verblijvende onderdanen terugnemen. In het Europees Parlement werd onlangs een amendement dat erop zag om dat vereiste aan ontwikkelingshulp te verbinden, niet gesteund. Ook VVD, CDA en D66 stemden tegen dat amendement. Hoe ferm is de wil van centrumrechts dan om echt iets te doen aan migratie? Is de minister wel bereid om daar stappen in te zetten?
Voorzitter, ik rond af. Op dit moment lopen er in EU-verband gesprekken over de uitbreiding van de EU en over institutionele hervormingen. Van verdere uitbreiding met nieuwe lidstaten zijn wij zeker geen voorstander. Zo zou iedere euro aan pretoetredingsondersteuning, met name aan Turkije, per direct moeten worden stopgezet. Zo werd onlangs bijvoorbeeld bekend dat de EU in het kader van de Green Deal meer wil investeren in Turkije, om daar tot nul emissies in 2053 te komen. Dat is volstrekt belachelijk. Bovenal moeten lidstaten hun veto blijven uitoefen bij zulke wezenlijke beslissingen. De inzet op gekwalificeerde meerderheden, waar nu over gesproken wordt, is onacceptabel. Ook is het van groot belang dat nationale parlementen hun instrumenten optimaal kunnen inzetten om in de EU te kunnen controleren en bij te kunnen sturen. Subsidiariteitsbezwaren en gelekaartprocedures zijn nu te bureaucratisch om effectief toe te passen. Ook de betrokkenheid van parlementen bij Europese benoemingen schiet tekort. Heeft de minister aandacht voor de genoemde punten?
De heer Dessing i (FVD):
Ik wacht eigenlijk op het einde van het betoog van de heer Van Hattem. Is het misschien goed om dat even af te maken?
De voorzitter:
Dat lijkt me het beste. Dan vervolgt u uw betoog.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb nog één kort blokje, voorzitter.
Tot slot heb ik een treffend voorbeeld van hoe tegenstrijdig de EU is. Onlangs was ik op werkbezoek bij de gemeente Baarle-Nassau. In de vele enclaves die deze gemeente kent in het Belgische Baarle-Hertog is men een paar jaar geleden gestart met huisvuil ophalen met één gezamenlijke vuilniswagen, zodat men niet voor ieder Belgisch of Nederlands adres een andere vuilniswagen langs moet laten komen. Momenteel moet dit door een Belgisch bedrijf gedaan. Dit succesvolle project dreigt echter te moeten stoppen vanwege EU-regels. Er zou dan immers sprake zijn van het exporteren van afvalstoffen over de grens. De pilotstatus is al eens verlengd, maar de EU-bureaucratie dreigt nu toch ongenadig te worden, terwijl dit juist een toonbeeld van Europese samenwerking is. Hopelijk is de minister bereid om eens naar deze situatie te kijken, maar het is vooral tekenend voor de houding van de Europese Unie: het kan niet.
Voorzitter, tot zover in deze eerste termijn.
De heer Dessing (FVD):
Ik heb met belangstelling geluisterd naar het betoog van de heer Van Hattem, van de PVV, die toch eigenlijk een genadeloze analyse geeft van de misstanden die hij ziet en die eigenlijk door de EU worden gedaan. Ik onderschrijf die, maar waar ik eigenlijk op wachtte, is welke conclusie de heer Van Hattem en de PVV daaruit trekken. Dit zo allemaal beluisterend, is er volgens de PVV dan überhaupt nog plek voor Nederland in diezelfde EU?
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb er, zoals ik zei, in dit betoog bewust voor gekozen om te kijken naar de lopende zaken, die nu spelen, en geen beschouwing te geven over hoe we staan tegenover de EU en alle ontwikkelingen daaromtrent. Dat lijkt me in deze demissionaire situatie ook niet heel erg gepast. Maar zoals de heer Dessing weet, zijn wij heel duidelijk van mening dat de EU gewoon structureel grondig moet veranderen, dat de positie van nationale lidstaten heel veel meer verwerkt moet worden, dat we op onze nationale soevereiniteit moeten blijven staan en dat er veel van binnenuit gewoon keihard moet worden aangepakt.
De heer Dessing (FVD):
Is dat volgens de heer Van Hattem van de PVV, gelet op deze opsomming van misstanden, überhaupt mogelijk? Ik ken de PVV als een partij die vroeger eigenlijk voor uittreding uit de EU was. Ze heeft haar standpunt gewijzigd voordat zij toetrad tot het kabinet, maar wat is nu de huidige positie van de VVD op dit dossier?
De voorzitter:
Het is de PVV.
De heer Van Hattem (PVV):
Nee, inderdaad niet de VVD, voorzitter. Het is heel duidelijk: we zien nu, bijvoorbeeld ook binnen het Europees Parlement, een duidelijke verschuiving naar steeds vaker rechtse meerderheden. Ik kan ook wel zeggen: eurokritische meerderheden. Het is noodzakelijk om die richting in te gaan. Ik hoop dat ik ook de heer Dessing van Forum aan onze kant kan vinden om die koers aan te kunnen pakken om te zorgen dat de Europese Unie niet nog meer een eurocratische richting van een Europese superstaat ingaat en dat onze nationale lidstaten gewoon hun eigen positie kunnen herpakken en daar sterker in zullen staan.
De heer Hartog (Volt):
De heer Van Hattem vraagt om een grondige herziening van de Europese Unie. Hij weet dat daarvoor een intergouvernementele conferentie nodig is. Mijn vraag is dus dezelfde als de vraag die ik aan de heer Van Ballekom heb gesteld: als ik een motie zou indienen om de regering te vragen om een grondige herziening van de EU via een intergouvernementele conferentie, zou de PVV mij daar dan in steunen?
De heer Van Hattem (PVV):
Twee dingen daarbij. Allereerst is er de vraag waar die conferentie over moet gaan; daar is het natuurlijk altijd afhankelijk van. Ten tweede: als Eerste Kamer moeten we toch kijken waar het politieke primaat ligt. We hebben net Tweede Kamerverkiezingen gehad. Er vinden nu kabinetsonderhandelingen plaats. Al dat soort zaken zijn in ontwikkeling. Ik denk dus dat het politieke primaat om daarnaar te kijken vooral bij de Tweede Kamer ligt en niet direct bij de Eerste Kamer.
De heer Hartog (Volt):
Het is de heer Van Hattem die zojuist heeft gezegd dat een grondige herziening van de Europese Unie nodig is. Als Eerste Kamer kijk je dan hoe dat procedureel gaat; dat gaat via een intergouvernementele conferentie. Het is dus daadwerkelijk aan de Eerste Kamer om dat te doen. De PVV heeft een eerdere motie van Volt in de Tweede Kamer daarover overigens als een van de weinige fracties gesteund. Mijn vraag is dus nog steeds: vindt … Laat ik het dan anders formuleren: vindt de heer Van Hattem dat er een intergouvernementele conferentie moet komen als een grondige wijziging van de EU nodig is?
De heer Van Hattem (PVV):
Als dat het instrument is dat daarvoor nodig is, zou dat inderdaad de stap kunnen zijn, maar zoals ik zojuist zei: als je het procedureel inderdaad zorgvuldig wil doen, zoals de heer Hartog van Volt eigenlijk ook zelf aangeeft, vind ik dat eerst de Tweede Kamer aan zet is om zo'n stap te zetten. Daar ligt het politieke primaat om zulk soort wezenlijke beslissingen te nemen. Ik vind dat wij als Eerste Kamer pas dan aan zet zijn en niet in de omgekeerde volgorde.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Dit is te vergelijken met het verzoek van de PVV om een opt-out: we willen dat wel, maar we doen het niet; we vragen het aan de verkeerde en uiteindelijk willen we het niet. Mijn vraag is dus nogmaals: is de PVV bereid om de geëigende juridische middelen in te zetten om iets te bereiken?
De heer Van Hattem (PVV):
Ja, we zijn zeker bereid om de geëigende juridische middelen in te zetten, in de juiste volgorde, zoals ik zei. Dus eerst de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer en dan zijn wij als Eerste Kamer evenredig aan zet, maar niet in de omgekeerde volgorde.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Apeldoorn van de fractie van de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter. Europa heet een waardegemeenschap te zijn. Deze Europese waarden zijn die van de democratische rechtsstaat en de vrijheden en rechten die daarbij horen, individuele én sociale rechten, en van de gelijkwaardigheid van alle inwoners van de EU, maar ook de waarden en beginselen van het internationale recht en van mensenrechten. Het zijn de waarden die we terugvinden in delen van het Unieverdrag, maar bijvoorbeeld ook in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het zijn ook de waarden van een organisatie zoals de Raad van Europa, want Europa is meer dan alleen de EU; ik zie de heer Bovens instemmend knikken. Helaas staan al deze waarden internationaal maar ook binnen de EU enorm onder druk. De EU zou een waardegemeenschap moeten zijn, maar maakt dat helaas steeds minder waar. Dat baart mijn fractie zorgen.
De EU heeft ons zeker niet alleen maar goeds gebracht. Sterker nog, de SP vindt dat de EU de afgelopen decennia verworden is tot een neoliberaal project dat onze democratische en sociale verworvenheden ondermijnd heeft. Maar het is geen wetmatigheid dat de EU een neoliberaal project is. We hebben als SP altijd gevonden dat we Europa nodig hebben voor intensieve samenwerking om grensoverschrijdende problemen, zoals klimaatverandering, milieuvervuiling, belastingontwijking en migratie, aan te pakken, maar ook om samen sterker te staan in de steeds instabielere en onzekere wereld die zich kenmerkt door geopolitieke rivaliteit, nationalisme en imperialistische machtspolitiek. Dat is op basis van en ter verdediging van die waarden waar de EU zelf voor zegt te staan. De realiteit is echter dat de kloof tussen woord en daad groot is en nog groter is geworden. Daarmee dreigt de EU niet alleen van binnenuit uitgehold te worden, maar staan we ook naar buiten toe minder sterk.
Voorzitter. Nergens is het falen van de EU als waardengemeenschap zo pijnlijk aan het licht gekomen als in het Europese onvermogen en, erger nog, de onwil om ook maar iets te doen aan het stoppen van de door Israël op de Palestijnen in Gaza gepleegde genocide. Twee jaar lang werd er weggekeken van de door Israël dagelijks gepleegde oorlogsmisdaden. De verdragsrechtelijke verplichting genocide te voorkomen en de uitspraken van het Europese Gerechtshof daaromtrent zijn door de EU en de meeste lidstaten, waaronder Nederland, op geen enkele manier nagekomen. De EU heeft zo haar eigen waarden, die van het internationale recht, met voeten getreden. Erkent de minister dat? Ziet hij de schade die dat heeft aangericht aan onze geloofwaardigheid als actor op het wereldtoneel, ook extern? Erkent de minister dat we hierdoor naar buiten toe zwakker zijn komen te staan en daarmee minder goed in staat zijn om onze waarden te verdedigen? Graag een reactie van de minister.
De voorganger van deze minister deed ook veel te lang veel te weinig, maar wilde uiteindelijk wel iets doen, hoe klein ook. Hij wilde niet langer wachten op Europa, maar de partij van deze minister wilde dat wel en de tweede val van dit kabinet was een feit. Nu doet Europa nog steeds niets. Het wacht af. Deze regering lijkt dat wel best te vinden. Klopt het dat de kleine stapjes die de EU overwoog nu weer in de ijskast zijn gezet omdat er een zogenaamd vredesakkoord is, terwijl het doden van Palestijnen gewoon doorgaat en Israël ook nog steeds honger als wapen inzet en het geweld van de bezetter op de Westelijke Jordaanoever onverminderd doorgaat? Graag een reactie van de minister.
Ja, terwijl de Europese Unie grotendeels wegkeek, was het uiteindelijk Trump die een bestand afdwong. Natuurlijk beschikten de VS, als grootste steunpilaar van Israël, ook over het grootste machtsmiddel. Dat wil niet zeggen dat de EU niet veel meer druk had kunnen en moeten uitoefenen. Immers, de EU is de grootste handelspartner van Israël. Hoe verklaart de minister eigenlijk dat de EU niet meer gedaan heeft om de oorlog tegen Gaza te stoppen? Hoe reflecteert hij op de rol van Nederland hierin?
Intussen is het bestand alweer meerdere malen geschonden. Vorige week doodde Israël 104 Palestijnen op één dag, waaronder tientallen vrouwen en kinderen. Vanuit Brussel blijft het intussen oorverdovend stil. Wat mijn fractie betreft is er alle reden de druk op Israël alsnog enorm op te voeren, met maximale Europese sancties om ervoor te zorgen dat Israël niet het bestand blijft schenden en de genocide weer voortzet, en totdat Israël eindelijk echt een beweging maakt richting een tweestatenoplossing en dus een einde maakt aan de bezetting en de apartheid. Is de minister het met mij eens dat die druk nodig is? Is hij het met mij eens dat de EU ten aanzien van Israël geen straffeloosheid mag accepteren? Is hij het met mij eens dat de EU als het om Israël en Palestina gaat niet Trump moet volgen, maar zelf leidend moet zijn, juist vanuit onze waarden?
Voorzitter. Ook als het om de Russische oorlog tegen Oekraïne gaat, lijkt er van Europese autonomie nog steeds weinig sprake te zijn. Europa wilde immers pas over vrede praten toen Trump herkozen was en daar een prioriteit van leek te maken. In de ruim drieënhalf jaar dat er een oorlog woedt op het Europese continent en we honderdduizenden doden en gewonden verder zijn, heeft Europa nog geen één keer zelf een serieus initiatief tot vrede genomen.
