Plenair Vogels bij behandeling Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden



Verslag van de vergadering van 11 juni 2024 (2023/2024 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Vogels i (VVD):

Dank, voorzitter. Vanaf deze plek wens ik collega Croll beterschap en complimenteer ik collega Griffioen, die, wellicht als vervanger van misschien wel de Frenkie de Jong van de BBB, toch op heel korte termijn die vervanging heeft waargemaakt.

Voorzitter. Dit wetsvoorstel gaat over veiligheid. Veiligheid door effectieve aanpak van criminaliteit. Maar ook veiligheid door het bieden van passende zorg in situaties waarin sprake is van complexe zorgproblematiek die zonder interventie kan leiden tot onveilige situaties voor burgers of onveilige situaties binnen een gebied.

Veiligheid is een belangrijk thema voor mijn partij, de VVD. Gegevensuitwisseling is daarvoor onmiskenbaar een belangrijk instrument en dus noodzakelijk. Vanuit rechtsstatelijk oogpunt gaat het daarbij niet uitsluitend om het recht op bescherming van persoonsgegevens; in deze tijd is ook bestrijding van ernstige en ondermijnende criminaliteit een belangrijke opgave van de overheid. Dat wordt in het algemeen door de Raad van State erkend en ik hoorde collega Talsma het ook al noemen. In het verlengde daarvan redeneert mijn fractie dat van de overheid ook mag worden verwacht dat zij adequaat optreedt in situaties van complexe zorgproblematiek. De proportionaliteit dient in deze context te worden gewogen.

Met verbazing en, zo geef ik ruiterlijk toe, met ergernis constateerde ik dat dit wetsvoorstel al in december 2020 in dit huis is ontvangen. U hoort het goed: in 2020. Collega Van Toorenburg stond er ook al even bij stil. In de ogen van mijn fractie hebben we wel heel erg lang gedaan over de behandeling van dit wetsvoorstel, en dat terwijl het veld erom zit te springen. Het is een oud dilemma: de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit versus de schending van fundamentele rechten zoals privacy. Het is hoog te tijd om op dit punt een knoop door te hakken. We moeten doen wat nodig is om de georganiseerde criminaliteit daadwerkelijk terug te dringen, met oog voor het belang van privacy en een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens.

Het voorliggende wetsvoorstel voorziet in een wettelijke basis voor de verwerking van persoonsgegevens door een viertal samenwerkingsverbanden: het Financieel Expertise Centrum, de Regionale Informatie en Expertise Centra, de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen en de Zorg- en Veiligheidshuizen. Met die wettelijke basis worden knelpunten weggenomen; knelpunten bij de multidisciplinaire aanpak van de georganiseerde criminaliteit en het in kaart brengen van crimineel en onverklaarbaar vermogen en witwas- en fraudeconstructies, knelpunten bij de risico's van inbreuken op de integriteit van het financiële stelsel en knelpunten bij complexe problemen rond personen op het snijvlak van zorg en veiligheid. Stuk voor stuk zijn dit essentiële maatschappelijke vraagstukken.

Het gaat om knelpunten die niet nieuw zijn, want de vier genoemde samenwerkingsverbanden bestaan al jaren en hebben daardoor een bestendig karakter. Zo bestaan de Regionale Informatie en Expertise Centra al sinds 2008, met het ondertekenen van het Bestuurlijk akkoord geïntegreerde decentrale aanpak georganiseerde misdaad. Al die jaren werken de deelnemende organisaties ter bestrijding van de criminaliteit op basis van convenanten samen, zo goed en zo kwaad als dat gaat, omdat sectorale wetgeving onvoldoende rekening houdt met de integrale werkwijze van die samenwerkingsverbanden. Ter illustratie: de Regionale Informatie en Expertise Centra startten destijds met elf convenanten. Daardoor is een praktijk ontstaan die gekenmerkt wordt door versnippering, onvolledigheid en grote complexiteit bij het delen van persoonsgegevens, niet in de laatste plaats vanwege de onduidelijkheid van de grondslag op basis waarvan die gegevensdeling plaatsvindt.

