Verslag van de vergadering van 2 december 2025 (2025/2026 nr. 10)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 10.35 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Baumgarten i (JA21):
Voorzitter. Bij dit wetsvoorstel bekruipt ons dezelfde indruk als bij eerdere klimaatwetgeving. Zodra klimaatdoelen op tafel liggen, lijkt de positie van de burger duidelijk ondergeschikt. Dromen worden niet gehinderd door realiteitszin, maar gaan wel ten koste van burger en bedrijfsleven.
Zo is het helaas ook met de Wet collectieve warmte, waarin keuzevrijheid of maatwerk moet wijken voor een zwaar collectief systeem met warmtemonopolies als norm. Met termen als "aansluitrecht" wordt een vriendelijke indruk gewekt, maar in de praktijk is de keuze voor bewoners uiterst beperkt. Warmtekavels, lange aanwijzingsperioden en beperkte alternatieven zorgen ervoor dat bewoners nauwelijks invloed hebben op hun warmtevoorziening. Een dergelijk model is geen recept voor draagvlak. Dit wetsvoorstel hangt namelijk nauw samen met de inmiddels aangenomen Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie, de Wgiw, die het college van B en W in de gemeentes de bevoegdheid geeft om gebieden aan te wijzen die binnen een termijn van acht jaar van gas moeten overgaan op alternatieven.
Dat brengt mij al bij de eerste vraag aan de minister: hoe wordt onder de Wcw de keuzevrijheid van wijkbewoners geborgd wanneer een aangewezen gebied móét overstappen op een alternatief en duurzaam warmtesysteem zoals een warmtenet? Hoe wordt ervoor gezorgd dat bij het aansluiten van woningen op een collectief warmtesysteem niet dezelfde fouten worden gemaakt die we kennen van de huidige stadsverwarmingen? Uit bijvoorbeeld Amsterdam weten we dat de animo voor stadswarmte sterk is teruggelopen wegens de hoge kosten.
Warmtenetten zijn alleen houdbaar wanneer een groot deel van de huishoudens meedoet. Het wetsvoorstel noemt de 60% norm, maar pakt het onderliggende vollooprisico niet wezenlijk aan. Als een wijk die grens niet haalt, worden de vaste kosten simpelweg verdeeld over een kleinere groep. Dat betekent hogere tarieven voor de huishoudens die meedoen. De Raad van State en de ACM hebben bovendien meerdere keren aangegeven dat bestaande warmtenetten regelmatig kampen met lage rendementen en dat nieuwe netten financieel kwetsbaar zijn. De risico's worden daarmee vooral doorgeschoven naar bewoners en publieke budgetten. Publieke partijen krijgen immers het meerderheidsbelang. Dat is geen robuust financieringsmodel en het is in dat licht zelfs omineus dat grote energiebedrijven, waaronder Eneco en Vattenfall, niet willen investeren in warmtenetten en ze bij voorkeur zelfs van de hand willen doen. Wat is volgens de minister de reden dat grote energieleveranciers geen heil zien in de aanleg en exploitatie van warmtenetten?
In de beantwoording van onze vragen lezen we in ieder geval dat er in drie fases wordt toegewerkt naar kostengebaseerde maximale tarieven. Dat klinkt vanuit het belang van de consument tot op zekere hoogte sympathiek, maar is het maximeren van tarieven niet juist de dood in de pot voor een gezonde exploitatie van warmtenetten en het investeren hierin? Immers, warmtenetexploitanten worden geacht niet of nauwelijks winst te maken. Ik verneem bijzonder graag hoe de minister dit recht weet te praten.
Daar komt de eerder aangehaalde impliciete aansluitingsplicht nog eens bij. Formeel blijft aansluiten vrijwillig, maar in de praktijk ontstaat er bij lage deelname een enorme druk op achterblijvers. Gemeenten, woningcorporaties, verenigingen van eigenaren en buurtgroepen hebben immers allemaal belang bij voldoende deelname om het net betaalbaar te houden. Bij woningcorporaties speelt ook nog de eis dat 70% van de huurders akkoord moet gaan voordat er überhaupt kan worden aangesloten. Dat zet bewoners al snel in de positie waarin vrijwillig vooral theoretisch is en sociale of andere druk meer dan denkbeeldig wordt.