Natuurlijk is het goed en noodzakelijk dat wij Oekraïne steunen en scherpe sancties opleggen aan de agressor. Daarover gesproken: wanneer gaat de EU nu eindelijk de bevroren Russische tegoeden inzetten voor de wederopbouw van Oekraïne en het onder druk zetten van Rusland om de agressie te staken, waar de Tweede Kamer op basis van een met grote meerderheid aangenomen SP-motie sinds vorig jaar om vraagt? Sancties blijven nodig, maar je zult wel parallel aan vrede moeten werken, in het belang van Oekraïne, maar uiteraard ook in het belang van Europa. Als er geen militaire oplossing is, en die is er niet, leidt een alsmaar voortdurende oorlog uiteindelijk vooral tot zinloos bloedvergieten, met bovendien een groeiend risico van escalatie in een direct treffen tussen de NAVO en Rusland. Als we onze waarden en vrijheid willen verdedigen, is de eerste taak van verantwoordelijke politici om een nog veel grotere, mogelijk allesvernietigende oorlog te voorkomen. Is de minister dat met mij eens?
Dat we als Europa verzuimd hebben in te zetten op diplomatie, op een diplomatieke oplossing van het conflict, is des te kwalijker omdat een zwalkende Trump tot nog toe maar niet lijkt te slagen in zijn vredespogingen. Willen wij als Europa echt afhankelijk zijn van de grillen van Trump? Willen wij ook in dit opzicht voor de vrede en veiligheid van ons eigen continent afhankelijk zijn van een steeds onbetrouwbaarder en steeds ondemocratischer Amerika? Europa moet onafhankelijker worden en dus meer opstaan tegen Trump, juist als het gaat om de verdediging van onze waarden. Het zijn waarden die Trump in zijn binnenland- en buitenlandbeleid met voeten treedt. Is de minister dat met mij eens? De politiek van Trump staat ook op gespannen voet met onze waarden, de waarden van de EU. Het is nog veel zorgelijker dat de Trumpregering een bewuste poging doet om de antirechtsstatelijke krachten hier in Europa te versterken. Hoe kan Europa zich daartegen wapenen? Graag een reactie van de minister.
Onafhankelijker worden betekent op sommige gebieden ook de samenwerking versterken, zo ook op het terrein van industriebeleid en op defensiegebied. Waar we niet naartoe moeten, is een Europees leger, en evenmin naar een wapenwedloop, zoals nu helaas dreigt met ReArm Europe of door te gaan voldoen aan de Trumpnorm. Dat is namelijk geen herbewapening, maar overbewapening. Juist in deze wereld van Trump en Poetin, waarin de internationale rechtsorde in rap tempo wordt afgebroken, moet de EU vasthouden aan het internationale recht, het multilateralisme en de onderliggende waarden. Is de minister dat met mij eens? Welke kansen ziet hij om vanuit de EU het multilateralisme weer te versterken?
Voorzitter. Hoe kan de EU zich effectief inzetten voor onze waarden als we ons intern niet aan diezelfde waarden houden? Dan heb ik het over de beginselen en waarden van de democratische rechtsstaat, zoals opgenomen in artikel 2 van het Unieverdrag. Het laatste EU-rechtsstaatrapport laat opnieuw een schrikbarend beeld zien. De vrije pers, de onafhankelijke rechtspraak, de fundamentele vrijheden van burgers zoals het recht om zich maatschappelijk te organiseren en om te demonstreren: kortom, de democratische rechtsstaat staat in meerdere landen en vaak in toenemende mate onder druk of is zelfs al effectief om zeep geholpen, zoals in Hongarije. Mijn fractie uit jaar in, jaar uit onze zorgen hierover tijdens de Europese Beschouwingen. Elke keer horen wij van de regering dat zij die zorgen deelt. Dat zal nu niet anders zijn, neem ik aan. Maar wat doet dit kabinet, waar eerder nog een uitgesproken antirechtsstatelijke partij deel van uitmaakte, nu concreet met deze zorgen? Is de minister het met de SP eens dat als dit zo doorgaat, we geen waarden meer te verdedigen hebben tegenover de dreigende krachten van buitenaf? En is hij het met mijn fractie eens dat de EU overduidelijk niet over de instrumenten beschikt om de rechtsstatelijkheid van onze Unie daadwerkelijk te handhaven — ik had er eerder al over met de heer Van Ballekom — en dat je die afdwingbaarheid wel nodig hebt? En, zo ja, welke hervormingen zijn daar dan voor nodig? Zolang we ook wat dat betreft ons huis nog niet op orde hebben, kan er wat de SP-fractie betreft geen sprake zijn van een nieuwe uitbreidingsronde. Sowieso kan er nooit en te nimmer sprake zijn van enige fast track voor welke kandidaat-lidstaat dan ook. Kan de minister toezeggen dat de positie van Nederland hierover heel helder blijft en dat we volledig blijven vasthouden aan de zogenaamde Kopenhagencriteria?
Over de rechtsstaat gesproken: de SP-fractie is verheugd dat na jaren van impasse eindelijk een akkoord is bereikt over toetreding van de EU tot het EVRM. Ook deze Kamer heeft via moties van mijn fractie in het verleden meermaals hiertoe opgeroepen. Hoe staat het met de uitvoering en de ratificatie van dit akkoord? Wanneer zal dit verwezenlijkt worden?
Voorzitter, tot slot. Als het gaat om democratische normen, dan moet de EU daar zelf ook aan voldoen. Helaas is dat nog niet het geval en is er nog altijd sprake van een democratisch tekort. De ongekozen Europese Commissie heeft wat de SP-fractie betreft nog altijd te veel macht, en het Europees Parlement te weinig. En verder is de besluitvorming van de Europese Raad weinig transparant, wat de controlerende taak van nationale parlementen belemmert. Kan de minister toezeggen dat de regering zich blijvend zal inzetten voor meer transparantie in het Europese wetgevingsproces?
Afrondend, voorzitter. Als de EU zich wil waarmaken als de waardengemeenschap die ze zegt te zijn, ligt er een zware taak op haar schouders. Dat geldt ook voor deze regering, dubbel demissionair of niet. Ik hoop daarbij op deze minister te kunnen rekenen en kijk intussen uit naar zijn beantwoording van onze vragen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa van de fractie van de ChristenUnie.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Deze Algemene Beschouwingen vinden plaats in een tijd waarin Europa meer aandacht verdient dan het krijgt. Terwijl in ons land de afgelopen maanden de ogen gericht waren op de verkiezingen en vanaf vandaag gericht zijn op het prille begin van de kabinetsformatie, woedt aan de grenzen van ons continent al tweeënhalf jaar een grote oorlog. Nog dichter bij huis verschijnen drones boven vliegvelden en militaire objecten. Daarmee wordt getest hoelang de Europese Unie verenigd blijft tegen de Russische agressie als we daar zelf een prijs voor moeten betalen. Dit alles gebeurt terwijl de aandacht voor Europa aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, in de Verenigde Staten, met het jaar lijkt af te nemen.
Mijn fractie vraagt tijdens dit debat aandacht voor het belang van Europese samenwerking op het gebied van veiligheid. Het is onze overtuiging dat onze nationale veiligheid alleen Europees kan worden gewaarborgd. De verhoging van de NAVO-norm is daarbij een belangrijke, niet te onderschatten stap. De meeste lidstaten van de Europese Unie maken immers deel uit van de NAVO. Deze verhoging stelt ons ook voor uitdagingen, niet alleen financiële. Zo bestaat het gevaar dat het halen van de NAVO-norm ons een onterecht gevoel van veiligheid geeft. Voor een veilig Europa is deze norm niet genoeg. Deze minister, die zelf een verleden heeft bij de NAVO, zal beamen dat een goed functionerende aansturing toch zeker even belangrijk is als de beschikbaarheid van het materieel. Of we het nu wel of niet een Europees leger noemen, het is noodzakelijk dat de lidstaten van de Europese Unie er zorg voor dragen dat hun militairen gecoördineerd en verenigd inzetbaar zijn.
Mijn fractie stelt daarom de minister de volgende vragen. Hoe wordt geborgd dat de Europese Unie zelf voldoende slagkracht heeft, mocht er in de toekomst een beroep worden gedaan op artikel 42 van het Verdrag betreffende de Europese Unie? Hoe verhoudt zich dat tot het NAVO-lidmaatschap van EU-landen? Zouden initiatieven als een Europa van twee snelheden volgens de minister een oplossing kunnen zijn voor het feit dat toetredingsonderhandelingen vaak, terecht, lang duren en dat het daardoor niet ondenkbeeldig is dat de kandidaat-lidstaten in de invloedsfeer van Rusland of China terechtkomen?
Investeren in defensie kan niet zonder innovatie. Militair materieel is immers vaak hoogtechnologisch en complex. Bovendien zien we in Oekraïne dat de ontwikkelingen zo snel gaan dat innoveren een voortdurende noodzaak is. Dat is een opdracht voor de EU. Mijn fractie pleit daarbij overigens niet voor een soort van oorlogseconomie. Wij kunnen onze veiligheid immers niet overlaten aan de markt. Het is belangrijk dat de overheid een grotere rol neemt dan die van opdrachtgever en geldverstrekker. Zij zal leidend moeten zijn en zij dient de veiligheid van burgers te garanderen. Die taak kunnen we niet uitbesteden aan de defensie-industrie.
Vanwege het hybride karakter van moderne oorlogsvoering is het noodzakelijk om niet alleen maar te investeren in materieel, maar om juist ook de weerbaarheid van overheden, bedrijven en burgers tegen cyberaanvallen te verhogen. Bij het uitgeven van zo veel overheidsgeld als de komende jaren voor defensie staat te gebeuren, zijn nationale economische belangen nooit ver weg. Er bestaat een spanning tussen de noodzaak tot innovatie in Europa en onze huidige afhankelijkheid van de Amerikaanse defensie-industrie. Wat we in de Verenigde Staten uitgeven, kan niet in Europa worden geïnvesteerd. En omgekeerd: wat in Europa wordt besteld, kan in de Verenigde Staten tot wrevel leiden. Binnen de Europese Unie kan het voor lidstaten verleidelijk zijn de belangen van de nationale defensiebedrijven te laten prevaleren boven het Europese belang. Dat gebeurde bijvoorbeeld al bij de aanbesteding van de nieuwe onderzeeboten voor de Nederlandse marine. Mijn fractie stelt de minister daarom de volgende vragen. Kan de minister toelichten of niet-militaire investeringen in cyberveiligheid en digitale weerbaarheid ook onderdeel kunnen zijn van de uitgaven die samengaan met het halen van de nieuwe NAVO-norm? Hoe beoordeelt de minister de spanning tussen de afhankelijkheid van de Amerikaanse defensie-industrie en de noodzaak om de Europese defensie-industrie te versterken?
Veiligheid is een langetermijnproject. We willen niet alleen morgen, maar ook over twintig jaar nog veilig zijn. Daarvoor is meer nodig dan een afschrikkingsmacht. Het vraagt om onafhankelijkheid van landen die hun economische macht gebruiken om Europa onder druk te zetten. Het vraagt om inzet op het gebied van duurzaamheid en de energietransitie. Fossiele brandstoffen die we niet meer nodig hebben, kunnen immers ook niet als geopolitiek instrument gebruikt worden. In dat licht baart de voorgenomen afzwakking van de Europese Green Deal mijn fractie zorgen. We moeten ons klaarmaken voor de wereld van morgen en niet vasthouden aan de wereld van gisteren. De huidige ontwikkelingen in Europa laten dat duidelijk zien. Mijn fractie ziet daarom de noodzaak van het Europese verbod op het importeren van Russisch gas, dat in 2028 in werking zal treden. Het Financieele Dagblad schreef vorige week echter dat Nederland in de eerste helft van dit jaar maar liefst 83% meer Russische lng importeerde dan vorig jaar in dezelfde periode. Bovendien is de lng-markt al krap en zijn er zorgen rond de geopolitieke macht van Qatar en de Verenigde Staten, de twee grootleveranciers die overblijven. Ook daarop is een snelle transitie in de ogen van mijn fractie het enige geopolitiek duurzame antwoord. Daarom de volgende vragen. Kan de minister reflecteren op het belang van onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen tegen de achtergrond van de huidige geopolitieke situatie? Op welke termijn zou Europa volgens de minister onafhankelijk moeten zijn van energie van buiten ons continent? Waardoor wordt de toename van de import van Russisch lng verklaard? Hoe duidt de minister deze ontwikkeling in het licht van het komende Europese verbod?
Voorzitter. Ik ben niet zo thuis in de heilige van de dag — dat komt door mijn protestantse achtergrond — maar ook wij hebben katholieken in onze fractie, vandaar dat ik de vorige paus aanhaal. Die noemde de Europese integratie ooit "iets volstrekt nieuws in de menselijke geschiedenis". En inderdaad, de huidige Europese samenwerking is uniek en van grote waarde. Ze is ooit begonnen met als doel het beschermen van de menselijke waardigheid in een Europa waar vrede en veiligheid heerst. Mijn fractie hoopt dat deze regering zich blijft inzetten voor een verenigd Europa, want juist nu een volgend kabinet nog niet in zicht is, zou het uiterst onverstandig zijn om de aandacht voor de veiligheid van ons continent te laten verslappen. Wij zien uit naar de beantwoording van de minister.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Dessing, want mevrouw Nanninga heeft verzocht om haar aan het eind van de reeks woordvoerders te plaatsen. De heer Dessing, van de fractie van FVD.
De heer Dessing i (FVD):
Voorzitter, dank u wel. Wanneer wij vandaag over de toekomst van de Europese Unie spreken, dan moeten we eerlijk zijn over haar verleden, haar beloften en vooral haar werkelijkheid. De Europese samenwerking begon in 1950 met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Dit was niet, zoals velen denken, vanuit de wens voor vrede — er was toen immers al vijf jaar vrede — maar veel meer vanuit de wens om supranationale verbanden te smeden als tegenwicht tegenover de sterke positie van de USSR in die tijd, en als voorbode van de Koude Oorlog. Bovendien werden hierdoor kolen en staal, grondstoffen voor oorlogsmaterialen, in zowel beprijzing, productie als gebruik gecontroleerd. Er werd zelfs geprobeerd om de legers van de zes oprichtende landen samen te voegen, wat mislukt omdat het Franse parlement dit in 1954 blokkeerde. Pas in 1957 volgde de Europese Economische Gemeenschap. Het idee was eenvoudig en krachtig: vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Voor een handelsland als Nederland leek dat een gouden kans. In de beginjaren heeft het ons ook — eerlijk is eerlijk — veel opgeleverd: economische groei, nieuwe markten, een groter gevoel van stabiliteit.