In de ogen van mijn fractie moet er een einde komen aan de juridische onduidelijkheid, de juridische onzekerheid, of gegevensuitwisseling rechtmatig plaatsvindt. De Raad van State bevestigt dat met dit wetsvoorstel op dit punt een belangrijke verbetering plaatsvindt voor de huidige praktijk, namelijk meer rechtszekerheid voor de burger. Daarmee is nut en noodzaak en vooral ook de urgentie van dit wetsvoorstel voor de VVD-fractie een gegeven.

Artikel 10, eerste lid van de Grondwet vereist een wettelijke regeling bij beperkingen van het in dat artikel gewaarborgde recht op privacy. Meer mogelijkheden tot informatiedeling vergen ook deugdelijke waarborgen ter bescherming van die privacy. Het voorliggende wetsvoorstel voorziet daarin, zowel voor het gebruik van de gegevens als voor het toezicht daarop en het afleggen van verantwoording door de samenwerkingsverbanden. Het wetsvoorstel is precies daarom stevig op de schop gegaan na de voorgenomen indiening: van een kaderwet met algemene regels en concretisering en invulling via gedelegeerde wetgeving, AMvB's — dus een ruime reikwijdte en weinig specifiek — naar een voorstel toegespitst op een viertal aangewezen samenwerkingsverbanden, met vermelding van hun afgebakende doelen, deelnemers, activiteiten en categorieën persoonsgegevens die mogen worden verwerkt. Met de wijzigingen is tegemoetgekomen aan substantiële bezwaren van de Raad van State, de Autoriteit Persoonsgegevens en ook het College voor de Rechten van de Mens. Overigens is mijn fractie ook blij dat bij de behandeling in de Tweede Kamer de expliciete grondslag voor het onderling delen van de resultaten van samenwerkingsverbanden met andere samenwerkingsverbanden, op initiatief van de VVD is toegevoegd.

De heer Schalk i (SGP):

Het lijkt uit de woorden van collega Vogels dat er nog maar vier samenwerkingsverbanden zijn, maar het wetsvoorstel geeft ook heel nadrukkelijk aan dat er meerdere samenwerkingsverbanden gecreëerd zouden kunnen worden. Moet dat dan altijd alleen aan fiscaliteit of geld gekoppeld zijn of kan dat ook breder?

Mevrouw Vogels (VVD):

Dank voor de vraag, collega Schalk. De WGS geeft criteria voor het oprichten van nieuwe samenwerkingsverbanden. Volgens mij moet het dan gaan om maatschappelijk relevante vraagstukken, om samenwerkingsverbanden die al bestaan en er moeten juridische knelpunten worden weggenomen.

De heer Schalk (SGP):

Zeker, maar we zien op dit moment in onze samenleving helaas demonstraties waar allerlei figuren aan meedoen. Je zou dan toch moeten gaan kijken of daar misschien mensen tussen zitten die een uitkering hebben of toeslagen krijgen. Er worden in de samenleving immers kosten gemaakt die misschien wel aan hen kunnen worden toegerekend.

Mevrouw Vogels (VVD):

Ik heb toch aan de heer Schalk de vraag via u, voorzitter, naar het verband met de kosten. Ik krijg niet helemaal helder hoe u uw vraag bedoelt.

De heer Schalk (SGP):

Als mensen criminele activiteiten plegen, kost dat geld. Zou je dan ook samenwerkingsverbanden kunnen hebben die bijvoorbeeld universiteiten vragen om informatie te verstrekken over degenen die daaraan hebben meegedaan? Ik zie dat de vraag nog niet helemaal helder is, dus ik ga het nog een keer proberen. Ik zie in de samenleving allerlei criminele activiteiten gebeuren. Dat kan fraude zijn en daarvoor zijn deze vier organisaties, waar het in de wet over gaat, benoemd. Maar je zou toch ook andere criminele activiteiten kunnen zien waarvan je wilt weten wie daarachter zitten en of zij aangepakt kunnen worden? Of is dat voor de VVD, voor mevrouw Vogels, geen begaanbare route?