Voorzitter. Dat brengt mij tot de volgende vervolgvragen. Wat voor knelpunten ontstaan er voor zowel burgers als gemeenten wanneer in bepaalde wijken minder dan 60% van de huishoudens aansluit op het warmtenet? Is het aannemelijk dat een gemeente in het geval van een inwilligingspercentage van minder dan 60% daadwerkelijk zal besluiten om geen warmtenet aan te sluiten in deze wijken? Hoe wordt geborgd dat bewoners en huurders van woningcorporaties bijvoorbeeld niet onder druk komen te staan om aan te sluiten op een warmtenet?
Het verplichte publieke meerderheidsbelang verdient eveneens aandacht. Volgens het wetsvoorstel moet ten minste 51% van ieder warmtebedrijf in publieke handen zijn. Afgezien van enkele juridische bezwaren — ik noem eens wat: een verplicht meerderheidsbelang is alleen toegestaan wanneer die maatregel non-discriminatoir en absoluut noodzakelijk is — hebben wij grote moeite met deze etatistische politiek. Onze uitgangspunten, die van JA21 dus, zijn helder: het individu gaat voor de staat, de gemeenschap gaat voor de staat, de markt gaat voor de staat. Alleen op die manier kunnen burgers in vrijheid en welvaart leven.
Een verplicht publiek meerderheidsbelang vertrekt vanuit de aanname dat de staat louter door zijn publieke karakter een betere allocatie van middelen en risico's zou realiseren dan vrijemarktwerking of collectieve zelforganisatie. Dat is een discutabele aanname. Publieke meerderheidsbelangen hebben de neiging om investeringsbeslissingen te politiseren, om inefficiënties te stapelen en om een schijnzekerheid te creëren. Als het misgaat, betaalt de belastingbetaler toch wel. Het klassieke probleem van moral hazard is daarmee ingebouwd. Bovendien — ik grijp terug op een eerdere passage in deze toelichting — als bedrijven geacht worden wel te investeren, maar een minderheidsbelang in het vooruitzicht gesteld krijgen, kan iedere ziel bedenken dat dit bedrijf afhaakt. Immers, opdraaien voor kosten terwijl er geknabbeld wordt aan rendement en zeggenschap brengt geen ondernemer in de benen.
Daar komt bij dat het instellen van publieke warmtebedrijven bestuurlijk en organisatorisch zeer complex is, vooral in kleinere gemeenten. Het is bovendien al mogelijk voor gemeenten om gezamenlijk een regionaal warmtebedrijf op te richten, maar met de inwerkingtreding van de Wcw zal ook een regionaal warmtebedrijf moeten voldoen aan het publieke meerderheidsbelang. Daarmee ontstaat een constructie waarin meerdere colleges van B en W en mogelijk Gedeputeerde Staten gezamenlijk aandeelhouder worden en het warmtebedrijf gezamenlijk gaan besturen.
Daarom heb ik nog twee aanvullende vragen aan de minister. Hoe wordt binnen een regionaal warmtebedrijf geborgd dat grotere gemeenten niet een grotere zeggenschap krijgen dan kleinere gemeenten, die minder ambtelijke capaciteit en een kleinere slagkracht hebben, en dat ten gevolge hiervan een scheve verhouding ontstaat in de inspraak en uitvoering van deze warmtepolitiek? Welke mogelijkheden hebben lokale gemeenteraden of resteren er voor hen om hun controlerende taak goed te blijven vervullen wanneer besluiten over een regionaal warmtebedrijf worden genomen door colleges van B en W die gezamenlijk en namens meerdere gemeenten als aandeelhouder optreden? Voor mijn fractie is niet duidelijk waarom een verplicht publiek meerderheidsbelang noodzakelijk is en hoe wordt geborgd dat de publieke sturing die hiermee wordt beoogd daadwerkelijk effectief, uitvoerbaar en controleerbaar blijft. We raken hier aan de kerntoetselementen van dit huis.
Voorzitter, ik rond af. Onze fractie ziet in het wetsvoorstel veel beloften, maar ook uitzonderlijk veel knelpunten. Vrijheid neemt af, risico's worden groter en de nadruk verschuift van draagvlak naar systeemdruk. We hebben daar grote problemen mee. Desondanks zie ik uit naar de antwoorden van de regering.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baumgarten. Dan komen we nu aan bij de heer Holterhues van de fractie van de ChristenUnie.