Voorzitter. Maar waar staan we vandaag? De geschiedenis van de Europese Unie laat een patroon zien. Elke stap begon als economische samenwerking, maar had in de basis vanaf het begin al een politieke centralisatie als doel. Telkens weer werd de burger een belofte gedaan, maar telkens werd die belofte gebroken.
Het grote keerpunt kwam in 1992 met het Verdrag van Maastricht. Daar werd de EU geboren. Daar werd de euro aangekondigd. Daar begon het project dat niet langer slechts een samenwerking tussen naties was, maar een meer politieke unie, die steeds meer macht naar zich toe zou trekken. Nederland leverde zijn monetaire soevereiniteit in. We konden niet langer onze eigen rente vaststellen, niet langer ons eigen muntbeleid voeren. De euro werd verkocht als instrument van stabiliteit en welvaart, maar werd in werkelijkheid een bron van verdeeldheid.
Toen kwam het jaar 2005. Nederlandse burgers kregen eindelijk een stem. In een referendum mochten zij zich uitspreken over de Europese grondwet. Het antwoord was duidelijk. 61% stemde nee. Dat was een ongekend krachtig signaal dat Nederland niet meer macht aan Brussel wilde overdragen. Maar wat deed de Europese elite? Men ging gewoon door. De kern van die grondwet werd alsnog ingevoerd via het verdrag van Lissabon. Ons nee werd genegeerd. Vanaf dat moment groeide het wantrouwen van miljoenen Nederlanders. Want wat is democratie waard wanneer een nee wordt omgebogen tot een ja?
Sindsdien zien we een Unie die zichzelf steeds verder uitbreidt en centraliseert. In de jaren 2000 werden Oost-Europese landen lid. Politiek gezien was dat begrijpelijk, maar sociaal-economisch had het enorme gevolgen. Goedkope arbeidskrachten kwamen naar Nederland. Het leidde tot druk op onze lonen, op de huizenmarkt en op sociale voorzieningen.
Toen kwam de eurocrisis. Griekenland, Spanje en Italië, landen die nooit hadden voldaan aan de begrotingsregels, moesten worden gered. En wie betaalde de rekening? Onder andere Nederland. Dat terwijl ons destijds werd beloofd dat de euro geen transferunie zou zijn. Ook dat bleek een leugen. Vandaag zien we de gevolgen van een Unie die steeds meer crises gebruikt om macht naar zich toe te trekken.
Voorzitter. Voor Forum voor Democratie staan deze Algemene Europese Beschouwingen in het teken van twee zeer controversiële onderwerpen. Ze zijn eerder al genoemd door voorgangers in dit debat. Ten eerste noem ik de NextGenerationEU-regeling, een plan vanuit de Europese Unie om lidstaten "economisch te laten herstellen van de coronacrisis". In feite komt het echter neer op de uitgave van eurobonds, collectieve Europese schulden. Waar telkens, door verschillende Nederlandse regeringen, werd beloofd dat er geen collectieve Europese schulden zouden komen, worden deze er nu toch doorheen gesluisd, onder het mom van "de schade van de coronacrisis herstellen".
Dit zijn echter geen nieuwe plannen, maar is oude wijn in nieuwe zakken. In het document over de conclusies van de Europese Raad van 21 juli 2020, specifiek onder punt A22, betreffende het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027, is namelijk te lezen dat "de ontwerpconclusies van februari 2020" de basis vormen voor een algemeen compromis over het MFK 2021-2027. Dat was een hele maand vóór de eerste lockdown. Het is daarmee feitelijk een onderkenning van de ernst van de coronacrisis. Daarbovenop staat er te lezen dat dit ontwerp een weerspiegeling was van "de besprekingen die in de loop van vele maanden hebben plaatsgevonden". De basis stond dus al vast voordat er sprake was van een gezondheidscrisis. COVID-19 werd gebruikt als doorbraak.
Voorzitter. De bekende uitspraak "never waste a good crisis" heeft de Europese Unie wel degelijk ter harte genomen. De gezondheidscrisis bood namelijk een kans en die heeft Brussel met beide handen aangegrepen. De zogenaamde NextGenerationEU-regeling en het nieuwe Meerjarig Financieel Kader zijn gepresenteerd als tijdelijke noodmaatregelen om het coronafonds te ondersteunen. In werkelijkheid hebben ze een precedent geschapen. Voor het eerst in de geschiedenis leent de Europese Commissie honderden miljarden euro's op de kapitaalmarkt namens alle lidstaten. Nederland verliest daarmee het laatste beetje financiële soevereiniteit die het nog had.
Deze collectieve schulden, hoe het ook zij, zijn nu een voldongen feit. De coronacrisis verdwijnt nog verder van het toneel wanneer we zien hoe elke individuele lidstaat zijn nationaal herstelplan moet vormgeven. Ten minste 37% van het herstelplan moet uitgegeven worden aan klimaat- en milieudoelstellingen: de groene transitie. Nederland heeft zelfs besloten om 55% van zijn Herstel- en Veerkrachtplan uit te geven aan klimaatdoelen. Forum voor Democratie vraagt zich af hoe dit een zogenaamd herstel van de coronacrisis zou bevorderen. Men zou immers kunnen denken dat het herstel van de zorgcapaciteit en eventuele verdere investeringen in de zorg meer kunnen bijdragen aan het herstel van de gezondheidscrisis. Graag een reactie van de minister op de reflectie van Forum voor Democratie.
Voorzitter. Het NextGenerationEU-plan is een wassen neus, een rookgordijn. Het is een volgende stap naar een federalisering van de Europese Unie. Uiteindelijk moeten we spreken van een politiek doel: de volledige overdracht van soevereiniteit van individuele lidstaten naar de EU die met financiële middelen wordt uitgevoerd. Maak landen financieel afhankelijk en je maakt ze daarmee ook politiek afhankelijk. Met de uitgave van deze eurobonds staat de Nederlandse belastingbetaler garant voor een collectieve Europese schuld en verliest zo nog meer soevereiniteit; laten we daar niet omheen draaien.
Dan het tweede onderwerp, voorzitter. Het tweede onderwerp dat ik wil aanstippen is de nieuwe Europese terugkeerverordening, onderdeel van het EU-Migratiepact. Het lijkt alsof de EU doorheeft dat het zo niet verder kan met de massale immigratie die Europa al decennialang teistert. Moeten wij dan onze hoop vestigen op deze nieuwe verordening en het EU-Migratiepact in brede zin? Forum voor Democratie is stellig in het antwoord: nee. Net als bij de eerder besproken NextGenerationEU-regeling en het nieuwe Meerjarig Financieel Kader wordt een crisis, in dit geval de massale immigratie, gebruikt voor soevereiniteitsoverdracht. Nederland was de controle over de eigen grenzen al kwijt en nu verliezen we verder ook nog de controle over het eigen migratiebeleid.
Forum voor Democratie gelooft heilig in nationale soevereiniteit. Wij vinden dat individuele staten heel goed zelf migratiebeleid kunnen maken. Alleen bij controle over eigen grenzen, over wie er wel of niet binnen mag komen kan er immers überhaupt sprake zijn van een soevereine nationale staat. Wij zijn klaar met de Europese rookschermen die verdere soevereiniteitsoverdracht proberen te verwezenlijken. Wij hebben een andere visie, een herbronning op de nationale staat. Ik durf te zeggen: een wedergeboorte van soevereiniteit.
En dan nog een ander punt. In Nederland is de hiërarchie van rechtsnormen vrij uniek geregeld. De kern is artikel 93 en 94 van de Grondwet: bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties die eenieder kunnen verbinden, hebben rechtstreekse werking en gaan boven nationale wetgeving. Rechters mogen nationale wetten die in strijd zijn met zulke internationale bepalingen buiten toepassing laten. Zij mogen nationale wetten weliswaar toetsen aan verdragen, maar niet aan de Grondwet. Dat is bijzonder. Dit betekent dat in Nederland een verdrag of EU-verordening sterker kan doorwerken in het binnenlands recht dan de eigen Grondwet. Dit is anders dan in Duitsland, Frankrijk, Italië en zelfs de Verenigde Staten.
Wat maakt Nederland bijzonder? Nederland is een van de meest monistische landen. Internationaal recht werkt direct door in de nationale rechtsorde, zonder omzetting en met duidelijke voorrang. Andere landen hanteren meestal een meer dualistisch of gemengd systeem: verdragen moeten eerst worden omgezet in nationale wetgeving en de nationale constitutie blijft de ultieme grens. Kortom, de meeste landen erkennen de voorrang van EU-recht en internationale verdragen, maar alleen Nederland en enkele kleine landen zoals Luxemburg gaan zo ver dat dit zelfs boven de eigen grondwet staat en de rechter nationale wetten wel aan de verdragen mag toetsen maar niet aan de grondwet.
Voorzitter. Vanwege bovenstaand punt is de soevereiniteit van Nederland structureel in gevaar, zelfs meer in gevaar dan in andere Europese landen. Wij zijn gebonden aan internationale verdragen en EU-wetgeving, waarbij die laatste is vastgesteld door landen met vaak andere belangen dan het Nederlandse belang. Om onze soevereiniteit te verwezenlijken moet er wat ons betreft een harde maar noodzakelijke beslissing genomen worden. Forum voor Democratie wil een intelligente uittreding uit de Europese Unie. Dat is de enige manier om te bereiken wat veel Nederlanders wensen en wat ook veel kiezers afgelopen woensdag hebben gezegd: herstel de Nederlandse financiële soevereiniteit en de controle over de eigen grenzen. Wij zeggen: het kan wél!
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord nu aan de heer De Vries van de fractie van de SGP.
De heer De Vries i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. In de Bijbel vinden we de deugd van de matigheid. Daarin zit dat het weten houden van maat ware wijsheid kenmerkt. Dat is geen enghartig beknibbelen, maar het beste uit iets weten te halen door keuzes durven te maken. Reclames suggereren tegenwoordig dat onbeperkt het hoogste goed is. Maar wie in het restaurant de aangeboden "onbeperkt spareribs" gaat uitproberen, komt er 's nachts wel achter dat ware wijsheid juist betekent dat je weet wanneer je de laatste moet nemen. Deze deugd geldt ook voor het Europese beleid: keuzes durven maken en niet alles willen. Alleen dan haal je het beste uit de Europese samenwerking.
Onze fractie ziet de meerwaarde van deze samenwerking. Ooit begon die samenwerking vanuit economische motieven, en die gelden nu nog meer dan destijds. Later werd duidelijk dat er milieuproblemen zijn die niet op nationaal niveau op te lossen zijn, en nog recenter zijn wij met onze neus op het feit gedrukt dat samenwerking op het gebied van defensie noodzakelijk is. Ook het migratieprobleem vraagt om meer dan een nationale aanpak alleen. Meerwaarde dus, maar die werkt alleen als er in het Europese beleid keuzes gemaakt worden en dus niet alles wat denkbaar is ook wordt nagestreefd.
Mijn eerste voorbeeld betreft iets wat lang niet altijd wordt opgemerkt — ook in dit debat heb ik het nog niet gehoord — maar wel relevant is. Er is namelijk een discrepantie tussen de ambitie op duurzaamheid en de ambitie op het gebied van artificiële intelligentie. AI is een ware energievreter en dat conflicteert met duurzaamheidsdoelstellingen. Dat betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden. Waar heeft de inzet van AI werkelijk toegevoegde waarde? AI is meer dan een nationale aangelegenheid. Alleen door Europese samenwerking kunnen we loskomen van de afhankelijkheid van vooral Amerikaanse bigtechbedrijven.
Dat kan door eigen platforms voor kunstmatige intelligentie, zoals nu door de Europese Commissie beoogd worden. Maar de EU kan ook een rol spelen in het maken van de noodzakelijke keuzes ten aanzien van AI. Onze fractie wil dan ook de volgende vraag stellen aan de minister. Welke mogelijkheden ziet de minister voor de Europese Unie om vaker keuzes te maken in de inzet van AI? Hoe kan de EU bij zichzelf en bij de lidstaten bevorderen dat in de AI-ambities meer rekening gehouden wordt met het hoge energieverbruik van deze technologie?
Voorzitter. Ik kom op het tweede terrein waarop mijns inziens keuzes gemaakt moeten worden: de Europese begroting. Het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2028-2034 heeft enkele mooie uitgangspunten. Zo wil de Commissie de EU-financiering vereenvoudigen en stroomlijnen. Ook is er aandacht voor innovatie en concurrentievermogen. De SGP ondersteunt op dit punt van harte de samenwerking. Daarnaast kan de SGP zich in grote lijnen vinden in de voorgenomen inzet van het kabinet, het beperken van de stijgende lasten en inzet op veiligheid en de concurrentiepositie. Ook samenwerken op het gebied van innovatie en migratie zijn goede zaken.
Toch worden er vergaande voorstellen gedaan. Zo wil de EU meer eigen belasting gaan heffen, bijvoorbeeld op tabak. Daarnaast wordt het financieringsplafond voor de EU van 1% van het bmp losgelaten en met 26% overschreden. De EU zou dus tussen 2028 en 2034 in totaal bijna 2 biljoen euro gaan kosten, en dat terwijl we in het afgelopen parlementaire jaar diverse keren de pijn gevoeld hebben van het moeten bespreken van vergaande bezuinigingen. Hoe is het dan te verkopen dat tegelijk de begroting van de EU zo stijgt?
Hierover enkele vragen aan de minister. Die vragen sluiten aan bij punten die de minister zelf ook noemt in de kabinetsappreciatie. Is de minister bereid om prioriteringen voor te stellen, zodat niet alles wat in de begroting opgenomen is, moet worden gerealiseerd? Hoe kijkt de regering aan tegen het loslaten van het financieringsplafond? Is dat niet een blijk van onvermogen om strategische keuzes te maken, en dus een zwaktebod? Klopt de redenering van de EU wel dat het krijgen van eigen middelen de nationale begrotingen zal ontlasten? Is het niet zo dat voor deze belastingen onvermijdelijk eigen middelen moeten worden weggehaald bij de lidstaten?