Mevrouw Vogels (VVD):

Het wordt een stuk helderder. U sluit aan bij de actualiteit. We hebben het Openbaar Ministerie om, samen met de politie, het nodige te doen aan gepleegde strafbare feiten. Deze wet regelt nu de wettelijke grondslag voor deze vier samenwerkingsverbanden. Als er in de toekomst aanleiding is om nieuwe samenwerkingsverbanden op te richten, dan geeft de wet daartoe ook de mogelijkheid. Ik geloof dat — as we speak — er over de reparatiewet in de Tweede Kamer wordt gestemd. Afgelopen zaterdag hebben we in dit huis nog een presentatie gehad van een samenwerkingsverband dat in het leven is geroepen met een convenant in 2022: de Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit. Ik heb aan de directeur van dat samenwerkingsverband de vraag gesteld hoe het met de gegevensuitwisseling gaat. Hij gaf aan dat het op dit moment problematisch is, omdat er geen wettelijke grondslag is.

De voorzitter:

Meneer Schalk …

De heer Schalk (SGP):

De laatste. De laatste.

De voorzitter:

Ja, echt de laatste, want het is een beetje een ander onderwerp dan het wetsvoorstel waar we het over hebben, heb ik de indruk.

De heer Schalk (SGP):

Ik zou zeggen dat we in ieder geval aan het kijken zijn wat voor samenwerkingsverbanden er op dit moment zijn. Ik ben benieuwd of er bredere samenwerkingsverbanden zijn te vormen, en daar gaat mijn vraag over.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Vogels.

Mevrouw Vogels (VVD):

Ik denk dat een reflectie van de minister hier wellicht op zijn plaats is.

Voorzitter, ik ga verder. Mijn fractie is bovendien tevreden met de toezegging van de toenmalige minister van Justitie en Veiligheid van 17 december 2021, bestendigd door de huidige, om de artikelen 3.1 tot en met 3.3 buiten werking te laten en aan te passen met een reparatiewet. Die reparatiewetgeving voorziet erin dat het parlement gaat over aanwijzing van nieuwe samenwerkingsverbanden. Die wet is sinds 13 november 2023 bij de Tweede Kamer aanhangig. Zoals ik al zei, is er volgens mij nu over gestemd in de Tweede Kamer. Wat dat betreft dankt mijn fractie de minister voor haar inspanningen om vaart te maken, want hiermee is het belangrijkste kritiekpunt tegen dit wetsvoorstel in de ogen van mijn fractie weggenomen.

Voorzitter. Is het systeem nu waterdicht en veilig, bijvoorbeeld bij het gebruik van algoritmen en geautomatiseerde gegevensanalyse? Dat is natuurlijk nooit met zekerheid te zeggen, maar mijn fractie apprecieert dat de nodige waarborgen in het wetsvoorstel zijn opgenomen ter voorkoming van discriminatie en ongelijke behandeling. Ik noem in het bijzonder de volgende. Eén. De verplichting tot menselijke tussenkomst bij de verstrekking van een resultaat van geautomatiseerde gegevensanalyse. Twee. Een verbod op algoritmen waarvan de uitkomsten niet navolgbaar en controleerbaar zijn. Drie. De verplichting om op een voor het publiek toegankelijke wijze uitleg te geven over de gehanteerde patronen en indicatoren. Ook is elk samenwerkingsverband verplicht om een contactpersoon aan te wijzen voor betrokkenen.

In dit debat zijn al door andere partijen verschillende vragen gesteld over de uitvoerbaarheid. Die zal ik niet herhalen. In aanvulling daarop heeft mijn fractie nog de volgende vraag. De Raad van State benadrukt dat de wetgever moet kunnen vertrouwen op een kwalitatief goede uitvoeringspraktijk. Ik ben niet de eerste die dat opmerkt vandaag. Die valt of staat met investeringen in de professionaliteit en deskundigheid op de werkvloer, met een cultuur waarin kan en mag worden afgeweken van algoritmische uitkomsten. Mijn vraag aan de minister is of zij kan aangeven op welke wijze dit zal worden geborgd in de uitvoeringspraktijk.

Mijn fractie kijkt uit naar de reactie van de minister. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vogels. Dan is nu het woord aan de heer Schalk.