Voorzitter. De SGP heeft sterke twijfels bij de bereidheid van de EU tot het maken van keuzes. Er worden beslissingen genomen die de EU zo'n beetje tot een schuldenunie maken. Er zijn berekeningen waaruit blijkt dat de EU in het jaar 2030 zo'n 30 miljard aan rente en aflossingen gaat betalen. Dat is 20% van de huidige jaarbegroting! Al dat geld dat aan rente wordt besteed, had ook anders geïnvesteerd kunnen worden als de EU gewoon een beetje eerder op de rem had getrapt.
In de kabinetsreactie leest onze fractie dat het kabinet geen voorstander is van het aangaan van gezamenlijke schulden voor nieuwe Europese instrumenten. Het kabinet stelt dat hoge publieke schulden onwenselijk zijn en afgebouwd moeten worden. Daarnaast vindt het kabinet dat de stijging van de Nederlandse afdrachten beperkt moet worden. In het hoofdlijnenakkoord heeft het kabinet zich gebonden om de stijging met 1,6 miljard te beperken. Dat juicht de SGP toe.
We hebben zelf ook een voorstel, dat verder gaat. Veel Nederlandse gemeenten hebben om te bezuinigen aan hun verbonden partijen gevraagd om een taakstelling van ten minste 5% te realiseren en een mogelijk scenario van 10% in kaart te brengen, zonder de kerntaak van de verbonden partijen aan te tasten. Dat zou een mooie opdracht voor de EU zijn. De meeste lidstaten zijn ook lid van de NAVO en hun defensie-uitgaven zullen flink stijgen. Daarin kan de EU best meedenken door de nationale begroting wat te ontlasten. Immers, het versterken van de defensie is ook in het belang van de EU. Als de uitgaven dan naar beneden kunnen, moeten de inkomsten ook naar beneden. Dat past binnen de kabinetsinzet, waarin wordt gesteld dat ook moet worden gekeken naar wat de EU efficiënter of minder kan doen. Vraag aan de minister: is de regering bereid om naar het voorbeeld van de gemeenten de EU de opdracht te geven om zonder in te boeten op haar kerntaak, een bezuiniging van 5% te realiseren en ook een scenario van 10% uit te werken?
Verder staat het kabinet niet per definitie afwijzend tegenover het instrument van de single plans. Met dat instrument gaat de EU aan lidstaten vertellen welke plannen er zijn en of een lidstaat die maar wil uitvoeren. De SGP vindt het zorgelijk dat dit instrument niet in het licht van de democratie van de lidstaten wordt beoordeeld. Wat de SGP betreft ondermijnen dergelijke plannen de bevoegdheden van het parlement en de systematiek van het komen tot beleid in een democratisch gedragen kabinet dat dat beleid ook uitvoert. De nationale volksvertegenwoordiging wordt met single plans aan banden gelegd. Vraag aan de minister: zijn de single plans niet een forse inbreuk op de nationale autonomie van de lidstaten? Wat rechtvaardigt eigenlijk deze single plans? Is de regering bereid om in te zetten op het op z'n minst aandringen op het maken van keuzen hierin, in plaats van elk beleidsterrein tot voorwerp van zulke plannen te maken?
Voorzitter. Ik kom op een volgend terrein: het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het landbouwbudget lijkt op een grote hoop te worden gegooid in het zogenaamde single plan. Een deel wordt wel afgeschermd; daarvoor is de mooie term "ring-fenced" gebruikt. Maar het op een hoop gooien van geld zorgt voor minder transparantie en meer onduidelijkheid of het geld inderdaad wordt besteed aan het doel waarvoor het is gereserveerd. Niet voor niets kwam de Landbouwcommissie van het Europees Parlement hiertegen in het geweer. Hoe kijkt de regering aan tegen die "single plan"-gedachte voor dit beleidsterrein? Welke inzet levert de regering om het landbouwbudget daadwerkelijk voor de landbouw beschikbaar te houden?
Voorzitter. Een van de grootste knelpunten wat onze fractie betreft is wel de transparantie van geldstromen binnen de EU in het algemeen. Het kabinet wijst in zijn reactie op het steeds groeiende foutenpercentage dat de Europese Rekenkamer constateert. Jaarlijks gaan er vele honderden miljarden om in de EU, maar van een groot deel is onduidelijk waar het terechtkomt. We hoeven alleen maar het cohesiefonds te noemen. Landen die hun financiën op orde hebben, geven eigenlijk gratis geld aan landen die hun financiën niet op orde hebben, waarbij het onduidelijk is of dat gratis geld wel echt wordt besteed aan het versterken van de economie. Wat vindt de regering van de huidige praktijk van het cohesiefonds? Wil de regering toezeggen in te zetten op een korting op de gelden in het cohesiefonds, of ten minste op het transparanter en effectiever maken van die geldstromen?
Voorzitter. Ik sluit af. Ik begon met de deugd van matigheid en de daaraan verbonden moed om keuzen te maken. In het christelijk perspectief wordt dit vergemakkelijkt door het bewustzijn dat er veel meer is dan geld en dat we uit dit leven niet hoeven te halen wat erin zit, omdat er een perspectief is dat veel verder gaat dan dit leven. Maar matigheid en de durf om keuzen te maken zijn in dit leven heilzaam voor de hele samenleving. We zien dan ook uit naar de beantwoording van onze vragen op dat gebied door de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. U heeft nog een interruptie van de heer Dessing.
De heer Dessing i (FVD):
Ja, op de valreep. Ik werd even getriggerd door de opmerking van de SGP dat matigheid een goede deugd is. Ik hoorde hem vlak daarvoor in zijn betoog zeggen dat de Europese Unie of in ieder geval de landen die onderdeel zijn van de Europese Unie zich op diverse vlakken toch behoorlijk onmatig gedragen. Wat is de conclusie die de SGP daaraan verbindt? Want het zou toch eigenlijk anders moeten. Hoe ziet de SGP dat?
De heer De Vries (SGP):
De conclusie is wat mij betreft niet wat de heer Dessing graag zou willen, namelijk: uit de EU stappen. Mijn conclusie zou wel zijn dat daar waar sprake is van al die overschrijdingen, strenger beleid gevoerd wordt op het gebied van handhaving van de afspraken die er zijn.
De heer Dessing (FVD):
Maar denkt de SGP dat Nederland voldoende macht en middelen heeft om dat af te kunnen dwingen? Hoe realistisch is het om die consequenties van die landen te vragen? Hoe ziet de SGP dat?
De heer De Vries (SGP):
Nederland alleen heeft daar natuurlijk niet voldoende macht in; dat zal volstrekt duidelijk zijn. Maar Nederland kan dit wel voortdurend aan de orde stellen en laten zien dat wat wij bepleiten in lijn is met de afspraken die in het verleden gemaakt zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Hartog van de fractie van Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. De Voltfractie is verheugd dat wij vandaag voor het eerst in de zittingstermijn van deze Kamer het debat over de Algemene Europese Beschouwingen kunnen voeren. De wereld staat niet stil en de Europese Unie ook niet. Wat mijn fractie betreft moet het vandaag maar over één thema gaan: de rol van Nederland en de EU in een snel veranderende geopolitieke wereld. Ik maak aan het eind slechts een klein uitstapje naar rechtsbescherming voor Europese burgers.
Er vindt nog steeds een oorlog plaats aan onze grenzen. Onze vrienden blijken niet langer onze vrienden te zijn. Wij keken machteloos toe bij een genocide door een land in het Midden-Oosten dat zegt onze waarden en normen te delen. Ook nu nog hebben wij geen enkele invloed op wat zich daar afspeelt. Bij dit alles kijkt de Europese Unie grotendeels toe of weg. Geopolitiek gezien is de EU niet relevant en daarmee zijn Nederland en de andere lidstaten dat nog minder. Als Europa zijn wij niet in staat om zelfstandig onze eigen grens te verdedigen. Een gebied met 450 miljoen mensen en een jaarlijks defensiebudget van 500 miljard euro zegt niet militair op eigen benen te kunnen staan. Met twee van de vijf permanente zetels in de Veiligheidsraad hebben de EU en de Europese vrienden nog steeds niets te zeggen. Zelfs in onze veelgeroemde economische kracht worden wij door onze geopolitieke onmacht beperkt. De kosten daarvan zijn de economische uitval, veroorzaakt door een tarief van 15% op de uitvoer van de EU naar de Verenigde Staten van Amerika. Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Van Ballekom op dat vlak. Daar voeg ik de volgende vraag nog aan toe: kan de minister aangeven of de Europese Unie, de Commissie een expliciet door de Raad Algemene Zaken goedgekeurd mandaat had om met de Amerikanen te onderhandelen en of dat, als dat niet het geval is, invloed heeft gehad op de breedte van de discussie om daar ook digitale zaken en CBAM in mee te nemen?
Voorzitter. De kernvraag vandaag aan de minister is: wat gaan we eraan doen? Hoe gaan we weer op eigen benen staan? Wat Volt betreft is het mogelijk radicaal-progressieve stappen te zetten die Europa en daarmee Nederland opnieuw onafhankelijk en zelfstandig maken. Ik heb het over stappen die ons onze toekomst teruggeven. Het kan wél.
Mijn fractie vraagt de minister vandaag stappen met drie verschillende ambitieniveaus te overwegen. Volt kiest daarbij zelf voor het hoogste ambitieniveau. Dat hoogste ambitieniveau betekent effectief en vervolmaking van de vier externe pijlers van de EU. De eerste, de gezamenlijke handelspolitiek, is nu al goed geregeld. Voor de andere drie, zijnde een gezamenlijk buitenlandbeleid, een gezamenlijke defensiemacht en een gezamenlijk beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, zijn nog grote stappen nodig. Dat vergt wat mijn fractie betreft een verdragswijziging of een verdragstoevoeging. Kan de minister aangeven of de regering bereid is in ieder geval over een verdere ontwikkeling van de genoemde drie pijlers met andere lidstaten in gesprek te gaan? Is Nederland, nog afgezien van wat andere lidstaten eventueel zouden vinden, bereid om de verdere versterking van het buitenlandbeleid van de EU en de gezamenlijke defensie na te streven? Ziet de minister ook de noodzaak om de EU-verdragen hiervoor aan te passen of om een nieuw verdrag naast deze verdragen te sluiten? Is de minister het met mijn fractie eens dat de EU op termijn moet beschikken over een eigen militaire planningscapaciteit, een eigen intelligentiedienst, een onafhankelijk satellietsysteem en een eigen nucleaire afschrikking? Dat hoeft wat ons betreft samenwerking binnen de NAVO niet uit te sluiten. Samenwerking met de VS is nog steeds in wederzijds belang. Voor de Voltfractie is deze hoogste ambitie een noodzakelijke voorwaarde om als EU en daarom als Nederland geopolitiek overeind en soeverein te blijven. Wij zijn de enige Nederlandse partij die deze ambitie ook duidelijk vormgeeft. Mijn fractie ziet langzamerhand gelukkig wel — dat zien we ook vandaag — andere partijen die richting op bewegen.
Voorts doet Volt deze zelfde voorstellen ook in Frankrijk, Polen, Hongarije, Ierland en alle andere EU-landen. In afwachting van actie op dit hoogste ambitieniveau kunnen we nu al op een tweede, lager niveau actie ondernemen om de geopolitieke positie van de EU te verbeteren. Daarbij denkt mijn fractie zowel aan verbeteringen binnen de EU die geen verdragsverandering behoeven als aan een andere opstelling van Nederland binnen de EU. Om met het eerste te beginnen: welke initiatieven zou de minister willen nemen om nu al het blokkerende effect van de unanimiteitsregel op het gebied van buitenlands beleid weg te nemen? Hoe kunnen wij nu al de intergouvernementele defensiesamenwerking versterken om op zijn minst een onafhankelijke EU-planningscapaciteit te hebben? Welke institutionele wijzigingen binnen de NAVO staat de regering voor om onafhankelijker van de VS te worden?
Wat de Nederlandse opstelling betreft stelt mijn fractie allereerst vast dat het buitenlands beleid van de EU op dit moment niet werkt. Het is schandalig hoe wij niet tot een duidelijke veroordeling kunnen komen van wat er in de Gazastrook maar ook op de Westbank gebeurt. Ook ten opzichte van andere misstanden en oorlogen in de wereld faalt de EU. Achter dit falende beleid mogen lidstaten zich niet langer verschuilen. Zolang er geen gezamenlijk beleid is vastgesteld, mogen lidstaten hun eigen positie bepalen. Hoe denkt de Nederlandse regering hier meer gebruik van te maken? Wanneer erkent Nederland bijvoorbeeld de Palestijnse Staat, zoals ook andere lidstaten hebben gedaan? Hoe denkt Nederland coalities te vormen met welwillende landen die wél gezamenlijk willen optreden, dus buiten blokkerende landen als Hongarije en Duitsland om willen opereren?
Voorzitter. Er zijn op het derde ambitieniveau kleine stappen met groot effect die wij als EU kunnen zetten en waarin Nederland een voortrekkersrol kan vervullen. In zekere opzichten kun je daarbij spreken van soft power. Ik heb al in eerdere debatten specifiek gesproken over de mogelijkheden die wij als EU hebben om ons sterker te positioneren in internationale organisaties. Het gaat hierbij volgens mijn fractie om een grijs gat tussen de handelspolitiek en het buitenlands beleid. Ik heb het daarbij bijvoorbeeld over de Internationale Telecommunicatie Unie gehad, waar technische regels en standaarden worden vastgesteld die van enorm belang zijn voor onze technologische onafhankelijkheid en de moderne economie. Op dit moment worden de EU-belangen, als dat al gedaan wordt, in internationale organisaties verdedigd via een hybride systeem van samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie. Dat kan beter. Soms werkt het, maar vaak ook worden EU-lidstaten uit elkaar gespeeld. Wij zouden als EU moeten streven naar een situatie waarin wij als één team opereren met Commissie en lidstaten samen. Wij zouden daarbij in internationale organisaties met één stem moeten spreken, terwijl wij wel bij stemmingen 27 handen kunnen opsteken. Dat zijn zes keer zo veel handen als alle niet-EU permanente leden van de Veiligheidsraad samen; laat 'm even bezinken.
Dat betekent wel dat wij ons dan niet moeten laten meeslepen door interne juristerij en competentiediscussies, maar vanuit die gezamenlijke visie praktische oplossingen moeten vinden voor de procedurele hindernissen die veelal zelfs door onszelf worden opgeworpen. Mijn vraag aan de minister is of hij bereid is de discussie hierover binnen de EU aan te zwengelen. Is hij bijvoorbeeld bereid in een volgende vergadering van de Internationale Telecommunicatie Unie dit te testen? Is de minister het met de Voltfractie eens dat dit onderdeel zou moeten zijn van het in het MFK aangekondigde Europese economische buitenlandbeleid?
De Voltfractie gaat niet mee in het argument dat eerder door minister Kaag naar voren is gebracht dat dit door deelnemers van deze bijeenkomsten niet als problematisch wordt gezien. Bij een vorige gelegenheid heb ik uit mijn eigen ervaring geciteerd. Bij de recente IMO-discussie over een net-zero framework hebben niet alle EU-lidstaten hetzelfde gestemd. Twee van hen hebben zich door de VS laten bullyen. De minister kent zeker het recente rapport van de AIV over de kracht van loyale samenwerking binnen de EU. Dit gaat strikt genomen alleen over het buitenlandse beleid en niet over het buitenlandse economische beleid, maar sterkt de mening van mijn fractie dat reflectie en actie wel degelijk nodig zijn. Mijn fractie is zelfs van mening dat het huidige model van hybride samenwerking niet voldoet aan de vereisten van de EU-verdragen. Alleen de Hoge Vertegenwoordiger of de Europese Commissie kan de Europese Unie vertegenwoordigen. Hoe reflecteert de minister op deze ontwikkelingen bijvoorbeeld binnen de IMO en het rapport van de AIV?
Voorzitter. Mijn fractie denkt dat wij grote en kleine stappen kunnen zetten om de Europese Unie weer een echte geopolitieke speler te maken. We kunnen zowel meer hard power als soft power verschaffen. Dat vergt wel durf en sterke toekomstgerichtheid. De huidige middelen werken niet en we moeten daarom durven om iets nieuws te doen. Ik hoop dat deze regering zelfs in demissionaire status hierin mee kan gaan.
Voorzitter. Ik maak tot slot een klein uitstapje naar rechtsbescherming op EU-niveau. Het is op dit moment niet mogelijk voor Europese burgers om nationale wetten die in strijd zijn met de fundamentele Europese waarden voor vernietiging aan te dragen bij het Hof van Justitie. Dat is met name problematisch voor de rechtsbescherming van burgers in lidstaten waar de rechterlijke macht niet langer politiek onafhankelijk is. Ziet de minister dat ook als een probleem? Is hij bereid om voorstellen om burgers die mogelijkheid wel te geven te ondersteunen? Ik wijs in dit verband ook op de motie-Van Campen/Dassen die de regering verzoekt om Slowakije in de Raad Algemene Zaken aan te spreken op het feit dat zij het nationale recht boven het EU-recht hebben geplaatst. Mijn fractie heeft kennisgenomen van het verslag van de discussie in de recente Raad Algemene Zaken, maar vraagt de minister wel of het hierbij blijft of dat hij voornemens is om verdere actie te ondernemen.
Voorzitter. De Volt-fractie kijkt uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot voor de schorsing het woord aan de heer Van Rooijen van 50PLUS. Wij schorsen straks rond 12.10 uur.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Vandaag, 4 november 2025, is voor mij een speciale dag. Vandaag precies 81 jaar geleden waren mijn vader en moeder, mijn zusje van 1 jaar en ik, 2 jaar, in Drunen, in Noord-Brabant, al vier dagen in een molen aan het schuilen, samen met een kleine 100 Drunenaren, voor hevige beschietingen van de geallieerden die dachten dat daar Duitse militairen zaten. Dat er juist burgers zaten, wisten zij niet. Dat overleefden wij, maar we waren toen al, zonder het te weten, aan een nog groter ramp ontsnapt. Drie Duitse jonge militairen hadden de opdracht gekregen om die molen, met ons erin, op te blazen. Dat hebben ze geweigerd te doen en dat redde ons het leven. Maar hoe anders ging het even verderop tegelijkertijd in Heusden? Daar voerden weer drie Duitse militairen wel zo'n bevel uit. Zij bliezen in de nacht van 4 op 5 november het stadhuis van Heusden op, vol met Heusdenaren die dachten daar een veilige schuilplaats te vinden. 134 Heusdenaren vonden toen de dood.
Voorzitter. Oorlog en vrede, vrede en oorlog. De vernietiging, ontreddering en ontmenselijking van de Tweede Wereldoorlog heeft in Europa geleid tot grootse inspanningen om zoiets nooit meer te laten gebeuren. Het gezamenlijk optrekken van die vele Europese landen, die onderling zo veel hebben gevochten, tot één Europese gemeenschap is er misschien wel het sterkste voorbeeld van. Landen die zich aaneensloten, niet door bloedige verovering, zoals Rusland nu probeert met Oekraïne, maar uit vrije en democratische wil. Dat gaat niet altijd gemakkelijk en soms gaat het een beetje verkeerd, zoals met de brexit of Hongarije dat momenteel de Unie à la Trump beproeft met een soort Hongarije first. Maar er vloeit geen bloed. Wij blijven elkaar opzoeken en telkens gaan we een stukje vooruit, maar het is nog lang niet af. Veel onderlinge verschillen zijn nog te groot en nog lang niet alle landen willen erbij horen, maar we tellen er al 27 en we blijven tellen. Is de minister het met mijn fractie eens dat nu, 80 jaar na de oorlog, de Europese Unie een begin van een monument aan het worden is, een monument van vrede en van vooruitgang, van vrijheid en van samenwerking, een voorbeeld ter navolging?
Op 20 november aanstaande herdenken beide Kamers der Staten-Generaal in Verenigde Vergadering en in aanwezigheid van Zijne Majesteit de Koning 80 jaar vrijheid. Ik neem daar vandaag in dit debat over Europa een voorschot op, want de vrede van toen en de Unie van nu zijn hoofdstukken van hetzelfde boek, het boek dat de verdeeldheid op ons continent afsluit en dat de eerste hoofdstukken schrijft over de weg naar eenheid. We zitten nu in deel drie. Deel één was het tijdvak van de grote oorlogen, tussen 1914 en 1945. Deel twee beschrijft de periode van een bipolair Europa, gesymboliseerd door een verdeeld Duitsland, met de groeiende vrije eenheid in het Westen en met het Warschaupact onder leiding van Rusland, compleet met het IJzeren Gordijn, de Koude Oorlog en de Muur dwars door Berlijn. Deel drie begint met de val van de Muur. Het beschrijft ook de oorlog op de Balkan en de ondanks alles voortgaande Europese vereniging. Deel vier moet de apotheose brengen van een geheel verenigd continent, inclusief Rusland. Dat zal nog even duren, gezien de nog grote verschillen en het wederzijdse wantrouwen. Maar soms kan het ook ineens snel gaan, zoals in 1989. Deelt de regering deze ambitie?
Inmiddels veranderen we niet alleen in Europa, maar is alles in beweging, vooral de technologie. De computerisering van de samenleving, van ICT tot AI, is na de industriële revolutie in het midden van de negentiende eeuw de tweede grote industriële revolutie, met reusachtige gevolgen voor ons kunnen en voor de werkgelegenheid en welvaart. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?
Azië is, surfend op die ontwikkeling, een harde groeier, vooral in technologisch en economisch opzicht. China is een grote speler geworden op het wereldtoneel en India komt eraan. Afrika is sterk in beweging, maar moet nog veel hoofdstukken meemaken. Momenteel geeft de geweldige groei van de bevolking met de navenante behoefte aan welvaart en welzijn meer problemen dan oplossingen. De overloop naar Europa krijgt een structureel karakter. Dat is niet alleen voor Afrika een uitdaging, maar ook voor ons in Europa.
De Verenigde Staten, onze belangrijkste bondgenoot en al vele jaren de grootste democratie op onze planeet, bevinden zich in een fundamentele worsteling met zichzelf, met de verdeling van welvaart en macht, met de democratische spelregels en met de internationale positie. Na ruim een halve eeuw internationaal toezichthouder te zijn geweest op vrede en gerechtigheid is het evenwicht intern aangetast. Dat is een zorgelijke complicatie. Het symptoom daarvan is een president die ervoor kiest om weer nadrukkelijk het eigenbelang van de Verenigde Staten op de voorgrond te stellen en die bondgenoten dreigend onder druk zet. Wat is het oordeel van de minister?
De concentratie van ongelofelijk veel vermogen bij enkelen maakt de maatschappij kwetsbaar voor willekeur. Het onverwacht en eigenhandig uitzetten van Starlink boven Oekraïne door Elon Musk, waardoor Oekraïne zijn militaire communicatiemogelijkheden ineens kwijt was in de oorlog met Rusland, blijft daar een onheilspellend voorbeeld van. Ook de democratie wordt getest in de Verenigde Staten. Trump provoceert graag, maar ook bij de democratische instituties, de partijen voorop, wint het opportunisme het te vaak van de regels en principes. We vertrouwen erop dat het goed komt, maar evenwichtig is het nu allerminst. Is de minister dat met ons eens?
Wat is de diagnose van 50PLUS? Ja, er is veel vooruitgang geboekt op het punt van eenwording. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om het Verenigd Koninkrijk nadrukkelijk en hartelijk uit te nodigen om zijn plaats in Brussel weer in te nemen aan de tafel van de EU. Groot-Brittannië en het continent zijn allebei Europa; we horen bij elkaar. Graag een reactie van de minister.
Ik maak mij steeds meer zorgen over onze slagvaardigheid, niet alleen in militaire zin, maar vooral als het gaat om de vooruitgang in economische en technologische zin. In Brussel en bij vrijwel alle regeringen in Europa duurt de besluitvorming veel te lang, is de ambitie amper zichtbaar en is er bij de afwegingen soms meer ruimte voor emotionele argumenten dan voor inhoudelijke en rationele argumenten. We lopen bij veel ontwikkelingen achter de feiten aan. We zijn meer bezig met het verdelen van de welvaart dan met het verdienen ervan. De moderne massacommunicatie lijkt veeleer emotie te voeden dan analytische diepgang. Milieu en klimaat zijn serieuze zaken, maar emotie mag niet de eerste gids zijn, kennis van zaken en verstandige planvorming wel. De energietransitie, die zeer ingrijpend is, werd amper gestuurd vanuit een gedegen natuurkundige analyse met volwaardige prognoses van de onvermijdelijke groei van de energiebehoefte van bedrijfsleven en huishoudens. Terwijl wij landschappen en de Noordzee volbouwen met windmolens, moeten bedrijven wachten op aansluiting en is er onvoldoende capaciteit om huishoudens te voorzien en datacentra te faciliteren.
Terwijl China de afgelopen jaren de wereld heeft afgestruind naar grondstoffen voor de energietransitie, koos Europa impulsief voor een beleid dat vooral moest worden gevoed door mentaliteitsverandering, een longshot met een onzekere toekomst. En dus concurreert China ons nu van de markt. Ziet de minister dat ook zo? Om de bevolking hier in Europa te imponeren met vooral een zelfkritische aanpak, weigerde Duitsland heroverweging van zijn afscheid van kernenergie. En Elon Musk subsidieerde Tesla met vele honderden miljoenen in Berlijn, terwijl de eigen auto-industrie in Duitsland in grote crisis verkeert. Een oud-Nederlands gezegde luidt: al te goed is buurmans gek. Misschien dat dit spreekwoord bij de formatie bovenaan elk hoofdstuk kan worden gebruikt.
Voorzitter, tot slot. Een beetje minder bestuurlijke drukte en een wat zwaarder accent op economische effectiviteit zou mijn fractie op prijs stellen, zeker in deze tijden van grote veranderingen. Deel 3 van ons boek is nog lang niet af en behoeft alle aandacht, net als de komende, ingewikkelde formatie. Wat kan wel, is dan de grote vraag. Mijn fractie wacht de antwoorden van de minister met grote belangstelling af.
De voorzitter:
Ik dank u wel.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering tot 13.30 uur, waarna we verdergaan met de eerste termijn van de kant van de Kamer.
De vergadering wordt van 12.07 uur tot 13.30 uur geschorst.
Aan de orde is de herdenking van de heer mr. ir. H. Heijne Makkreel (VVD).
De voorzitter:
Aan de orde is de herdenking van de heer mr. ir. Heijne Makkreel. Ik verzoek de leden en alle overige aanwezigen in de zaal en op de publieke tribune die daartoe in de gelegenheid zijn, te gaan staan.
Collega's, wij hebben de goede gewoonte om de oud-leden die ons zijn ontvallen hier te herdenken. Vandaag herdenken wij Henk Heijne Makkreel, die op 24 juli is overleden, een week voor zijn 94ste verjaardag. Hij was ruim 22 jaar lid van de Eerste Kamer: van 29 maart 1977 tot 8 juni 1999, waarvan acht jaar tweede ondervoorzitter en twee jaar eerste ondervoorzitter. Ik heet ook zijn familie van harte welkom bij deze herdenking.
Hendrik Heijne Makkreel werd op 30 juli 1931 geboren in Rotterdam. Hij studeerde vliegtuigbouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft en op latere leeftijd burgerlijk recht aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij werkte zes jaar als ingenieur bij Fokker en twintig jaar als docent vliegtuigbouwkunde aan de Hogere Technische School in Haarlem. Tegelijkertijd rondde hij in de jaren zeventig de studie Nederlands recht af en werd hij rechter-plaatsvervanger bij de arrondissementsrechtbank in Haarlem. Dat zou hij tot zijn 70ste blijven doen, de pensioenleeftijd van rechters.
Eind jaren vijftig werd hij actief voor de JOVD, waar hij ook zijn vrouw Fietje ontmoette. In 1970 werd hij namens de VVD gekozen als lid van Provinciale Staten van Noord-Holland. Dat bleef hij tot hij zeven jaar later lid van de Eerste Kamer werd. Hier hield hij zich onder meer bezig met verkeer en waterstaat, onderwijs, justitie en Antilliaanse zaken, onderwerpen die bijna allemaal duidelijk terug te voeren zijn op zijn kennis en ervaring als ingenieur, docent en jurist. Alleen Antilliaanse zaken kwamen daar pas in de Eerste Kamer bij, maar ze wekten meteen zijn warme belangstelling.
De meeste bekendheid kreeg hij bij de behandeling van het correctief referendum. Zijn betrokkenheid bij de Nacht van Wiegel in 1999 onderstreepte zijn toewijding aan constitutionele principes. Heijne Makkreel was destijds een van de vier VVD-senatoren die bij de eerste lezing van de grondwetsherziening tegen en bij de tweede lezing vóór het correctief referendum stemde, het laatste om een kabinetscrisis te voorkomen.
Met grote vasthoudendheid kon Heijne Makkreel zijn stellingen verdedigen, met oog voor detail. Hij kenmerkte zich ook door een goed gevoel voor humor en een gulle lach. Heijne Makkreel noemde de Eerste Kamer in Vrij Nederland "een soort club. Ook in de persoonlijke sfeer zijn we een bijzonder goed optrekkend gezelschap."
Als lid van de Huishoudelijke Commissie — dat is nu het College van Voorzitter en Ondervoorzitters — zette hij zich in voor de digitalisering van de Kamer. Bij zijn afscheid van de Kamer zei hij dat op dit punt "enig licht gloort aan de horizon". Hij noemde de instelling van het Centraal Informatie Punt, pc's op de factiekamers én een eigen internetsite. Zijn enige wens was nog dat leden op hun pc-scherm zouden kunnen zien wat er aan nieuwe informatie beschikbaar was, dat zij zouden kunnen oproepen wat zij daarvan zouden willen zien en dat zij op papier alleen datgene zouden krijgen wat zij zelf opvroegen. Dat zou niet lang meer duren, maar hij zou het als senator niet meer meemaken. Dat ervoer hij "als Mozes die het beloofde land niet meer mag binnengaan."
Henk Heijne Makkreel was deskundig parlementariër en jurist. Zijn juridische blik en zijn streven naar zorgvuldigheid en rechtvaardigheid maakten hem tot een gewaardeerd lid van de rechterlijke macht. Of zoals EW Magazine schreef bij zijn overlijden: "een rustige rechter met vlieguren in de Haagse politiek".
Dat ons respect voor zijn persoon en zijn verdiensten voor de samenleving en de Nederlandse parlementaire democratie tot steun mag zijn voor zijn familie en vrienden.
Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.
(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik nodig u uit om de condoleances over te brengen aan de familie. Wij gaan rond 13.45 uur verder met de stemmingen. Let u daarbij op de stemmingsbel.
De vergadering wordt van 13.36 uur tot 13.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. De vastgestelde notulen van de plenaire vergadering van 28 oktober 2025 liggen ter inzage bij de Griffie. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich hiermee heeft verenigd.
Daarnaast ligt een lijst bij de Griffie ter inzage met door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstellen en de commissies waaraan ik deze wetsvoorstellen heb toegewezen.
Ingekomen is een beschikking van de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal houdende aanwijzing van het Eerste Kamerlid Straus tot plaatsvervangend vertegenwoordiger in de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.
Stemming Initiatiefvoorstel-De Hoop en Olger van Dijk Wet provinciale inbesteding vervoerconcessies
Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van de leden De Hoop en Olger van Dijk tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met het mogelijk maken van provinciale inbesteding van openbaar vervoerconcessies (Wet provinciale inbesteding vervoerconcessies) (36569).
(Zie vergadering van 28 oktober 2025.)
De voorzitter:
Thans zijn aan de orde de stemmingen. Ik heet de leden De Hoop en Van Dijk, die namens de Tweede Kamer bij de stemming over het initiatiefvoorstel aanwezig zijn, en de minister van Buitenlandse Zaken, die namens de regering bij de stemmingen aanwezig is, nogmaals van harte welkom.
Hebben voldoende leden de presentielijst getekend? Dat is het geval.
Dan stemmen wij allereerst over het wetsvoorstel 36569, Voorstel van wet van de leden De Hoop en Olger van Dijk tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met het mogelijk maken van provinciale inbesteding van openbaar vervoerconcessies, kort gezegd: de Wet provinciale inbesteding vervoerconcessies. Wenst een van de leden een stemverklaring over het wetsvoorstel af te leggen? Dat is het geval. De heer Dessing.
De heer Dessing i (FVD):
Voorzitter, dank u wel. Ondanks dat wij als fractie vinden dat dit instrument niet de ultieme oplossing is voor de problemen die zich voordoen in het regionale openbaar vervoer, vinden wij het het toch waard om dit instrument toe te voegen aan de gereedschapskist. Daarom zullen wij voor dit wetsvoorstel stemmen.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Van Langen.
Mevrouw Van Langen-Visbeek i (BBB):
Dank u wel, voorzitter. De fractie van de BBB zal voor het initiatiefvoorstel stemmen en voor alle moties, omdat wij vinden dat het openbaar vervoer in de regio alle steun verdient.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Wenst een van de andere leden een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, het CDA, Volt, de PVV, FVD, de SP, de PvdD, de ChristenUnie, BBB, 50PLUS, Fractie-Walenkamp en Fractie-Van de Sanden voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de VVD en JA21 ertegen, zodat het is aanvaard.
Stemmingen moties Initiatiefvoorstel-De Hoop en Olger van Dijk Wet provinciale inbesteding vervoerconcessies
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet Voorstel van wet van de leden De Hoop en Olger van Dijk tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met het mogelijk maken van provinciale inbesteding van openbaar vervoerconcessies (Wet provinciale inbesteding vervoerconcessies),
te weten:
-
-de motie-Van Langen-Visbeek c.s. over aandacht voor knelpunten bij oprichting provinciaal vervoerbedrijf (36569, letter D);
-
-de motie-Van Langen-Visbeek c.s. over extra vormen van waardering voor vrijwilligers (36569, letter E);
-
-de motie-Dessing over versoepelen of schrappen van elektrificatie-eisen voor verdwijnende buslijnen (36569, letter F).
(Zie vergadering van 28 oktober 2025.)
De voorzitter:
Dan stemmen wij over de motie 36569, letter D, de motie van het lid Van Langen-Visbeek c.s. over aandacht voor knelpunten bij oprichting provinciaal vervoerbedrijf. Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? Dat is niet het geval.
In stemming komt de motie-Van Langen-Visbeek c.s. (36569, letter D).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van OPNL, FVD, de SP, de PvdD, BBB, Fractie-Walenkamp en Fractie-Van de Sanden voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, het CDA, Volt, de PVV, de VVD, JA21, de ChristenUnie en 50PLUS ertegen, zodat zij is verworpen.
Dan stemmen wij over de motie 36569, letter E, de motie van het lid Van Langen-Visbeek c.s. over extra vormen van waardering voor vrijwilligers. Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? Dat is het geval.
Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):
De vrijwilligers verdienen alle lof. In de regio wordt streekvervoer soms echt nog door hen gerund. Dat is heel bewonderenswaardig. Tegelijkertijd denken wij wel dat de decentrale overheden beter in staat zijn om ook echt maatwerk te kunnen leveren. Daarom willen we graag daar het primaat laten liggen en gaan wij tegen deze motie stemmen.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Een stemverklaring van de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Dit is typisch een 50PLUS-motie en wij zullen voorstemmen.
De voorzitter:
Ik dank u wel.
In stemming komt de motie-Van Langen-Visbeek c.s. (36569, letter E).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV, FVD, de SP, de PvdD, BBB, 50PLUS, Fractie-Walenkamp en Fractie-Van de Sanden voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, D66, het CDA, Volt, de VVD, JA21 en de ChristenUnie ertegen, zodat zij is verworpen.
Dan stemmen wij ten slotte over de motie 36569, letter F, de motie van het lid Dessing over versoepelen of schrappen van elektrificatie-eisen voor verdwijnende buslijnen. Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? Dat is niet het geval.
In stemming komt de motie-Dessing (36569, letter F).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV, FVD, BBB, 50PLUS, Fractie-Walenkamp en Fractie-Van de Sanden voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, D66, het CDA, Volt, de SP, de PvdD, de VVD, JA21 en de ChristenUnie ertegen, zodat zij is verworpen.
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de stemmingen. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Europese Beschouwingen,
onder verwijzing naar:
- de Staat van de Europese Unie 2025 (36715);
- de themapagina EuropaPoort inzake de Algemene Europese Beschouwingen 2025.
De voorzitter:
Ik verzoek de leden hun plaatsen in te nemen. Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de eerste termijn van de kant van de Kamer in het debat over de Algemene Europese Beschouwingen. Ik geef graag het woord aan mevrouw Nanninga van de fractie JA21.
Mevrouw Nanninga i (JA21):
Voorzitter. Tijdens deze Algemene Europese Beschouwingen zou ik graag twee thema's willen uitlichten: in de eerste plaats het aankomende Europese Migratie- en Asielpact en in de tweede plaats de rechterlijke omgang met het EVRM.
De asieltoestroom naar de Europese Unie is geen zegen van diversiteit, maar een probleem zwanger van nog grotere problemen. We hebben oplossingen nodig om de toestroom te keren, want ook D66 wint alleen maar verkiezingen — waarmee van harte gefeliciteerd, overigens — door eindelijk beperkingen aan de asielstroom aan te kondigen. Edoch het Europese Migratie- en Asielpact is ons inziens niet de oplossing.
Ten eerste. Lidstaten krijgen verplichte solidariteit opgelegd. Onder de AMMR-regeling moeten lidstaten bijdragen aan opvang of financiële bijdragen verrichten wanneer zij zelf minder opvangcapaciteit leveren. Nederland zal dus niet alleen verantwoordelijk zijn voor de eigen instroom, maar ook voor de migratiedruk die elders in Europa ontstaat, hetzij via opname van mensen hetzij via betaling.
Ten tweede. Onze nationale beleidsruimte wordt ingeperkt. Het pact stelt gemeenschappelijke criteria vast voor wie verantwoordelijk is voor een aanvraag en creëert een juridisch kader waardoor nationale soevereiniteit afneemt terwijl het asielprobleem ondertussen niet wordt opgelost. Wij worden weer afhankelijker van een EU die eigenlijk vindt dat zorgen over asielzoekers überhaupt niet serieus te nemen zijn.
Ten derde. Het pact belooft dat secundaire migratie, het doorreizen van asielzoekers van de landen van eerste aankomst naar andere lidstaten, afgeremd wordt. In de praktijk blijft echter de uitvoering onzeker en de capaciteit beperkt. Zolang landen als Italië en Griekenland makkelijk mensen doorlaten en er ook geen sancties zijn, ontstaat er geen afschrikking.
Ten vierde. Het pact zal in de praktijk naar ons oordeel niet werken omdat lidstaten nu al openlijk verklaren dat zij het niet zullen uitvoeren. Polen en Hongarije weigeren deelname. De Poolse premier Tusk zei letterlijk "wij nemen geen enkele migrant op". De Poolse president heeft zelfs een brief gestuurd aan Commissievoorzitter Von der Leyen met de boodschap dat Warschau "niet akkoord gaat met dit pact". In Warschau gingen ook tienduizenden de straat op tegen deze Europese dwang.
De vraag is dus niet alleen of dit pact wenselijk is, maar ook of het überhaupt haalbaar is. Als grote lidstaten bij voorbaat afhaken en de Europese Commissie zelfs bij eerdere schendingen van Dublinregels niet ingreep, waarom zou het dan deze keer anders gaan? Een migratiepact dat door een deel van Europa wordt genegeerd, is geen oplossing; het is een façade.
Voorzitter. Wat we hier zien, is een bureaucratisch raamwerk en geen grenshek. Het pact institutionaliseert niet minder migratie, maar legt alleen een mechanisme vast waarin migratie verdeeld wordt, terwijl de instroom niet wezenlijk beperkt wordt.
Voorzitter. In aanvulling op onze kritiek op het Europese Migratiepact, wil ik ook stilstaan bij een fundamentelere vraag: hoe verhouden wij ons als nationale wetgever nog toch het recht dat buiten onze grenzen wordt gevormd? Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is een groot goed, maar de manier waarop het tegenwoordig wordt uitgelegd, roept terechte vragen op. Dat is niet omdat we het verdrag zelf zouden verwerpen, integendeel, maar omdat de interpretatie ervan steeds verder is opgerekt waardoor nationale ruimte voor beleid en afwegingen wordt verkleind. Wat ooit was bedoeld om burgers te beschermen tegen machtsmisbruik, dreigt nu de democratisch gelegitimeerde besluitvorming zelf te verlammen.
Voorzitter. Dat brengt mij op de scheiding van machten. Die betekent niet dat de politiek haar handen moet afhouden van het recht. Het is aan de wetgever om een rechtsgrond te scheppen, te begrenzen en waar nodig te herzien. In dit huis merk ik soms dat men zich maar al te makkelijk verschuilt achter de rechter, dat men doet alsof het nu eenmaal moet vanwege Straatsburg, Luxemburg, Den Haag. Maar zo werkt onze staatsinrichting natuurlijk niet. Het is juist onze taak om te bepalen binnen welke kaders de rechter opereert, met alle nuances die je daar natuurlijk bij kan bedenken.
Wat me daarbij ook stoort, is de manier waarop iedere vorm van kritiek op de rechterlijke macht tegenwoordig bijna automatisch wordt weggezet als onrechtstatelijk, alsof het stellen van vragen over bevoegdheden, interpretaties of grenzen van rechtspraak gelijkstaat aan minachting voor de rechtsstaat zelf. Hetzelfde geldt voor voorstellen om de Grondwet te wijzigen of te herijken. Er hoeft maar één rechtse politieke partij over te beginnen of de orde van advocaten en half bestuurlijk Nederland begint te roepen dat het ongrondwettig of gevaarlijk is. Maar laten we eerlijk zijn: wij zijn degenen die die discussie mogen voeren; wij zijn het parlement en ook de grondwetgever, in hoogste instantie. Juist daarom is het gezond en noodzakelijk dat we kritisch blijven en dat we dat openlijk kunnen zeggen, zonder dat we direct verdacht worden gemaakt. Dat wegzetten moet ook maar eens stoppen.
Voorzitter. Ik zeg dit met enige zorg, want in dit huis wordt — terecht, denk ik — met ontzag gesproken over rechters, verdragen en adviesorganen, maar het is een beetje veel ontzag. Het oordeelsvermogen van ons als senaat verdwijnt daarmee naar de achtergrond. Een advies van de Raad van State is natuurlijk superwaardevol, absoluut. Maar het is geen openbaring en ook geen wet. Uiteindelijk zijn wij samen met de Tweede Kamer degenen die de Grondwet mede interpreteren, bewaken en zelfs vormgeven. Iedere senator hier en ieder Kamerlid aan de overkant heeft die verantwoordelijkheid. Dat is geen arrogantie of een grote broek aantrekken; dat is gewoon onze taak. Adviezen zijn een hulpmiddel, en geen gebod. Ik wil mijn ambtsgenoten dan ook oproepen die eigen verantwoordelijkheid niet te vergeten en zichzelf weer op waarde te schatten als medewetgever, als hoeder van de constitutionele balans en als instelling die haar gezag niet ontleent aan doorverwijzing naar oordelen van anderen, maar aan haar eigen gezag en overtuiging.
Voorzitter. Ik hoop dat mijn woorden niet worden gehoord als strijdlust, maar als zorg, zorg om het evenwicht tussen recht en politiek en tussen instituties en de mensen die ze dienen. We hebben hier het voorrecht en de plicht om de koers van dit land te wegen en om dat niet aan anderen over te laten.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, mevrouw Nanninga. Ik zie dat er nog een interruptie is van de heer Hartog. Gaat uw gang.
De heer Hartog i (Volt):
Mevrouw Nanninga, gefeliciteerd met de aangekondigde inname van uw zetel in de Tweede Kamer. Mijn vraag is de volgende. U maakte een aantal punten. Ik zal daar op zichzelf niet op ingaan, maar mijn vraag is of u er wel bezwaar tegen heeft om de integriteit van mensen die zetels hebben in de Hoge Colleges van Staat im Frage te stellen omdat ze toevallig lid zijn van een partij. Dat is iets anders dan de adviezen of de rechterlijke uitspraken aanvechten; daar ben ik ook geen voorstander van. Maar bent u wel tegen het aanvallen van de integriteit van mensen omdat ze toevallig een verleden hebben? Ik vraag dat met name uit respect naar onze Tweede Kamer, want daar zitten nu heel veel D66-leden. Voor je het weet, wordt het dan een nepparlement genoemd. Daar moeten we dus een beetje voor uitkijken. Heeft u er dus wel een probleem mee als mensen de integriteit aanvechten?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ik heb geen van deze woorden in de mond genomen. Ik heb het in mijn betoog ook nadrukkelijk gehad over instituties en instanties, en niet over personen. Het moet over de inhoud gaan en over de vorm die we met z'n allen kiezen. Maar ik heb het niet over personen gehad, dus in antwoord op uw vraag: nee, natuurlijk moet het daar niet over gaan.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Kort, om het duidelijker te stellen: dus de samenstelling van de Hoge Colleges van Staat leidt niet tot het stellen van vragen bij de integriteit van die colleges?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ik vind dat je vragen mag stellen over de samenstelling op welke grond dan ook, of het nou de politieke samenstelling is, de samenstelling qua bevolkingsgroepen of de man-vrouwverhouding. Alleen, dat gaat niet om integriteit. Dat is alleen aan de orde als de integriteit ook daadwerkelijk in het geding is. In een hypothetisch geval waarin een lid van een Hoog College van Staat iets niet-integers heeft gedaan, mag dat natuurlijk zeker benoemd worden. Maar ja, ik begrijp niet helemaal waar de heer Hartog naar op zoek is, geloof ik.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik wil natuurlijk deze naar alle waarschijnlijkheid laatste gelegenheid benutten om mevrouw Nanninga te kunnen interrumperen in dit huis. Nogmaals van harte gefeliciteerd met het behalen van uw zetel in de Tweede Kamer. Veel succes ook, trouwens. Ik heb even geluisterd naar uw inbreng over het Europees Migratiepact en de zeer terechte kritiekpunten daarop. Maar is mevrouw Nanninga, van JA21, het met me eens dat als we nu moeten zien dat het Migratiepact naar alle waarschijnlijkheid geen soelaas gaat bieden als de buitengrenzen onvoldoende bewaakt worden, we dan ook moeten kijken naar het bewaken van onze binnengrenzen, onze eigen, Nederlandse grenzen?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dat staat in ons meest recente verkiezingsprogramma.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan zijn we het daarover eens.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ja.
De voorzitter:
Mevrouw Nanninga, was u aan het einde van uw betoog?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ja. Dank u.
De voorzitter:
Dank u zeer. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van der Goot, namens de fractie van OPNL.
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, voorzitter. In 1960 maakte de Benelux het mogelijk dat burgers vrij, zonder grenscontroles, mochten reizen tussen de drie Benelux-landen. Dat betekende destijds een geweldige revolutie. Als gevolg daarvan werden voor de burgers de douanecontroles afgeschaft en vonden paspoortcontroles aan de buitengrenzen van de Benelux-unie plaats. Dat laatste is inmiddels geschiedenis. Immers, 25 jaar later, in 1985, werden op initiatief van de Benelux-unie de autogrenscontroles met Duitsland en Frankrijk opgeheven. Dat was de start van het vrije verkeer op basis van de Schengenovereenkomst, die vandaag al eerder is genoemd. Het Schengenverdrag zelf is inmiddels een groot succes en geldt voor 29 landen: een mooi voorbeeld van zwaan-kleef-aan.
De Benelux-landen waren zich in die jaren terdege bewust van hun voortrekkersrol binnen de Europese Unie. Dat idee, van de Benelux als proeftuin voor de Europese Unie, lijkt daarna wat uit de aandacht te zijn verdwenen. Dat is niet altijd terecht, zoals ik vandaag in mijn bijdrage zal proberen duidelijk te maken.
Voorzitter. Vandaag wil in het kader van de Algemene Europese Beschouwingen namens de OPNL-fractie en als lid van het Benelux-parlement één centraal punt onder de aandacht brengen: de bijzondere positie en het concrete potentieel van de Benelux als motor voor praktische, grensoverschrijdende Europese samenwerking. Ook bespreek ik de vraag waarom wij als Nederland, of meer nog de drie Benelux-landen, hier veel actiever gebruik van kunnen — ja, moeten — maken.
De in 1944 opgerichte Benelux is een soort mini-Europa. Er is een Comité van Ministers. Er is een 49 leden tellend parlement, waarvan 21 leden uit Nederland afkomstig. Er is een eigen Benelux-patentbureau, dat bekendstaat onder de naam Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Ook is er een eigen Benelux-Gerechtshof. Dat laatste is vandaag al door mijn collega Bovens genoemd. Het Benelux-parlement viert morgen zijn 70-jarig bestaan met een symposium in Brussel.
Binnen de EU is de Benelux uniek. Volgens artikel 350 van het EU-Werkingsverdrag kunnen België, Nederland en Luxemburg dieper en sneller samenwerken dan soms op EU-niveau mogelijk is. Dat biedt ruimte om op regionaal niveau vastgelopen dossiers praktisch op te lossen. Zoals onlangs uit de HJ Schoo-lezing van de Belgische premier Bart de Wever bleek, kan de Benelux dienen als een vliegwiel voor Europese integratie en daarnaast als eigen, nuttige samenwerkingsvorm. Secretaris-generaal van de Benelux Frans Weekers noemt de Benelux treffend een "waakvlammetje": klein, maar snel op te laten laaien zodra de Europese machine stopt. De kracht van de Benelux ligt dus niet in grote institutionele stappen, maar in snel en tastbaar handelen, in maatregelen waar juist burgers en bedrijven direct iets van merken. Of zoals De Wever stelt: maak van artikel 350 geen juridisch begrip, maar een motor voor concrete grensoverschrijdende samenwerking.
Wat leren we praktisch van de observaties van Weekers en De Wever? Een aantal kernlessen wil ik hier naar voren halen. In de eerste plaats kent de Benelux verschillende wapenfeiten en tastbare successen, zoals de vernieuwing van het Benelux-politieverdrag in 2018. Dat is vijf jaar later in werking getreden. De politiediensten van de drie landen kunnen sindsdien snel en doeltreffend optreden op elkaars grondgebied. Verder krijgen de politiediensten in specifieke gevallen rechtstreeks toegang tot databanken, zodat ze bijvoorbeeld data kunnen uitwisselen bij gemengde patrouilles in de grensstreken.
Een tweede punt. Begin kleinschalig in de Benelux en zichtbaar, zoals bij de automatische diploma-erkenning voor het hoger onderwijs, waar trouwens de Baltische staten zich inmiddels ook bij hebben aangesloten. Of noem de ruimhartige regels voor emissievrije elektrische vrachtwagens, die door hun batterijen natuurlijk extra zwaar zijn en daardoor een zekere ontheffingsregel moesten hebben.
Het derde punt. Dergelijke voorbeelden illustreren precies hoe concreet de verbeteringen in de Benelux-landen alvast mogelijk zijn op het moment dat EU-brede consensus nog niet in zicht is of de EU geen directe competenties heeft. Zulke zichtbare successen legitimeren samenwerking en creëren momentum om verder te bouwen.
In de vierde plaats. In die zin kan de Benelux fungeren als laboratorium of als proeftuin voor de Europese Unie, net als destijds met de Schengenovereenkomst. Artikel 350 van het EU-Werkingsverdrag biedt de Benelux-landen expliciet de ruimte voor deze innovaties. Een mooi voorbeeld van zo'n belangrijke potentiële rol voor de Benelux illustreert een recent artikel in Het Financieele Dagblad van 15 oktober. De Nederlandse Kamer van Koophandel voor België en Luxemburg, de NKVK, wijst op obstakels wanneer verschillende fiscale regimes en vergunningstrajecten de samenwerking bemoeilijken tussen bedrijven als imec in Leuven en ASML in Veldhoven. De NKVK pleit daarom voor Benelux-oplossingen als sneller alternatief voor Europese trajecten.
Min of meer in verband met die onder bedrijven en werknemers breed gevoelde urgentie nam het Benelux-parlement in maart 2025 een aanbeveling aan om de fiscale behandeling van grenswerkers, als het gaat om flexwerken, beter af te stemmen op de maatregel voor sociale zekerheid en daartoe een Benelux-brede werkgroep in te stellen. Ook pleit het Benelux-parlement voor snelle introductie van een Benelux-brede parkeerkaart voor mensen met een handicap. Het laatste werd door de drie regeringen helaas op de lange baan geschoven in afwachting van de EU-regels.
Tot slot een politieke reflectie. Wie zegt dat de Benelux alleen een springplank naar meer Europa is, mist het punt, de crux en de essentie. Weekers en De Wever wijzen juist op een duale rol. De Benelux kan tegelijk direct nut leveren aan burgers en bedrijven in onze drie landen en daarnaast fungeren als katalysator voor bredere Europese hervormingen. Voor de OPNL-fractie betekent dat geen keuze tussen Benelux-unie of EU, maar het inzetten van de ene schaal om de andere te versterken.
Concreet zouden we daarbij ook moeten denken aan de oprichting van een Benelux-investeringsfonds, zo merkt Frans Weekers op in een interview in het FD van 14 oktober. Zo benutten we de grotere schaal van het Benelux-niveau om de samenwerking op EU-niveau te versterken en kunnen we veel gemakkelijker middelen uit Europese fondsen krijgen, aldus Weekers.
Voorzitter. De mogelijkheden die wij onbenut laten wanneer onze landen artikel 350 van het EU-Werkingsverdrag niet ruimer zouden inzetten, zijn volgens de Belgische premier De Wever zo enorm en cruciaal dat we van hem van artikel 350 van het EU-Werkingsverdrag een slogan zouden mogen maken.
Voorzitter. Ik kom tot mijn vragen aan de minister. Eén. Is de minister bereid om te bevorderen dat in 2026 tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Benelux het initiatief wordt genomen om samen met de andere Benelux-landen de gebruiksmogelijkheden van artikel 350 van het EU-Werkingsverdrag actiever in te zetten, bijvoorbeeld met betrekking tot de aanbevelingen van het Benelux-parlement en daarover een notitie met beide Kamers en het Benelux-parlement te delen? Dan de tweede en laatste vraag. Is de minister daarnaast bereid om in 2026 samen met de andere Benelux-landen de mogelijkheden te verkennen van de oprichting van een investeringsfonds op Benelux-niveau om zo gemakkelijker middelen uit Europese fondsen te verwerven, en de beide Kamers en het Benelux-parlement daarover te informeren?
Voorzitter. Kort gezegd: het is geen keuze tussen Benelux of EU, het gaat om slim gebruik van verschillende schalen. De Benelux-unie is geen vervanging van de Europese Unie, noch is het omgekeerde het geval. Maar de Benelux-unie is wel een nuttige en belangrijke plek om snel beschikkingen of andere maatregelen tot stand te brengen die mensen en bedrijven in onze drie landen direct helpen en die mogelijk later elders in Europa navolging krijgen.
De voorzitter:
Volgens mij is er een interruptie van de heer Dessing.
De heer Dessing i (FVD):
Ik haak even aan op het Benelux-fonds waar OPNL het over heeft. Terwijl ik naar de microfoon liep, hoorde ik al een deel van het antwoord. Waar haalt OPNL de legitimiteit vandaan om zo'n fonds op te richten? De heer Van der Goot zegt "de Benelux is niet gelijk aan de EU". Dat klopt, want de EU kunnen wij kiezen. Wij kiezen voor Europa, maar wij kiezen niet voor de Benelux. Waar komt dat geld vandaan, wat is de effectiviteit van dat geld, wat gaan we daarmee doen en wie moet het betalen? Kan de heer Van der Goot daar iets meer toelichting op geven?
De heer Van der Goot (OPNL):
Allereerst ben ik heel erg blij met de vraag van collega Dessing. De werking van de Benelux-unie is namelijk een andere dan de werking van de Europese Unie. Als drie landen met elkaar besluiten tot het instellen van zo'n Benelux-investeringsfonds, dan ga ik ervan uit dat dat uiteraard ook gelegitimeerd is door de parlementen van die drie landen. Het is dus niet zo dat de Europese Unie met een investeringsfonds komt. Nee, het zijn de regeringen van de drie landen. Die kunnen zelf besluiten tot de oprichting van een Benelux-investeringsfonds.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Dessing.
De heer Dessing (FVD):
Dan heb ik een vervolgvraag. Dan praten we eigenlijk over een soort NRA; dat is ook een niet-gekozen body waar de belastingbetaler, die dit uiteindelijk moet gaan betalen, niet zelf direct voor gekozen heeft. Waar haalt OPNL de legitimiteit vandaan om de Benelux die status, die signatuur en die eigen begroting aan te rekenen?
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik denk dat ik bij deze vraag in een soort van herhaling ga vervallen, want het zijn de drie regeringen die samen tot dat besluit komen, en die drie regeringen zullen daarvoor ook legitimatie zoeken in hun eigen nationale parlementen. Daar ligt dus de legitimiteit.
De voorzitter:
Tot slot de heer Dessing.
De heer Dessing (FVD):
Dan kijkt onze fractie daar toch wat anders tegenaan, laat dat gezegd zijn. Dank u wel.
De voorzitter:
Meneer Van der Goot, komt u tot een afronding?
De heer Van der Goot (OPNL):
Bijna, voorzitter. Kortom, onderhoud en koester het waakvlammetje van de Benelux. Steek het niet aan uit sentiment, maar doelgericht. Dan warmt het op, geeft het licht en blaast het mogelijk ook Europa weer wat harder aan.
Voorzitter. Hiermee ben ik aan het einde van mijn bijdrage gekomen. Ik kijk uit naar de antwoorden van de minister. Afhankelijk van het antwoord overweeg ik samen met collega Bovens nog een motie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Van der Goot. De volgende spreker van de kant van de Kamer is de heer Walenkamp. De heer Walenkamp heeft het woord.
De heer Walenkamp i (Fractie-Walenkamp):
Dank, voorzitter. Europa is ziek. De patiënt Europa — in de Griekse klassieke oudheid oorspronkelijk een mooie, vruchtbare dame — heeft meerdere kwalen. Is zij nog vruchtbaar? Wie kent haar broer Kadmos nog? Laten we ons best doen om de zieke oude dame Europa weer gezond te maken en haar bondgenoot Kadmos te hervinden. Het begon zo mooi, 80 jaar geleden, toen WO II eindigde. Samenwerking startte, maar is inmiddels een marmeren moloch geworden. Dat kan anders, dat moet beter en zeker democratischer.
Prioriteit één: vrede en veiligheid. Dat leidt als het goed is tot geluk, vrijheid en voorspoed. Het begon met de EGKS en het moet niet meer worden. Meer investeren in Frontex is nodig. In Nederland ging in 2010 1% bruto nationaal product naar defensie, nu de NAVO-norm van 2%. Dat gaat binnenkort naar 3,5% sec voor defensie en daarnaast 1,5% voor defensiegerelateerde investeringen. Een goede zaak. Deelt het kabinet de visie van onze fractie dat de WEU, de schone slaapster, geen groot succes was? Hoe gaat het kabinet dat anders en beter insteken?
Een EU-leger klinkt leuk, maar Nederlandse militairen die onder een Griekse kolonel functioneren of onder een Finse sergeant, dat wordt toch wat lastig. Wij zien uit naar goede uitleg van het kabinet hierover.
De heer Hartog i (Volt):
Dat triggert mij natuurlijk wel een beetje, want wij hebben onze onafhankelijkheid als Nederland verworven door Utrechtse militairen die onder Hollandse leiding met Spanjaarden aan het vechten waren. Dus waarom zou dat nu niet kunnen met landen die in één Europese Unie zitten en die samen de strijd moeten aangaan met een hele grote tegenstander? Hoezo moet je dat dan opknippen in kleine stukjes? Zijn 50 kleine legertjes echt beter dat één daadwerkelijk groot leger?
De heer Walenkamp (Fractie-Walenkamp):
Dank aan Volt voor de belangstellende vraag. Als het aan ons ligt, is de primaire taak van het Nederlandse leger de soevereiniteit van het eigen grondgebied verdedigen en ten tweede de NAVO en daaraan gerelateerde taken. Dat moet wel functioneel blijven. Van Nederlandse militairen mag je verwachten dat men Engels spreekt, maar Grieks en Fins lijken me lastig worden. Ik zou eerder pleiten voor een systeem waarin een specialisme per legereenheid plaatsvindt en Nederland bijvoorbeeld mijnenvegers levert en een ander leger de vliegdekschepen. Je moet dus wel structureel goed samenwerken, maar een gemixte compagnie van 50 soorten lijkt me erg onpraktisch worden.
De voorzitter:
De heer Hartog met een vervolgvraag. Ik breng de collega's in herinnering dat we hier spreken over de Algemene Europese Beschouwingen.
De heer Hartog (Volt):
Daarom stel ik ook de vragen over het Europese leger, waar de heer Walenkamp aan refereerde. Het is dus relevant, denk ik, voor deze discussie. Mijn probleem is dit. Ik vind het niet echt prettig dat er een beetje denigrerend wordt gesproken over allerlei mengvormen. Dat vind ik de heer Walenkamp ook onwaardig. Het gaat mij om het volgende. Hij heeft het over soevereiniteit. We hebben dat wel meegemaakt. Nederlandse operaties, waar dan ook ter wereld, hebben luchtsteun nodig. Die kunnen wij niet leveren, maar anderen wel. Ik vind het prima om soeverein te zijn, maar dan word je soeverein afgeslacht. Is dat wat de heer Walenkamp voorstelt?
De heer Walenkamp (Fractie-Walenkamp):
Samenwerking: ja, maar wel onder eigen militair gezag en goed afgestemd.
Als het goed is, meneer de voorzitter, vervolg ik nu mijn betoog.
De voorzitter:
Nou, als u me daartoe uitnodigt, geef ik u graag de gelegenheid.
De heer Walenkamp (Fractie-Walenkamp):
Tweede prioriteit: een gezonde economie. Dat was de tweede poot waarop de Europese samenwerking startte, en veel meer had het niet moeten worden. Een sterk Europa is nodig. Europa moet mijns inziens afslanken; en dan moet u niet te veel naar mij kijken. Twee vergaderlocaties van de Europese Unie, Brussel en Straatsburg: daar moet de EU echt afslanken. Ziet de regering dat ook? Wat gaat u aan deze dubbele hoofdsteden doen qua lobby?
Derde prioriteit: Europa als waardegemeenschap. Dat is wel degelijk van belang: vrij verkeer van mensen, goederen en diensten, educatie, cultuur. Het Europees Parlement moet mijns inziens meer bevoegdheden krijgen ten koste van de Europese Commissie, die indirecte macht heeft. Graag uw reflectie hierop.
Ten vierde: voedselzekerheid. Nederland heeft voor veel minder producten een beveiligde status aangevraagd dan de meeste andere landen, bijvoorbeeld Frankrijk en Italië. Denk bijvoorbeeld aan soorten kaas. Is het kabinet bereid per provincie — ik doe maar even een concreet voorstel — drie tot vijf unieke, significante culturele tradities in kaart te brengen, één om de regionale cultuur, tradities en gemeenschappen te steunen — ik kan er zo een paar noemen in Zuid-Limburg — en daarmee ook de economie te steunen? Volgens mij is het ook een vorm van waardegemeenschap dat we die diversiteit waarderen. Graag de reflectie van de minister hierop.
Vijfde prioriteit: energiezekerheid. Ben je voor een goed milieu, dan ben je voor kernenergie, riep ik al in de jaren tachtig. Sinds 23 oktober 2025 is er helaas een Europees verbod op Russisch vloeibaar gas, lng. Daar moeten we eens even goed over nadenken. De afgelopen jaren heeft Nederland daar veel profijt van gehad. De vraag is of je al die contracten met Russische leveranciers moet stopzetten binnen zes maanden, wat wel de afspraak is. Mitigerende maatregelen zijn nodig. Graag uw reflectie hierop, vooral omdat we weten dat de gewone, arme Rus daar de dupe van wordt. Ik kom daar zo op terug.
Zesde prioriteit: klimaatrealisme. Nederland hanteert strengere regels, onder andere voor CO2-verbrandingsmotoren, dan buurlanden. Daarmee wordt onze eigen economie benadeeld. Het is oneerlijke concurrentie. Wat gaat de minister hieraan doen?
Zevende prioriteit: er komt als het goed is binnen afzienbare tijd een nieuw pact voor een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid. 40 jaar geleden werd het Schengenakkoord geboren. Dat is nodig aan een strenge evaluatie toe op basis van strikte criteria, juist om de echte vluchtelingen — en die mensen hebben we — ook op te blijven vangen. Ik wil dat benadrukken. Dat moeten we doen, of we nou christen zijn of gewoon humaan, mens. Echte vluchtelingen zijn er. Een ander loket voor de mensen die eventueel tijdelijk hier of binnen de Europese Unie komen werken, met andere rechten: prima. Ik heb het dus over een soort drie- of vierlokettenbeleid. Geachte minister, vraag ik via de voorzitter, zou het niet een idee zijn om dat wat beter uit te werken en ook de kansen daarvan te zien? Nederland is vaak het braafste jongetje van de klas geweest. Daarmee worden Nederland en de Nederlandse economie vaak benadeeld.
Dan het achtste punt: subsidiariteit. Zo veel mogelijk en zo lokaal mogelijk. We moeten niet alles in Europa willen doen. Als men in Hongarije of Polen, op een democratisch gekozen wijze dingen anders doet, vraag ik me echt af of wij ons in het Europees Parlement — ik doel op onze vertegenwoordigers — over specifieke kwesties in Hongarije of Polen druk moeten maken. Ik zal maar zeggen: schoenmaker, blijf bij je leest.
Dan het negende punt: financiën. Denk aan het Meerjarig Financieel Kader, het MFK. 1,26% naar 1,75% van het bruto nationaal inkomen; het is al genoemd. Het gaat om een totaal van 875 miljard euro. Gezien de tijd volg ik de vragen van de VVD in dezen. Nederland krijgt nauwelijks 1%. De Scandinavische landen, met minder inwoners en minder problemen, krijgen meer. Is de lobby van Nederland wel goed genoeg? Ik ken twee mensen die bij het Europees Parlement werken. Daarvan krijg ik toch weleens de vraag — de vraag is of dat de twee beste lobbyisten zijn — of Nederland wel goed genoeg lobbyt. Hebben we daar wel genoeg mensen zitten, in absoluut en kwalitatief perspectief?
Dan het tweede element van financiën. Voorstellen in Europees verband zijn gedaan om Russische tegoeden te bevriezen. Het gaat om 141 miljard euro. Het merendeel daarvan staat op rekeningen van banken in België. Vervolgens mag België dat oplossen. Is dat wel zo handig? Rusland tergen — ik heb geen enkel belang in Rusland — hun handel zo tegenwerken en de eigen bevolking zo benadelen, brengt grote risico's met zich mee. Begrijpt u mij goed? Direct na de Eerste Wereldoorlog kreeg Duitsland zeer zware straffen opgelegd. Dat was een financiële strop. Dat was de voedingsbodem voor de crisis in de jaren dertig. Daarna volgde de verschrikkelijke Tweede Wereldoorlog. Akkoord dat je wat moet doen, maar is dit nou de beste methode om Rusland bij de les te houden en te krijgen? Ik vraag het me werkelijk af. Graag een reflectie van het kabinet, van de minister.
Rusland wordt ook in Nederland gestraft door de huidige Nederlandse regering. Zo mag de Russische ambassade slechts vijf of zes — ik hoor twee verschillende versies — diplomaten handhaven, terwijl soortgelijke landen tientallen diplomaten mogen huisvesten in Nederland. Dit zorgt voor een groot risico, juist in tijden van grote crisis en oorlog, die we nu hebben, hic et nunc. Doen wij er verstandig aan serieus on speaking terms te blijven met vermeende tegenstanders en de culturele uitwisseling, de onderwijskundige uitwisseling met Russen, gewone Russen, gewone Russische burgers, in stand te houden? Een boycot van bijvoorbeeld een Russische dirigent hier is dan ook geen goed idee. Graag uw reflectie hierop. En als u het er niet mee eens bent, wat moeten we dan wel doen om die goede band, die positieve connectie te behouden?
Dan het vierde punt bij financiën: geen eurobonds. Sommige politici doen voorstellen om leningen voor andere landen over te nemen. Dat heeft veel nadelen. De vraag is of Nederland daarover goed lobbyt, laverend tussen Scylla en Charybdis. Wat betreft de uitbreiding van de Europese Unie: als het maar voldoet aan de vaste criteria, de Kopenhagencriteria, en ook geografisch echt Europa is.
Ik begon al met Kadmos en Europa. Europa was in de Griekse oudheid een mooie dame. Ze werd ontvoerd. Zo is ook ons huidige Europa, geboren vlak na WO II, ontvoerd. Het huidige goede zuiverideaal is deels verdwenen en dit moet worden hersteld. Europa, in het Semitisch Oudgrieks "avond" — vandaar "avondland" — en Kadmos, "ochtend", horen samen. Zonder ochtend geen avond. Laten we Kadmos zoeken en hervinden. Europa en Kadmos horen bij elkaar. Hervind de held Kadmos, die ons het alfabet schonk. Woorden geven communicatie. Laat het gezonde Europa weer herboren worden.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Walenkamp. Dan geef ik het woord aan de heer Van de Sanden.